Zederyke zinnebeelden, vertoont in konstplaten
(1712)–E. Verrijke– Auteursrechtvrij
[pagina 124]
| |
Op dat hy 't volbrenge.DIe ziel en lichaam heeft gevoegt,
Is met geen will'ge smert vernoegt.
Geniet de spys en vreugt van 't leven,
Ze voeden 't lichaam en 't gemoed;
Maar denkt altyt op 't hoogste goed,
En houwd uw ziel tot God verheven.
DE Goddelyke goedheit die alles weet, en de zwakheit van de menschelyke natuure kent, heeft de menschen toegelaaten hun | |
[pagina 125]
| |
geest en lichaam, door eerlyke oeffeningen, en vermaakelykheden, te verlustigen. 't Zyn deze verkwikkingen, welke de gezondheit van d'eene en de andere onderhouden: want, hoewel de ziel het edelste deel is, niettemin, voor zo veel ze met het lichaam verbonden is, zo heeft ze deze verkwikkinge van nooden, en is zo wel een deelgenoot van 's lichaams vreugde, als van hun smerte. Deze speelen en vermaakelykheden mishagen God geenzints, vermits hy ons al de dingen, welke tot onze verkwikkinge dienen, niet heeft gegeeven, om 'er ons door bygeloove van te onderhouden, maar om ze met matigheit te gebruiken; en door dat middel te yveriger, en brandende tot zyn dienst, en nutter voor onze naasten te weezen. Want onze zwakheit voorziende, en dat de naauwe verbintenis, tusschen ons lichaam en ziel, ons aan veel zwakheden onderwerpelyk zou maken, zo heeft hy deze verkwikkinge aan ons toegelaten; uit vreze, dat wy, berooft van alle vermakelykheden, ons lichaam met elenden overlaaden, gewis het verderf in de droefheit zou vinden. Daar is dan in deze dingen niet als de misdaad verboden, die 't ongeregelt gebruik, 't welk wy 'er van maaken, volgt: want in zich zelven hebben ze niets kwaats, verre van ons voor 't gevaar der zonden bloot te stellen, wanneer wy 'er ons, als in de tegenwoordigheit, en in de vreeze Gods, ingedraagen. Hierom zyn zoodanige menschen te veragten, die verdwaast, en ingenoomen met een | |
[pagina 126]
| |
verkeerde heiligheit, zonder onderscheit al de zuiverste vermaakelykheden des levens veroordeelen; en den mensch willen beweegen, om zyn tyt met traanen en zuchten te eindigen. Zy merken niet aan, dat men de Zeiworm frisse moerbeziebladeren tot zyn voedzel en vermaak moet geeven, indien men wil dat hy zyn werk volbrenge, en ons die zyde geeft, die de grootsheit der menschen zo waardig schat. |
|