Zederyke zinnebeelden, vertoont in konstplaten
(1712)–E. Verrijke– Auteursrechtvrij
[pagina 227]
| |
Zy worden tot hun gebruik bewaart.BEwaar de pylen van uw kragten,
Bedwing 't begeerelyk gemoed,
Zo yverig na de eer en 't goed.
Je moet de wil van God verwagten,
Zo tref je 't doel van eeuwigheit,
Door zyne hand eens toebereid.
MEn moet ook de ontydige heerschende begeerlykheden der menschen inteugelen, hoewel ze met een starken drift worden | |
[pagina 228]
| |
bewoogen, om een eerlyke en pryswaardige daad te bevorderen, op dat ze daar na ter bekwaamer tyt, voordeeliger aangeleid, en met eere mogen bekroont worden. Een voorzigtig boogschutter, met doodelyke pylen gewaapend, schiet, nog verspild dezelve nooit vrugteloos in de lucht; maar bewaard ze tot beter gebruik tegen zyne vyanden, of de ontmoetende wilde dieren, en houd ze zorgvuldig in zyn pylkoker, op dat ze door geen roest of aanrakinge mogen bedorven worden. Al die met een eerlyke eerzucht zyn ingenomen, om de achting van zyn naam te verbreiden, en nochtans ziet dat de tyd, van God bestemt, nog niet verscheenen is, die wagt te recht met een geduldig en vreedzaam gemoed, en bewaart zyn brandende begeerten en kragten tot dat oogenblik, in 't welke dien Opperbestierder hem zal gebieden, dezelve tot zyn glorie te gebruiken. Gebeurd het dan dikwils, dat de dingen niet na onzen wensch vervorderen, zo zal nochtans de als nog agterblyvende gunste Gods, wanneer ze zal hebben gezien, dat de rechte tyd gebooren is, die vertraaginge met te grooter mildadigheit vergoeden, en eindelyk door een gelukkiger uitwerking volbrengen, 't geen wy door een verhaastende begeerte in ons gemoed zo werkzaam hadden bevonden. Maar, indien hy nooit toelaat, dat wy 't einde onzer begeerten erlangen, zo moeten wy gelooven, dat ze tegen den wille Gods zyn geweest, en dat wy ze uit de liefde onzer begeerlykheden en ydele inbeeldingen hadden | |
[pagina 229]
| |
gesmeed: zo als het dan Godt behaagt, of vroeg of laat, of nimmermeer onze begeerten toe te staan, waar door wy eerlyke daaden, en een goede naam tot ons doelwit hebben; 't is altyt noodzakelyk dat wy zyn gunst met een nederig en geduldig herte verwachten, en niet betoonen onwillig bewaard te worden tot het gebruik, waar toe de Goddelyke wille ons, en ons leeven heeft geschikt. |
|