der naar de kajuit van de Rangoon begaf.
Wat Passepartout aangaat, deze vatte den loods bij de hand en die stevig drukkende, voegde hij hem toe:
‘Loods, je bent een goeie kerel!’
De loods wist niet waaraan hij deze vriendschappelijke ontboezeming te danken had. Na zijn fluitje te hebben doen hooren, begaf hij zich op de brug en stuurde de mailboot tusschen de kleine vloot van prauwen, tankassen, visschersvaartuigen en allerlei andere schepen, welke in de haven van Hong-Kong lagen.
Ten een uur liet de Rangoon haar anker vallen en ontscheepte zij hare passagiers.
Het toeval, dit moet gezegd worden, was Phileas Fogg zeer gunstig geweest. Zoo de Carnatic niet genoodzaakt geweest ware hare stoomketels te doen herstellen, zou zij reeds den 5sten November zijn vertrokken en de reizigers voor Japan hadden acht dagen lang op eene andere moeten wachten. Fogg was wel is waar vier en twintig uren ten achter, doch dit tijdverlies kon op zijne verdere reis geen nadeelige gevolgen hebben.
De stoomboot toch, die tusschen Yokohama en San-Francisco over de Stille Zuidzee dienst doet, correspondeert met de mailboot uit Hong-Kong, en zij kon dus niet vertrekken voor dat deze aangekomen was. Men was vier en twintig uur ten achter, maar gedurende de twee en twintig dagen, die men op de Stille Zuidzee moest doorbrengen, kon men die gemakkelijk inhalen.
Phileas Fogg was dus op vier en twintig uren na, en règle met zijn programma, vijf en dertig dagen nadat hij Londen had verlaten.
De Carnatic moest eerst den anderen morgen ten vijf uren vertrekken; Fogg had dus nog zestien uren voor zich, om zijne zaken te regelen; dat is te zeggen, die, welke mevrouw Aouda aangingen. Toen zij aan land kwamen, bood hij de jonge vrouw zijn arm en geleidde haar naar een draagstoel. Hij verzocht den dragers hem een hotel aan te wijzen, en dezen brachten hem naar het Hotel van de Club. De stoet met den palankijn begaf zich op weg en kwam, gevolgd door Passepartout, behouden aan zijne bestemming.
Een kamer werd Aouda aangewezen en Fogg zorgde dat het haar aan niets ontbrak. Hij zeide haar, dat hij terstond onderzoek zou gaan doen naar haren bloedverwant, aan wiens zorgen hij haar te Hong-Kong zou overlaten. Hij gaf te gelijker tijd aan Passepartout last, het hotel niet te verlaten, opdat de jonge vrouw daar niet alleen zou zijn.
De gentleman begaf zich regelrecht naar de beurs. Daar zou men ongetwijfeld zulk een achtenswaardig man als Jejeeb kennen, daar deze onder de rijkste kooplieden der stad behoorde.
De makelaar, tot wien hij zich richtte, kende den Parsi inderdaad. Maar sedert twee jaar woonde deze niet meer in China. Toen hij zijn fortuin gemaakt had, was hij naar Europa vertrokken, men meende naar Holland, omdat hij in zijn loopbaan als handelaar veel relatiën met dit land gehad had. Phileas Fogg keerde terstond naar het Hotel van de Club terug. Hij liet aan mevrouw Aouda vragen, of hij een oogenblik bij haar gehoor kon ontvangen en zonder eenige inleiding vertelde hij haar, dat de achtenswaardige Jejeeb niet meer te Hong-Kong woonde, maar naar alle waarschijnlijkheid zich in Holland gevestigd had Mevrouw Aouda antwoordde hier eerst niet op. Zij streek hare hand over haar voorhoofd, en na zich bedacht te hebben, zeide zij met hare liefelijke stem:
‘Wat moet ik nu beginnen, mijnheer Fogg?’
‘Wel, dat is heel eenvoudig, mevrouw: mede gaan naar Europa.’
‘Maar ik kan geen misbruik maken....’
‘Gij maakt volstrekt geen misbruik, en uwe tegenwoordigheid hindert in geenen deele aan mijn reïs. - Passepartout!’
‘Mijnheer,’ antwoordde Passepartout.
‘Ga naar de Carnatic en bestel drie hutten.’
Passepartout was recht in zijn schik, dat mevrouw Aouda de reis met hen zou voortzetten, daar deze zeer vriendelijk voor hem was, en verliet dan ook oogenblikkelijk het Hotel van de Club.