Phileas Fogg half luid; ‘u moet coupeeren, mijnheer,’ ging hij voort, de kaarten aan Thomas Flanagan toeschuivende.
Het gesprek werd gedurende den robber niet vervolgd Maar al spoedig verbrak Andrew Stuart de stilte door te zeggen:
‘Hoe, voorheen? Is de wereld misschien kleiner geworden?’
‘Zonder twijfel,’ hernam Gauthier Ralph. ‘Ik ben van dezelfde meening als mijnheer Fogg: de wereld is kleiner geworden, omdat men haar nu in tienmaal minder tijd omreist dan honderd jaar geleden. En dat zal in het geval, waarin wij nu verkeeren, de nasporingen zeer bespoedigen.’
‘Maar voor den dief is het vluchten nu ook zooveel gemakkelijker geworden.’
‘Gij moet spelen, mijnheer Stuart,’ zeide Phileas Fogg.
Maar de ongeloovige Stuart was nog niet overtuigd en nauwelijks was het spel uit, of hij zeide:
‘Ik moet zeggen, mijnheer Ralph, dat gij al een zeer aardige manier hebt, om te bewijzen dat de wereld kleiner is geworden. Omdat men de wereld kan omreizen in drie maanden...’
‘In tachtig dagen’, verbeterde Phileas Fogg.
‘Inderdaad, heeren,’ voegde John Sullivan er bij, ‘sedert de sectie Rothal-Allahabad van den Great-Indian Peninsular-spoorweg is geopend, maakt de Morning Chronicle de volgende berekening:
Van Londen naar Suez over den Mont-Cenis en Brindisi, spoorweg en mailbooten, |
7 dagen. |
Van Suez naar Bombay, mailbooten, |
13 dagen. |
Van Bombay naar Calcutta, spoorweg, |
3 dagen. |
Van Calcutta naar Hongkong (China), mailboot, |
13 dagen. |
Van Hongkong naar Yokohama (Japan), mailboot, |
6 dagen. |
Van Yokohama naar San-Francisco, mailboot, |
22 dagen. |
Van San-Francisco naar New-York, spoorweg, |
7 dagen. |
Van New-York naar Londen, mailboot en spoorweg, |
9 dagen. |
|
_____ |
|
80 dagen.’ |
‘Juist, tachtig dagen,’ zeide Andrew Stuart, die door onoplettendheid een vrije kaart troefde; ‘maar daaronder niet begrepen, het slechte weer, tegenwind, schipbreuk, derailleeren enz.’
‘Alles er onder begrepen,’ antwoordde Phileas Fogg, doorspelende, want ditmaal eerbiedigde het gesprek het spel niet meer.’
‘Zelfs wanneer de Hindoes of de Indianen de rails opbraken,’ riep Andrew Stuart; ‘wanneer zij den trein tegenhouden, de waggons plunderen en de reizigers scalpeeren.’
‘Alles er onder begrepen,’ herhaalde Phileas Fogg, die zijn spel nederlegde en nog twee troeven in zijn hand toonde.
Andrew Stuart, wiens beurt het was om te wasschen, nam de kaarten op, zeggende:
‘Theoretisch hebt ge gelijk, mijnheer Fogg, maar in de practijk....’
‘In de practijk ook, mijnheer Stuart.’
‘Ik zou het u wel eens willen zien doen.’
‘Dit staat aan u. Laten wij samen vertrekken.’
‘De hemel beware me!’ riep Stuart; ‘maar ik wil wel wedden om vier duizend pond sterling, dat zulk een reis op zulke voorwaarden onmogelijk is.’
‘Integendeel, zeer mogelijk,’ antwoordde Fogg.
‘Nu, maak ze dan!’
‘De reis om de wereld in tachtig dagen?’
‘Ja.’
‘Ik wil wel.’
‘Wanneer?’
‘Terstond. Maar het spreekt van zelf, dat ik het op uw kosten doe.’
‘Dat is krankzinnigenwerk!’ riep Andrew Stuart, die zich ongerust begon te maken over de hardnekkigheid van zijn medespeler. ‘Kom! laten wij liever spelen.’
‘Geef dan over,’ zeide Phileas Fogg, ‘want gij hebt verkeerd gegeven.’
Andrew Stuart nam de kaarten met bevende hand, maar eensklaps ze op tafel nederleggende, zeide hij: ‘welnu, ja mijnheer Fogg, ik wed om vier duizend pond!...’
‘Beste Stuart,’ zeide Fallentin, ‘bedaar toch. Het is geen ernst.’