Zederyke zinnebeelden, vertoont in konstplaten
(1712)–E. Verrijke– Auteursrechtvrij
[pagina 58]
| |
Zy word door inwendige beweegingen bestierd.ALs 't binnewerk niet om wil gaan,
Zo blyft de wyzer stille staan.
Wat zal ik nietig mensch beginnen
Met myn natuur? zo zwak en boos!
'k Blyf in de deugden werkeloos,
Zo God my niet beweegd van binnen.
't IS te bekenden waarheit om tegengesproken te worden, dat wy de liefde tot de deugd aan de ingeevingen Gods verschuldigd | |
[pagina 59]
| |
zijn; en dat het door inwendige beweegingen is, waar door hy ons herte treft, dat wy ons zomtyts tot de oeffeninge der godzaligheit begeeven. Hoewel wy dan veeltyts ten einde van moeyelyke onderneemingen komen, en dingen van de uiterste aangelegentheit verrichten, zo bedriegen wy ons, indien wy 'er ons zelven den roem van toeschryven, en de machtige hand niet erkennen, die ons heeft bestierd. Wy moeten bekennen dat wy uit ons zelven niets prys- of roemwaardig konnen doen; dat het de goddelyke gunst is, waar van 't gevolg, en de uitkomst van al onze ontwerpen, af hangt: en dat, hoewel de reden ons leert, dat men de deugd boven de misdaad moet stellen, het nochtans niet als door 't Goddelyke licht is, dat wy ze te recht kennen, en met vermaak oeffenen. Wy zyn hier in de wyzer van een uurwerk gelyk; 't welk geenzints de uuren en minuten zou aanwyzen, indien 't door geen heimelyke werktuigen, door de konst der menschen bestierd, wierd bewoogen en geregeld. Myn God! wanneer ik dan een aanmerking op myn zwakheit maake, zo smeek ik uw Goddelyke barmhertigheit my 't goede in te geeven, 't welk ze wil dat ik zal doen; en dat het haar believe myn gemoed de noodige beweegingen te geeven, om eenig werk te doen, 't welk u aangenaam mag zyn. |
|