dag, een stond is het geleden en mijne armen roeren, mijne beenen roeren. O God, O God! Ik voel door geheel mijn lijf eene roering van bloed, eene warmte van bloed, eene kracht van spieren. Ik gevoel mij leven.
Neen, dat is te veel. Dat zal ik niet kunnen dragen. Ik zou sterven. Laat mij slapen, slapen en droomen, droomen dat het een droom is, en ontwaken in de waarheid ervan. Slapen. Ik slape.
Maar ziet: Eene helderheid daalt over mij. Eene klaarheid daalt in mijne oogen en doorstraalt geheel mijn lijf. Kleuren, kleuren en vormen. Ik kenne ze. Ik zie alles: lucht en wolken, aarde en groente, boomen, boomen, boomen en velden, en gewas: de wereld.
Open?.... Zij zijn open. Ik hoore. Ik hoore de klokken luiden. Ik hoore wagens wagenen. Ik hoore de vogelen, de vogelen. Ik hoore menschen; ik hoore menschenstemmen, ik hoore woorden. En zij, de woorden, zij komen op mijne tong; Zij prevelen in mijne lippen. Mijn tonge en lippen leven: Zij roeren; zij vormen; zij spreken. Klank, woord en zang!
God uit den hoogen hemel daar!
Ik herleve,