De Bommeler- en de Tielerwaard
(1974-1975)–F.A.J. Vermeulen– Auteursrechtelijk beschermdOp-Hemert.Deze gemeente omvat het dorp Op-Hemert, een gedeelte van het bewoonde oord Passewaai, benevens het bewoonde oord Zennewijnen. Ga naar margenoot+ j.j. de geer tot oudegein, Archieven der ridderlijke Duitsche orde, balie van Utrecht. Utrecht 1871, dl. II, blz. 659-709. - a. schimmelpenninck van der Oye van nijenbeek, Een paar bladzijden uit het register op de leenen van het Furstendom Gelre enz., in: geld. volksalm. 1879, blz. 3-7. | |||||||||||||||||||
Op-Hemert.Kerk.De Ned. Hervormde kerk, eertijds aan den H. Lambertus gewijd, is in eigendom en onderhoud bij de Ned. Hervormde gemeente; de toren behoort aan de burgerlijke gemeente. | |||||||||||||||||||
[pagina 351]
| |||||||||||||||||||
historia episcop. foeder. belgiï, T.I. (1733), p. 249. - geld. volksalm. 1887,Ga naar margenoot+ blz. 102. - joosting en muller, Bronnen II, blz. 420-421. De kerk ligt vrij op een door een ijzeren hek van den openbaren weg gescheidenGa naar margenoot+ kerkhof. Zij is georiënteerd met een afwijking van 18o naar het Noorden.
Het gebouw bestaat uit een schip in den vorm van een Grieksch kruis, eenGa naar margenoot+ met vijf zijden van een onregelmatigen achthoek gesloten koor en eenen vierkanten westtoren, met een in den zuidwestelijken binnenhoek ingebouwden traptoren. In de westelijke hoeken tusschen de kruisarmen van het schip zijn aan de noord- en aan de zuidzijde portalen aangebouwd (afb. 318). | |||||||||||||||||||
[pagina 352]
| |||||||||||||||||||
Afb. 318. Op-Hemert. Ned. Hervormde kerk. Plattegrond en details.
De totale lengte van schip en koor bedraagt, binnenwerks gemeten, 26,90 M., die van het koor alleen 10,90 M.; de toren meet binnenwerks 4,50 × 4,50 M., bij een muurdikte van 1,70 M. aan den voet. De grootste breedte van het schip bedraagt binnenwerks 13,90 M., die van het koor 7,10 M. Ga naar margenoot+ Het door eenvoudige schuin afgedekte steunbeeren geschoorde koor heeft spitsbogige vensters met (vernieuwde) vierpas-vormige traceeringen. Ga naar margenoot+ De geheel van tufsteen opgetrokken toren (hg 24 M.) bestaat uit drie weinig versnijdende geledingen, en is gedekt met een ingesnoerde achtkante houten spits, met leien bekleed. In elk der drie vrijliggende zijden van de hooge onderste geleding is een spitsbogige nis uitgespaard; in die aan de westzijde bevindt zich de ingang. De tweede geleding heeft aan iedere zijde twee van zulke nissen, de bovenste geleding met banden en bogen van baksteen, drie, in de middelste waarvan telkens twee galmgaten zijn aangebracht (afb. 319). Ga naar margenoot+ Het koor, door een orgel met galerij, waarin een houten hek in den triomfboog, van het verbouwde schip gescheiden, is overkluisd met een laat-gothisch steenen netgewelf op ribben. Het is geheel gewit. | |||||||||||||||||||
[pagina 353]
| |||||||||||||||||||
Afb. 319. Op-Hemert. Ned. Hervormde kerk uit het Zuid-Westen.
De hooge benedenruimte van den toren is overkluisd geweest met een steenenGa naar margenoot+ kruisribgewelf, dat in later tijd is weggebroken, maar waarvan de aanzetten in de vier hoeken nog aanwezig zijn. Kennelijk het oudste gedeelte van de kerk is de toren, dien wij, op grond van deGa naar margenoot+ behandeling van het opgaande muurwerk met zijne spaarnissen en van de profielen der gewelfribben in de benedenruimte (afb. 318) in de 14de eeuw gebouwd achten. | |||||||||||||||||||
[pagina 354]
| |||||||||||||||||||
Afb. 320. Op-Hemert. Preekstoel der Ned. Hervormde kerk.
De kerk bezit: Ga naar margenoot+ Een geverfden eiken preekstoel (afb. 320), bestaande uit een zeskante kuip, waarin het jaartal 1662, rustend op een zeskanten balustervoet; in den bovenrand van de kuip en in dien van het klankbord twee gelijke alliantiewapens.
Ga naar margenoot+ Zes in het koor hangende rouwborden, versierd met gesneden en gepolychromeerde wapens en kwartieren, blijkens opschriften van de volgende personen:
Voorts liggen in het koor: een zerk van Reijnhart van Haeften en Vrouwe Adriana Maria de Cock van Delwijnen, laatstgenoemde overleden 12 October | |||||||||||||||||||
[pagina 355]
| |||||||||||||||||||
1709; een gebroken kruis van graniet met het jaartal 1681, en tenslotte een zerk met het opschrift: ‘Dit is de ingang van de kelder van Schepen Geraerd Jansen’. Tegen den zuidelijken buitenmuur van het koor is na 1858 een grafteeken met het wapen-Mackay geplaatst. Verschillende latere rouwborden van deze familie in het koor der kerk. In den toren: Een gesmeed ijzeren uurwerk met het opschrift: ‘Tot Nimegen bij Jan vanGa naar margenoot+ Call Anno 1654’. Een klok (middellijn: 1,10 M.) met in den bovenrand in blokletters het opschrift:Ga naar margenoot+ ‘Johan van Haeften Heer tot Op Hemert en Sennewijnen heeft de cleene Kerckmiddelen soo vergaert en gespaert als men sal vynen dat dit spits vernieuwt en den toorn met dees clocke is worden vereert alsdoen heeft Theodorus Petri Godes Woort geleert. Anno Domini 1636’; en in den benedenrand: ‘Walraven van Haeften heeft de clepel in de clocke willen vereeren de naburen tot dienst ende Godt ter eeren. Kerckmeesters in dien tije syn geweest Gerit Jansz in de Abdije en Ot Aertsen van Beest. Pieter van Trier en Jan Philipsen hebben my gegoten’. Afb. 321. Op-Hemert. Kasteel Ophemert uit het N.O.
| |||||||||||||||||||
[pagina 356]
| |||||||||||||||||||
Particuliere gebouwen.Ga naar margenoot+ 1. Het Huis Ophemert ligt ongeveer 300 M. ten N.O. van de Ned. Hervormde kerk op een terrein, begrensd ten Z. door de Molenstraat, ten W. door de Dreef, ten N. door de Hermoesche straat en ten O. door perceelen bouw- en grasland, genaamd ‘Uileke’. Ga naar margenoot+ Zie hierboven onder op-hemert, blz. 350, en voorts: Weekblad ‘Buiten’, 1920, blz. 52-53. Ga naar margenoot+ Het kasteel (afb. 321) bestaat uit een rechthoekig woongebouw, met een tegen den oostelijken voorgevel aangebouwd lager trappenhuis, gelegen aan een voorhof, die omsloten wordt door een lagen muur met op de buitenhoeken twee kleine achtkante hoekpaviljoens. Deze ingangszijde grenst aan een grooter voorplein, aan de oostzijde afgesloten door bouwhuizen. Het geheel is omgeven door een gracht, waarover een moderne steenen brug is geslagen ter verbinding van het voorplein met het park en de oprijlaan. Ga naar margenoot+ Het woongebouw, opgetrokken van baksteen, heeft een kelderverdieping, een hoofd- en een bovenverdieping, en wordt gedekt door een groot wolfsdak met dakkapellen. De voorgevel, grootendeels bestaande uit baksteen van 25,5-26 × 14 × 5,5-6, vertoont aan de beide hoeken over de volle hoogte opgaande gedeelten van onregelmatig, kennelijk ouder metselwerk, waartusschen blokken roode zandsteen. Aan den achtergevel sporen van een gesloopten schoorsteen. In den westgevel een arkel op eenvoudige kraagsteenen. Op verschillende plaatsen komen in het metselwerk baksteenen voor 30 × 15 × 5,5 c.M. metend. In het twee verdiepingen hooge trappenhuis, waarop een zadeldak, dat aan de voorzijde wordt afgesloten door een driehoekig fronton, bevindt zich de hoofdingang met twee eenvoudige deuren en bovenlichten. Boven deze deuren zijn in twee nissen de zandsteenen beelden geplaatst van, links, een geharnast ridder, rechts een edelvrouw (afb. 322). De mannelijke figuur draagt boven de metalen beenbekleeding een maliënkolder, waarover een harnas met halsberg; in den linkerarm houdt hij een | |||||||||||||||||||
[pagina 357]
| |||||||||||||||||||
Afb. 322. Op-Hemert. Beelden boven den ingang van het kasteel.
grooten tournooihelm met helmkleed en daaronder met de rechterhand een schild, waarop een naar rechts gewende, geklauwde en getongde klimmende leeuw; tegen het linkerbeen steunt op den grond een tweede wapenschild met drie plompebladeren, geplaatst 2 en 1; de figuur leunt tegen een pijler waarop terzijde, in gothische minuskels, is gehouwen: ‘otto he...’; onder het in zijne rechterhand gedragen wapenschild komt een fragment van een steenen spreukband uit waarop nog twee gothische minuskels, zo......, zichtbaar zijn. De edelvrouw draagt een strak over den boezem naar den gordel geplooid kleed met in ruime plooien neervallenden rok en een mantel, die met een keten op de schouders wordt bijeengehouden; op het in twee hoornen aan de slapen opgenomen kapsel rust een wrong gedekt door een breede huive; de sleep van het kleed is óf onder den gordel doorgetrokken óf werd misschien op den niet meer aanwezigen linkerarm gedragen. Ook de rechterarm is verdwenen met het bovendeel van het schild, dat hij oorspronkelijk hield; dit schild vertoont een klimmenden, geklauwden leeuw in een geblokt veld; tegen den voet van deze figuur rust een tweede schild, eveneens beschadigd, gedwarsbalkt van oorspronkelijk waarschijnlijk zes stukken. Deze twee figuren, die, op grond van de kleedij, omstreeks 1420 zijn te dateeren, behoorden oorspronkelijk blijkbaar niet tot het kasteel Ophemert, maar moeten van elders afkomstig zijn. Hiertoe besluiten wij met het oog op de wapens, die nóch met De Cocq van Waardenburg, nóch met van Haeften verband houden. Het zou mogelijk | |||||||||||||||||||
[pagina 358]
| |||||||||||||||||||
zijn, dat de leeuw op het geblokte veld, gehouden door de vrouwelijke figuur, het wapen-Renesse voorstelt, maar zekerheid hieromtrent is er niet, daar dit een aanziende leeuw moet zijn, terwijl juist de kop aan het geschonden wapen ontbreekt. Bovendien bemoeilijkt ook het gemis der kleuren een nadere bepaling. Overigens maken de beide, sterk ‘bijgewerkte’ figuren den indruk afkomstig te zijn van een graftombe. Nu weten we, dat een heer Jan van Renesse van Rijnouwen, gehuwd met Elisabeth, dochter van Otto van Arkel, in 1415 overleed en begraven werd in een door hem gestichte kapel in de Minderbroederskerk te Utrecht, waar hij een graftombe voor zich had doen oprichtenGa naar voetnoot1). Afb. 323. Hekpijlers van het kasteel Ophemert.
Aan de Dreef bevindt zich de toegang (afb. 323), tusschen twee baksteenen pijlers, waarop schildhoudende leeuwen met rechts het wapen-de Cock van Haeften en links het wapen-Mackay. Aangezien de familie Mackay eerst in 1844 in het bezit van Ophemert is gekomen, moet haar wapen nadien zijn aangebracht. Ga naar margenoot+ Het huis heeft groote overwelfde kelders, die thans gepleisterd en gewit zijn. Overigens is het inwendige geheel gewijzigd, zoodat van den oorspronkelijken toestand niets meer is waar te nemen. | |||||||||||||||||||
[pagina 359]
| |||||||||||||||||||
De tegenwoordige gedaante van het huis, met de twee kleine hoekpaviljoens op hetGa naar margenoot+ voorplein, komt het meest overeen met die van Menkema-borg te Uithuizen, dat zijn tegenwoordigen vorm hoofdzakelijk omstreeks 1700 heeft gekregen. Ook het formaat van de baksteen der hoekpaviljoens wijst, evenals hunne bekroning op dezen tijd. Aangezien het huis zelf uit grootere formaten baksteen bestaat, moet dit uit de afbraak van een vroeger, vermoedelijk uit het eind der 13e eeuw of uit de 14e eeuw dagteekenend kasteel zijn opgetrokken. Het trappenhuis, dat koud tegen den voorgevel staat, zal, blijkens de vormen van het fronton en van de bovenlichten en de deurnaald, uit de eerste helft van de 19e eeuw dagteekenen, in welken tijd ook de vensters en het inwendige gewijzigd zullen zijn. Tot voor kort bevond zich op het huis Ophemert een schilderstuk op paneel (69 × 130 c.M., Hollandsche School, XVI), voorstellende een reeks van tien knielende, geharnaste ridders, ieder met zijn wapen, negen generaties vormend, en wel:
Dit paneel, vermoedelijk het linker zijluik van een altaar, is wellicht afkomstig uit dezelfde kapel van het Utrechtsche Minderbroedersklooster, waaruit de hierboven beschreven beelden boven den ingang van het kasteel schijnen te stammen. 2. Akkerstraat Boerenhuis ‘Abtdij’. Het rechtergedeelte heeft nog ongeveerGa naar margenoot+ 0,70 M. dikke muren en twee overkluisde kelders van een ouder gebouw, waarvan ook in den zijgevel nog overblijfselen met gedichte vensters en segmentbogen te zien zijn. Boven de deur is de naam geschilderd benevens het jaartal 1895. Het terrein, waarop dit huis staat, aan de zuidzijde van het dorp, in den polder Ophemert gelegen, heet de Abtsakkers en de boerderij staat ter plaatse bekend als ‘de abdij van Sint Paulus’. Zooals wij hierboven, bij de geschiedenis der Ned. Hervormde kerk reeds hebben gezien, had de Utrechtsche abdij van St. Paulus reeds in de elfde eeuw bezittingen te Op-Hemert. Nog in de 16e eeuw stelde zij ter plaatse een rentmeester aan tot beheer van deze goederen, waartoe ook een bouwhof behoorde, de Abtdie geheeten (geld. volksalm. 1887, blz. 104): Waarschijnlijk hebben wij hier te doen met een overblijfsel van dezen bouwhof, die kennelijk, blijkens het boven de deur geschilderde jaartal, in 1895 in de tegenwoordige gedaante is verbouwd. | |||||||||||||||||||
[pagina 360]
| |||||||||||||||||||
3. Akkerstraat 194. Oud boerenhuis (XVII?) met rieten dak. Terzijde van den smallen voorgevel is de stookplaats met schoorsteen uitgebouwd. Ronde put terzijde vóór het huis (afb. 324). Afb. 324. Op-Hemert. Akkerstraat 194. Oud boerenhuis.
4. Molenstraat. Boerderij ‘Vliegen-Est’. Dwarshuis met rechthoekig daarachter aangebouwde schuur, naar het Zuid-Hollandsche type. Rieten dak. Deur met eenvoudige houten omlijsting, waarboven een steen met het opschrift: ‘De eerste steen is gelegd door Jelis Gijsen 1849’. | |||||||||||||||||||
Zennewijnen.Voormalig klooster Mariënschoot.Ga naar margenoot+ Aan de Hermoesche straat ligt een modern buitenhuis genaamd het Klooster, waarnaast een groote rechthoekige schuur met gepleisterde muren, ter plaatse van het voormalig nonnenklooster der Praemonstratensen Sinus S. Mariae (Mariënschoot). Ga naar margenoot+ archief aartsb. utrecht XIV, blz. 417 vv.; XV blz. 75 vv.; 213 vv.; XVII, blz. 186; XVIII, blz. 171. | |||||||||||||||||||
[pagina 361]
| |||||||||||||||||||
bestemd tot vestiging van nonnen uit de abdij, kwam bij overeenkomst van 1216 de kapel aan het klooster, dat de religieusen in 1218 betrokken. Een gebeeldhouwde zerk, uit de kloosterkapel afkomstig, bevindt zich thansGa naar margenoot+ in de Ned. Hervormde kerk te Varik (zie blz. 450-451). | |||||||||||||||||||
Herberg.Z 28. Herberg ‘de Roode Molen’. Oud huis met de voorzijde aan den Waaldijk gelegen. Voordeur met houten kozijn gedekt door een kroonlijstje op consoles (± 1800). Twee schoorsteenen met puntkappen, waarop windwijzers. In het Leenregister van het Furstendom Gelre wordt als behoorende tot het Huis Ophemert vermeld ‘dat gemale van den windmeule in den gerigte van Hemert’. Vermoedelijk is de bovenvermelde herberg ter plaatse en door verbouwing van dezen molen ontstaan. |
|