‘Inderdaad,’ antwoordde de detective, ‘ik herken u: gij zijt de bediende van dien zonderlingen Engelschman.’
‘Juist....!’
‘Ik heet Fix.’
‘Mijnheer Fix,’ zeide Passepartout. ‘Ik ben verheugd u hier aan boord weer te vinden. Waar gaat gij naar toe?’
‘Wel, even als gij, naar Bombay.’
‘Des te beter. Hebt gij al meer die reis gemaakt?’
‘Verscheidene malen,’ antwoordde Fix. ‘Ik ben agent van de Peninsular-Company.’
‘Dus zijt gij in Indië bekend?’
‘Wel zeker,....’ antwoordde Fix, die niet te ver wilde gaan.
‘En daar is alles zeer merkwaardig?’
‘Zeer merkwaardig. Moskeeën, minaretten, tempels, fakirs, afgodsbeelden, tijgers, slangen, bayadères! Maar het is te hopen dat gij daar lang genoeg blijft om het land te zien.’
‘Ik hoop het, mijnheer Fix. Gij begrijpt dat het toch niet te vergen is van een man met gezond verstand om zijn leven te slijten met over te springen van een boot in een spoortrein en van een spoortrein in een boot, onder voorwendsel de reis om de wereld te maken in tachtig dagen. Ik twijfel er niet aan of al die gymnastiek zal te Bombay wel eindigen.’
‘Is mijnheer Fogg welvarend?’ vroeg Fix op zijn natuurlijksten toon.
‘Zeer welvarend, mijnheer Fix, en ik ook. Ik eet als een wolf die in langen tijd niets gehad heeft. Het is zeker de zeelucht.’
‘Uw meester zie ik nooit op het dek.’
‘Neen, nooit. Hij is niet nieuwsgierig.’
‘Weet ge wel, mijnheer Passepartout, dat deze beweerde reis om de wereld wel een geheime zending kon verbergen... bij voorbeeld een diplomatieke missie.’
‘Op mijn woord, mijnheer Fix, daar weet ik niets van; dat moet ik u eerlijk bekennen, en het is mij ook geen halve kroon waard om het te weten.’
Na deze ontmoeting spraken Fix en Passepartout nog dikwijls samen. De inspecteur van politie scheen er prijs op te stellen, om met den bediende van den heer Fogg goede vrienden te worden. Dit kon hem bij voorkomende gelegenheden te pas komen. Hij bood hem dan ook dikwijls in de koffiekamer der Mongolia een glas whisky of pale-ale aan, dat de goede jongen altijd zonder eenigen omslag aannam en dikwijls ook beantwoordde, om geen verplichting te maken; hij vond dien Fix een zeer beleefd gentleman.
Onderwijl ging de mailboot snel vooruit. Den 13den had men Mokka in het gezicht, dat in een ring van verwoeste muren scheen te liggen, waarboven eenige groene dadelboomen zich verhieven. In de verte ontdekte men tegen de bergen de uitgestrekte koffievelden. Passepartout was in verrukking, toen hij deze beroemde stad zag, en hij vond zelfs dat zij met hare ronde muren en geslechte vesting, die tot oor moest dienen, veel op een reusachtige kop koffie geleek.
Den volgenden nacht passeerde de Mongolia de straat Bab-el-Mandeb, welke Arabische naam beteekent: Poort der Tranen, en den anderen morgen, den 14den liep zij te Steamer-Point ten noordwesten van de reede van Aden binnen. Hier moest zij weder brandstof opdoen.
Een ernstige en belangrijke zaak is de zorg voor de steenkolen der mailbooten, op zulke afstanden van de plaats waar zij worden gedolven. Voor de Peninsular-Company is dit eene jaarlijksche uitgave van acht honderd duizend pond sterling, want men heeft op verscheidene punten in die ver verwijderde zeeën depots moeten vestigen en daar kost het hectoliter kolen veertig gulden.
De Mongolia had nog zestien honderd vijftig mijlen af te leggen vóór zij Bombay bereikte en moest vier uur te Steamer-Point blijven, om haar voorraad in te nemen. Maar dit oponthoud kon aan het programma van Fogg volstrekt geen nadeel doen Dit alles had men berekend. Daarenboven was de Mongolia, in plaats van in den morgen van den 15den October te Aden te komen, reeds den 14den aldaar gearriveerd. Dit was dus een winst van vijftien uren.
Fogg en zijn bediende gingen nu aan land. De gentleman wilde zijn paspoort laten viseeren. Fix volgde hem onopgemerkt. Toen deze formaliteit afgeloopen was, keerde Phileas Fogg weer naar