Zederyke zinnebeelden, vertoont in konstplaten
(1712)–E. Verrijke– Auteursrechtvrij
[pagina 138]
| |
Alles wykt voor hem.DEn blixem dringt door harde steen,
Zo wel als 't weeke water heen.
Wie zou niet voor Gods gramschap vreezen?
Wat mensch ontvlucht zyn wraak en straf?
ô Heer! legt uwen blixem af,
'k Kan anders nergens veilig weezen.
LAat ons de uitwerking van de Goddelyke macht op aarde noch een weinig aanmerken. 't Is bekent, dat de blixemen des he- | |
[pagina 139]
| |
mels, met een zelve kracht, zo wel door de steenen als de wateren dringen, zonder dat haar iets kan weêrhouden. Waarom word je dan zo trots en vermeeten, om dat de Kroon en Scepter u boven uwe onderdaanen verheft? en waarom denk je uw gebied, door de geweldenaryen, straffen en tirannyen, die g' oeffend, aanzienelyk te maaken? Gedenkt dat de Koningen en Koningryken te gelyk in de hand Gods zyn, die de gekroonde hoofden met dezelve lichtigheit ter neder slaat, als de elendigen, die niet als een hut tot hunne wooninge hebben. Dit vermoogen van de Goddelyke macht, al de schepselen zonder onderscheid gebiedende, moet ons herte met vreugde en vertroostinge vervullen, als wy aanmerken, dat wy geen grooter beschermer in onze tegenheden zouden konnen hebben, als den geenen die alles weet, en voor wie niets verborgen is; de herten doorgrond, geen misdaad ongestraft laat, en ons alleenelyk door zyn wil uit de elenden kan verlossen. Hy vreest de tegenstant der menschen niet; dewyl hy 't alleen is die regeerd, en alles bestierd; de voorneemens, welke tegen hem worden genomen, verbreekt; met voorbeeldige straffen bezoekt, die hem onrecht doen; en met een oogenwenk nederwerpt, verheft en vernederd, die 't hem belieft. |
|