je pas keurig netjes was als je je nergens mee bemoeide. Ze wilden niet zien dat Hitler een gevaarlijke gek was. Ze zeiden: ‘Zo'n vaart loopt het niet.’ Maar dat liep het wel. Hitler, die van Europa één groot Duitsland wilde maken, was de wandelende dood. Hij had alleen nooit zoveel dood en verdriet op zijn geweten kunnen hebben wanneer anderen hem niet geholpen hadden. De meeste mensen hielpen hem door niets te doen, door al die moorden gewoon te laten gebeuren.
Mijn ouders waren niet zo. Vooral mijn moeder niet. Ze was opstandig en driftig. In winkels kon ze nooit haar mond houden. Ze zei altijd openlijk haar mening. Mijn vader was wat rustiger en zei: ‘Wees toch wat voorzichtiger. Straks word je opgepakt en kom je in de gevangenis.’ Mijn moeder wist dat hij gelijk had, maar ze wilde zich niet beheersen. Zoveel onrecht vond ze belangrijker dan zelfbeheersing.
Zo was ze altijd geweest.
Als meisje uit een welvarend christelijk gezin was ze vroeger in opstand gekomen tegen de armoede om haar heen. Tot verdriet van haar ouders liep ze mee in demonstraties van ‘de rooien’, die tegen armoede waren, die vonden dat iedereen gelijke kansen moest hebben.
Ze droeg een gebroken geweertje omdat ze tegen oorlog was. ‘Let maar eens op,’ zei ze later tegen ons. ‘Alle mensen die zo hard roepen dat er oorlog moet komen, hoeven zelf niet te vechten.’
Nu zou je misschien kunnen denken dat mijn ouders echte oorlogshelden zijn geworden, maar dat is niet zo.