Net echt
Wij werden wakker door het geroep van mijn moeder. Het was een uur of vijf. Iedereen was op. De lucht was vol Duitse vliegtuigen. De motoren dreunden of je huis in een machinefabriek stond. Toch was ik door de stem van mijn moeder wakker geschrokken. ‘Je bed uit,’ gilde ze. ‘Het is oorlog!’
We gingen de straat op om naar de vliegtuigen te kijken. Soms waren ze zo dichtbij, dat je in het voorste raam een gezicht zag. Er klonk afweergeschut. Het leek wel of er niemand bang was. Sommige mensen klommen op de daken of stonden in de dakgoot om meer te kunnen zien. Niemand besefte het gevaar.
Wij woonden in Delft en we zouden die dag verhuizen. Overal stonden kisten. Meubels waren opgestapeld, kleden opgerold. We konden nergens wonen.
Dat vond ik niet erg.
Er was zoveel te beleven!
Ik had wel over oorlog gehoord. Ik wist dat mensen dood gingen, gewond raakten, maar deze oorlog vond ik voornamelijk raar. Net of hij niet helemaal echt was.
Ik zat op school in groep zes - toen de vierde klas - en wij hadden een strenge meester. Zo'n man die altijd alles zag, overal straf voor gaf en nooit lachte of driftig werd. Hij woonde tegenover ons. Hij droeg altijd saaie, kleurloze kleren en nu stond hij in een gestreepte pyjama en