Zederyke zinnebeelden, vertoont in konstplaten
(1712)–E. Verrijke– Auteursrechtvrij
[pagina 199]
| |
Ze is schadelyk en voordeelig.HEt pit der Perzik is gezond;
Maar 't buitenst zoet behaagt de mond.
Het lichaam wil de lust najagen;
De ziel begeerd het eeuwig goed;
ô Heer! versterkt myn zwak gemoed:
Zo leef ik na uw welbehaagen.
DE Perziken in dit land, van een aangename smaak, hebben verscheide eigenschappen: want, terwyl 't uitwendig gedeelte vol | |
[pagina 200]
| |
koud zap de smaak behaagt, zo verzwakt het de maag; maar 't inwendige gedeelte komt de menschelyke zwakheeden te hulp, en verzagt inwendig, door zyn verborgen kragt, het kwaat, 't welk het onmaatig gebruik van 't uitwendige gedeelte aankleefde. Niet kwalyk kan men deze vrucht by 't lichaam en de ziel des mensche vergelyken: want, terwyl ons vleesch, dat uitwendige, ons tot het najaagen der wellusten aanlokt, zo vallen wy, door de schadelyke zoetigheeden der zelve verlokt zynde, in zwaare ongevallen en elenden, die ons door hun fenyn t'eenemaal zouden verderven, indien het inwendige, namentlyk de ziel, ons niet tot het geneesmiddel van een billyk berouw bragt, en, de smarte der misdaden te hulp komende, weder tot de voorige gezontheid herstelde. Hoewel nu deze twee deelen van den mensch met zulke naauwe banden zyn verbonden, zo dat de eene zonder de andere in dit leven niet zou konnen bestaan, zo is de ziel nochtans den Bestierder en Gebieder, die, vermits ze onstervelyk, en by 't beeld Gods is te vergelyken, altyt de dartele natuur wederstaat, en zelf de smet verzacht en verzoet, welke ons van den beginne aankleeft. Wy moeten dan deze alleen gehoorsamen, en ons niet aan 't gebied des lichaams onderwerpen, want dat past de beesten, die niet als den buik en de begeerlykheden tot hun wet hebben; maar dewyl God, die zelf een Geest is, ook van ons met een onbesmet en volkome gemoed wil gediend zyn, en, wy in deze zwakheit levende, | |
[pagina 201]
| |
deze volmaaktheit niet te verwachten hebben, zo moeten wy hem gestadig bidden, dat hy om de verdienste van Jezus Christus, dagelyks ons gemoed wil heiligen, waar door wy de zwakheit onzes lichaams zullen staande houden, en eindelyk, deszelfs vlekken door de dood uitgewist, de hemelsche volmaaktheit verwerven. |
|