Zederyke zinnebeelden, vertoont in konstplaten
(1712)–E. Verrijke– Auteursrechtvrij
[pagina 133]
| |
't Neemt af, na dat het zich verheft.WAt poogen hier de stervelingen
Gods heiligdommen in te dringen.
Wy zyn te laag, en zy te hoog.
Zoekt in Gods Wet uw plicht te leeren,
Om hem te diene, en te verëeren.
Door 't hemels dringt geen sterflyk oog.
WY zouden dat Almachtig en oneindig Weezen, 't welk door zyn gunst het menschelyk verstand verlicht, alles beweegt, en | |
[pagina 134]
| |
bestierd, van nader by konnen beschouwen, indien dit oneindig Weezen, van de sterffelyke stoffe gescheiden, van de menschelyke zwakheit ergens in kon begreepen worden. Hier komt het van daan, dat wy de hemelsche verborgentheden, door ons oordeel poogende te doorgronden, onze reden zich verliest, op die hemelweg dwaalt, en een tooren gelyk word, die afneemt, na dat ze zich verheft. 't Is dan beter de oogen neder te slaan, en ons oordeel in de beschouwinge der heilige dingen in te toomen, als dezelve door een ydele en vermeete nieuwsgierigheit te willen doorgronden. 't Is ook gevaarelyk nauwkeurig tot de verborgentheden van zo grooten God te willen naderen, dien hy heeft goedgevonden, zo verre van ons te verwyderen. Deze menschen stellen zich voor de wraak bloot, waar mede de Goden (gelyk de oude Dichters verhaalen) de vermeetenheit der Reuzen straften, die, met bergen op bergen te zetten, den hemel wilden bestryden; zy schieten pylen om hoog, die weêr op hen nedervallen; en worden door hun eigen verderf gewaar, dat het is, de Godheit te bestryden, wanneer men de diepe verbogentheden, hem alleen bekend, tracht te ontdekken. Wy moeten de gaven, van God ontfangen, dan beter gebruiken, en alleenlyk aanleggen, om met onderwerpinge en zedigheit, de ondoorgrondelyke voorneemens van God te gelooven, als ze in 't naspeuren der zelve vruchteloos en ongelukkig aan te leggen; en met het pylen | |
[pagina 135]
| |
dezer grondelooze diepte de tyt te verkwisten, die wy tot beter en nutter bezigheeden konden besteeden, en tot den dienst van God, en tot voordeel van onze naasten gebruiken. Laaten wy dan al onze gedachten bezig houden, dat wy God met een waaragtig geloove omhelzen, met een oprecht herte eeren, met nederigheit zyn hoogheit verheffen, zynen wille ons onderwerpen, en zyn geboden in 't beminnen van ons evennaasten vervullen; op dat wy eindelyk, ons op deze nederigheit van ons verstand en onnoozelheit betrouwende, de zielen uit de banden des lichaams verlost, God beter mogen kennen, en ons met de eeuwige belooninge onzer gehoorzaamheit verblyden. |
|