Zederyke zinnebeelden, vertoont in konstplaten
(1712)–E. Verrijke– Auteursrechtvrij
[pagina 43]
| |
Hy is 'er boven.DIe hier omlaag 't gevaar bezeft,
En zyn gemoed na boven heft,
Zal in die hoogte veilig weezen.
Geen mensch of waerelds ongeval
Ons daar in 't minste treffen zal.
Zo na by God, is niets te vreezen.
HY verheft zich boven de aarde, die, zyn eigen zwakheit kennende, zich met een vast geloove aan God verbind, en zich alleen | |
[pagina 44]
| |
aan dien bestierder van alle dingen overgeeft, zonder wien geen rust of veiligheit op aarde te vinden is. Wanneer den geloovigen tot dien trap van hoogheit gekomen is, heeft hy niets meer te vreezen: zelfs niet de gevaaren, die de onvermydelykste schynen, als de nyd, de geschillen, bedriegeryen, en de achterklap, die 't vergift der stervelingen zyn. Hy ziet al deze dingen onder zyne voeten, en beschouwd gerustelyken de wolken, daar de stormen en tempeesten worden bereid, om zich vervolgens op de aarde neder te storten. Zodanig is 't dat den Rhee-bok, wanneer hy van de Jaagers word vervolgd, om hem te ontvlugten, op den top der rotzen, en hooge bergen klimt. Daar hy niet zo haast is gekomen, of veragt de vervolging zyner vyanden, en vreest voor de list en wreetheit der nabaffende honden niet. Hy ziet zich daar in een volkome veiligheit, zonder zich voor de hoogte van de lucht, daar hy in verheven is, te ontzetten. |
|