Zederyke zinnebeelden, vertoont in konstplaten
(1712)–E. Verrijke– Auteursrechtvrij
[pagina 157]
| |
Ze bied zich eenen aan.GOd wil uw hert en anders niet:
Maar dat je 't hem alleen aanbied.
't Geschenk is al te klein van waarde,
Voor 't loon der eeuw'ge zaligheit:
Te strydig met de Godd'lykheit,
Dat wy 't nog deelen zoude aan d'aarde.
NIets heeft een Christen meer te betrachten, als dat hy zyn leven en werken alleenlyk voor Godt tracht aangenaam te maa- | |
[pagina 158]
| |
ken: want die Godt en mensch te gelyk zoekt te behaagen, stelt veeltyts den dienst der menschen, voor die van God. Eenen moeten wy ons herte aanbieden; maar het met geen andere verdeelen; vermits de Goddelyke liefde die verdeeltheit niet kan lyden, maar 't geheele herte begeerd. De Zonnebloem word boven de andere bloemen gepreezen, om dat ze zich alleenlyk na de Zonne keerd, en zulken liefde tot dit hemels licht heeft, dat ze, als 't aardsche verachtende, zich na de zelve omkeerd, en weggaande, volgt. Laat ons insgelyks ons herte ten Heemel richten, aan eenen Godt overgeeven, en zorgvuldig zyn, dat onze liefde alleen op hem mag zien; dat wy al onze werken tot verbreidinge van zyn glory aanleggen, en al 't geene schuwen, dat maar tegen zyn macht en regtvaardigste wille schynt te stryden. Want het gemoed, door de liefde des waerelds afgetrokken, word gemeenlyk met een weêrzin tegen de hemelsche dingen ingenoomen, zoo dat het zich niet meer geduldig aan de Goddelyke wil onderwerpt; en eindelyk door de begeerlykheden der ydelheden word vervoerd. Want deze aardsche liefde is onverzettelyk, ongeduldig en vergramd, als een medevryer tegen den geene, die hem van haar en haare vermaakelykheden wil aftrekken, en beweegen zich geheel aan hem over te geeven. Deze bloem vermaand ons dan maar Eenen te dienen, en onder de | |
[pagina 159]
| |
elenden der duisternissen, stryd tegen ons vleesch, en de veelvuldige aanlokzelen des waerelds, ons alleenelyk tot Godt, ons eenig ligt en leeven te keeren en over te geven. |
|