Zederyke zinnebeelden, vertoont in konstplaten
(1712)–E. Verrijke– Auteursrechtvrij
[pagina 178]
| |
Van een licht.HEt schoone ligt van heiligheit,
Dat doet alle andere deugden praalen;
Maar dooft dit licht zyn heldere straalen,
Ze leggen in de duisterheit.
ô Licht! wilt my dan niet begeeven,
Je licht alleen na 't eeuwig leven.
NU kom ik tot de voortreffelykste van alle deugden, waar door de andere worden verheerlykt, en zich door hun heldere ligt pry- | |
[pagina 179]
| |
zelyk maaken. Te weeten, de oprechte en ongeschonde heiligheit, de eerste en de waarachtige meestreste aller deugden: want zy is 't, die dezelve altemaal beweegt en aanmoedigt, dat ze tot het uitvoeren van treffelyke dingen, met een heiligen yver bezielt, bekwaam zyn. Want gelyk een kaars, lichtende in een kamer met veel spiegels verçiert, aan ieder der zelve zyn licht mededeeld, en door zyn licht schynende maakt; zo deeld ook de heiligheit al de andere deugden zyn schoonheit meê, op dat ze met meer luister zouden blinken. Want zonder deze is de stantvastigheit vernietigt, ontaard, en veranderd in dwaaze stoutheit, of verwarde halstarrigheit: de vrindschap in een doodelyken haat, of dwaaze liefde: de mildadigheit, in verkwisting of schandelyke gierigheit: de rechtvaardigheit word door te veel toelaatinge bedorven, of maakt zich gehaat door de wreetheit. Want hoe zullen de geenen de rechtvaardigheit wel oeffenen, die haaren oorsprong niet kennen, of onbeschaamdelyk verachten? Wat zullen ze zich met de waarachtige bestendigheit des gemoeds en dapperheit beroemen, die de hemelsche Oppermagt niet hebben aangedaan? Wat zouden ze hun evennaasten een oprechte liefde toedraagen, die de goedertierentheit Godts bespotten? Maar de waarachtige heiligheit bestaat in de oprechtigheit des herte, en verliest de uitneementheit hunner waardigheit, wanneer ze met de zorgvuldige bygeloovigheit, of het uitwendig momaanzicht van een | |
[pagina 180]
| |
ydele Godsdienst word bedekt. Godt is medogend, en, niet onkundig van onze zwakheit zynde, eischt hy niet van ons als een opregt herte, op dat wy in zyn dienst en 't geloove volhardende, met een vaste hoope den prys en loon zyner genade mogen verwachten, welke onzen Verlosser Jezus Christus ons door zyn dood heeft bereid en verworven, die, na dat hy met zyn bloed de rechtvaardige gramschap Gods heeft voldaan, onze ydele verdiensten heeft weg genomen, door dewelke wy, of door vasten, of plegtelyke pynigingen, en ander slag van kastydingen, tot quellinge des lichaams uitgevonden, het Koningryke der hemelen geenzints verwerven. |
|