Niemand die dacht dat een Vlaming, als Vlaming, iemand was; tenzij een lompe dwaze vlegel. - Zoo wierd hij ook altijd en overal, in alle blijspelen en theatervertooningen, verbeeld en behandeld - door Vlaamsche kinderen, die dat van ouders en meesters afgeleerd hadden.
In het onderwijs was alles Fransch, sprak alles Fransch, leidde alles naar 't Fransch, en werd het Fransch geprezen, geloofd, opgehemeld.
Men bad in 't Fransch.
Men leerde in 't Fransch geschiedenis, aardrijkskunde, mathesis, Latijn, Grieksch, Engelsch, Duitsch, Fransch en ook Vlaamsch! en alzoo kregen, in 't algemeen, de studenten zelfs geen uurken Vlaamsch in het Vlaamsch; noch in 't zesde, noch in 't vijfde, noch in 't vierde, noch in 't derde Latijn.
Wij, halfwege de poësis, mochten Guido Gezelle voor meester hebben. Het was de zee, die door de duinen spoelde!
Daaruit kwam het misprijzen van het Vlaamsch. Ook wierd het Vlaamsch uit het openbaar leven gebannen.
In mijnen jongen tijd waren er, geloove ik, twee, (ik zegge twee) priesters in West-Vlaanderen, die Vlaamsche kaartjes hadden. Zij waren aanzien als aardigaards!
Geen drij die in de spoorhallen zouden, voor 't winket, een reiskaartje gevraagd hebben in 't Vlaamsch. Andere heeren ook niet. Dat was belachelijk en zot.
Alle brieven van fatsoenlijk volk spraken Fransch. De adressen nog meer. Ook nieuwjaarbrieven, doodbrieven, trouw- en doopmaren, uitnoodigingen tot prijsdeelingen en feesten, schoolprogrammas, drijmaandelijksche school-