Zederyke zinnebeelden, vertoont in konstplaten
(1712)–E. Verrijke– Auteursrechtvrij
[pagina 136]
| |
Wat doet dit klein by 't groote licht?EEn kaars, by 't zonnelicht ontsteeken,
Geeft meerder damp als heldere schyn.
Uw licht, by 't Goddelyk licht geleeken,
Zal t'eenemaal ontluistert zyn.
Wilt dan met uw verstant niet praalen:
't Is maar een vonkje van die straalen.
WAnneer wy dit hoogste, eeuwige, en onveranderlyke Weezen Gods aanmerken, wat willen wy elendigen dan ons ver- | |
[pagina 137]
| |
stand en krachten tegen den Hemel stellen! 't Is even als een kaars op den middag ontsteeken, en tegen de zonne gestelt, welkers geringe vlamme naauwelyks word gezien, en meer damp als licht vertoont. Wanneer wy onze deugd met die van God willen vergelyken, zoo zien wy dat de schaduwe van onze nederigheit en gebrek zich te meer uitbreiden: want de tegenwoordigheit van de Goddelyke zon, met zyn heldere straalen de duisterheit verdryvende, ontdekt de verborge hovaardigheit onzer zinnen, waar mede wy dingen trachten uit te voeren, die God verre boven 't menschelyk vermogen heeft gestelt. Wat wilt gy elendig schepsel, door de smet der zonden bevlekt, met uwen Schepper twisten? 't welk in de geringste onderneemingen veeltyts van krachten word berooft, welkers sterkte zo dikmaals door een gering geval word verbrooken, of door zyn eigen verkeerd oordeel te gronde gaat; en wiens grootste glory, wanneer ze zich op 't schoonst vertoond, als een waterblaas vergaat. Maar Godt den bestierder van alles, die de waereld met de grootste wysheit, onbegrypelyke macht, en onuitspreekelyke goedheit regeerd, zal nooit zyn glory derven, al verging de waereld met al wat 'er in is, om dat hy van de aardsche dingen niet af hangt. |
|