De Bommeler- en de Tielerwaard
(1974-1975)–F.A.J. Vermeulen– Auteursrechtelijk beschermdGeldermalsen.Ga naar margenoot+ jac. anspach, De voormalige heerschap Malsen en het geslacht van Malsen. Leerdam, 1894. | |
[pagina 321]
| |
van zijn allodium, voor zoover dit boven Asperen en dus tot aan den linker Lingeoever lag in het gebied van den graaf, later hertog van Gelre (anspach, Malsen, blz. 9). In 1276-1281 komt het voor als Burchmalsen (sloet, Oorkondenb., nr. 972, blz. 944Ga naar voetnoot1); in 1369 als 's Hertogenmalsen (‘gelre’, XXII, 1919, blz. 50 en 253); in 1494 en 1512 heet het Gelremalsen; in 1630 Geldermalssum; in 1645 en 1654 Geldermalssen (zie nomina geogr., III, blz. 180). Afb. 286. Est en Op-IJnen. Zilveren Avondmaalsbeker der Ned. Hervormde kerk te Est.
Afb. 287. Est en Op-IJnen. Zilveren Avondmaalsbeker der Ned. Hervormde kerk te Op-IJnen.
Het wapen der gemeente Geldermalsen, verleend bij Kon. besluit van 24 DecemberGa naar margenoot+ 1918, bestaat uit: in keel 19 besanten van goud, geplaatst 4, 4, 4, 3; het schild gedekt met een gouden kroon van drie bladeren en twee parelpunten. | |
[pagina 322]
| |
deel van de Tielerwaard, van Buren en van Kuilenburg omvattend, maar waarvan de grenzen overigens niet zijn te bepalen. Afb. 288. Est en Op-IJnen. Zilveren Avondmaalsbeker der Ned. Hervormde kerk te Op-IJnen.
Superior, in 1347, in 1400 en in 1429 Overmalsen genoemd (‘gelre’, IX, blz. 363), wordt het tegenwoordige Buurmalsen, benoorden de Linge in de Betuwe bedoeld. Dit Malsen Superior onderstelt stilzwijgend een Malsen Inferior of Nedermalsen, al wordt dit ook nergens vermeld, maar we mogen met anspach (a.w., blz. 9) aannemen, dat dit laatste het bezuiden de Linge gelegen Geldermalsen moet zijn. | |
[pagina 323]
| |
Jacob van Borssele van der Hooge, heer van Kleverskerke enz., die met zijn echtgenoote, Maria van Varick, begraven ligt in het koor der kerk (zie blz. 327), en wiens nakomelingen de heerlijkheid bezaten tot 1772, toen zij werd opgedragen aan het geslacht van Aarsen Beijeren, om tenslotte, in 1749, in het bezit te komen van Thomas van Barneveld, tevens heer van Meteren, en zijn vrouw Diderika Henrika de Roock, wier dochter, Anna Catharina Emerentia van Barneveld, gehuwd was met Edmund Willem van Dam van Isselt, die van 1823-1828 de laatste bewoner der oude huizing was. | |
Romeinsche oudheden.Op het landgoed Bottesteyn zijn in 1905 en 1906 verschillende RomeinscheGa naar margenoot+ voorwerpen gevonden, waaronder: een bronzen munt van Claudius, een bronzen kannetje, hoog 20 cm, met oor, aan het ondereinde versierd met een gevleugelde knapenfiguur; een bronzen offerschaal (middellijn 25 c.M.), een bronzen handvat, een bronzen kan, een bronzen patera met steel, verschillende potjes en wrijfschalen van terra sigillata, blauw-groene glazen fleschjes, een urn met overblijfselen van verbrande beenderen, een zwaard, een bijl, en andere metalen voorwerpen, alles uit den tijd van 50-150 n. Chr. (Bulletin Ned. Oudh. Bond 1ste serie VI, 1905, blz. 178; VII, 1906, blz. 166 en 181). Deze voorwerpen bevinden zich in het bezit van den eigenaar van Bottesteyn, den heer G. Murman. Tezelfdertijd gevonden overblijfselen van een fundeering in gietwerk zijn bij de ontgraving vernietigd (Bulletin Ned. Oudh. Bond, IX, 1916, blz. 280). | |
Kerk.De Ned. Hervormde kerk, oorspronkelijk aan den H. Suitbertus gewijd (joosting en muller, Bronnen, II, blz. 422), is in eigendom en onderhoud bij de Ned. Hervormde gemeente; de toren behoort aan de burgerlijke gemeente. Afb. 289. Geldermalsen. Plattegrond der Ned. Hervormde kerk.
| |
[pagina 324]
| |
Ga naar margenoot+ De kerk behoorde oorspronkelijk met hare tienden aan het kapittel van St. Pieter te Utrecht, dat in 1216 door paus Innocentius III in deze bezittingen werd bevestigd (sloet, Oorkondenb. nr. 445). Na de hervorming trad hier als eerste predikant op Georgius Freilingius (± 1590-1599). Ga naar margenoot+ De kerk ligt vrij, op den zuidoever der Linge, aan de hoofdstraat van het dorp. Zij is georiënteerd met een afwijking van 11o naar het Zuiden.
Ga naar margenoot+ Het gebouw bestaat uit een schip met een versmald, 5/8-gesloten koor en met een noordelijken zijbeuk, die naar het westen met een travee is doorgetrokken langs den vierkanten toren, een halfrond tegen den noordwesthoek uitgemetselden traptoren omsluitend; in den hoek tusschen noordbeuk en koor is een consistoriekamer opgetrokken, die in 1926 geheel is verbouwd en vergroot (afb. 289 en 290). Ga naar margenoot+ De buitenmuren zijn opgemetseld van baksteen, metend, wat het schip betreft: 24 × 11,5 × 5,5 c.M. (10 lagen: 66,5 c.M.), en aan het koor: 23 × 11 × 5 c.M. (10 lagen: 61 c.M.); het metselwerk van den noordbeuk is boven de waterlijst van zwaarder formaat (26 × 12 × 6,3 c.M.) dan daarbeneden (20 × 10,5 × 5,5 cm.); zoowel schip als koor zijn in kruisverband opgetrokken, de toren echter in staand verband (formaat: 29 × 14 × 6,5 c.M., 10 lagen: 76 c.M.). De muren van schip en koor worden geschoord door eenvoudige, eensversneden beeren, waartusschen de spitsbogige vensters zijn aangebracht.Afb. 290. Geldermalsen. Ned. Hervormde kerk uit het N.O.
| |
[pagina 325]
| |
De tufsteenen stijlen dezer vensters zijn bij de restauratie in overeenstemming met gevonden overblijfselen hersteld. In de tweede travee van den noordbeuk bevindt zich een oorspronkelijke, eveneens bij de restauratie herstelde ingang, met kielboog en onderdorpel van roode zandsteen; een later gemaakte ingang in de derde travee is bij dezelfde gelegenheid weer dichtgemetseld. De toren bestaat uit drie, onderling door zaagtandlijsten gescheiden geledingen. In de onderste geleding is aan de westzijde bij deAfb. 291. Geldermalsen. Ned. Hervormde kerk uit het Z.O.
restauratie in 1931 een ingang aangebracht; de tweede geleding heeft hoeklisenen, verbonden door een spitsboogfries; in de derde geleding bevinden zich, onmiddellijk boven de zaagtandlijst, dichtgemetselde, gekoppeld-rondbogige galmgaten, en hierboven open spitsbogige galmgaten, geflankeerd door spitsbogige siernissen. Noordbeuk en hoofdbeukGa naar margenoot+ (afb. 292 en 293) zijn gescheiden door drie achtkante zuilen van baksteen (formaat: 25-27 × 14-15 × 6 c.M.), op eveneens baksteenen achtkante basementen met een geprofileerd tufsteenen deklijstje. De overwelvingen van schip en koor zijn bij de restauratie nieuw gemetseld, op grond van moeten en fragmenten van ribben en aanzetten toen gevonden van de oorspronkelijke overwelving, die omstreeks het midden der 19e eeuw was weggebroken en vervangen door stucgewelven. De kraagsteentjes der gewelven in den noordbeuk zijn eveneens modern werk (van den beeldhouwer Kuilenburg). De westwand van den hoofdbeuk - oostmuur van den toren - is grootendeels van Brohltuf. De vensterdorpels in het koor zijn deels van Baumberger zandsteen, deels van Limburgsche mergel. In den oostmuur van den noordbeuk bevindt zich een nis, die ten deele wordt bedekt door den hiertegen aansluitenden noordelijken zijmuur. De benedenruimte van den toren, thans tot kerkportaal dienend, is overkluisd | |
[pagina 326]
| |
met een baksteenen koepelgewelf, dat een bij de restauratie aangebrachte herstelling is van het oorspronkelijk, later weggebroken gewelf. Afb. 292. Geldermalsen. Ned. Hervormde kerk inwendig naar het O.
Ga naar margenoot+ Van de kerk in hare tegenwoordige gedaante is de toren kennelijk het oudste deel. Zijne hoeklisenen, de dichtgemetselde rondbogige galmgaten en het groote baksteenformaat wijzen op ongeveer het midden der 13e eeuw als bouwtijd. Het bovengedeelte met de spitsbogige galmgaten is blijkbaar een latere verhooging in verband met den bouw van een nieuw schip, dat, naar de vormentaal en het formaat van de baksteen te oordeelen, XV B zal zijn opgetrokken ter vervanging van een tufsteenen kerk, van welker westmuur wij de overblijfselen vinden in den oostelijken torenwand. Op grond hiervan moet de bouwgeschiedenis dus ongeveer deze zijn, dat men tegen een waarschijnlijk twaalfde-eeuwsche tufsteenen kerk omstr. 1250 een nieuwen baksteenen toren heeft gebouwd, en dat men, in den loop der 15e eeuw, de tufsteenen kerk heeft vervangen door een grootere baksteenen, met behoud van den toren, die is verhoogd, toen men tenslotte het schip vergrootte met een noordbeuk. Vermoedelijk geeft het jaartal 1460 der hierna te beschrijven klok ongeveer den tijd aan, waarin deze verbouwing is geschied. De kerk bezit: Een achtkante hardsteenen doopvont (XV) op dito voet. Deze doopvont was in later tijd als voet onder den preekstoel gebruikt, maar is bij de restauratie hersteld en in de travee ten Noorden van den toren (doopkapel) geplaatst. Een eenvoudig gesneden eiken preekstoel (± 1700), in den stijl van Lodewijk XIV, met latere trap en voet. | |
[pagina 327]
| |
Een koperen predikantslezenaar (± 1700). Een dito doopbekkenhouder met bekken. Een koperen zandlooperhouder. Een dito lichtarm. Een eiken heerenbank (± 1720), met op consoles gedragen overhuiving waarvan de kroonlijst segmentvormig is gebogen, terwijl de hoeken verkropt zijn; alles rijk gesneden met fijn acanthusornament. Kennelijk zijn uit het segmentvormig gevelveld vroeger hierin aanwezige wapens verwijderd. Afb. 293. Geldermalsen. Ned. Hervormde kerk inwendig naar het W.
Een groote, gebeeldhouwdeGa naar margenoot+ witmarmeren zerk (1684), thans op een tombevormige verhooging in het midden van het koor geplaatst (afb. 294). Omlijst door een Toscaansche portiek liggen de levensgroote figuren van een edelman in harnas met sjerp, het hoofd gedekt door een allongepruik, en van een vrouw in de kleedij van omstreeks 1700, beiden met voor de borst gevouwen handen. In het boogveld is een alliantie-wapen-van Borsselen en van Varick gehouwen; aan elke zijde van de pilasters vier kwartieren. Een plaat aan het voeteneinde draagt het opschrift: ‘D: Jacobus de Borssele van der Hooge D. de Malsen Clevers Kerke etc.: Ex Antiquis Zelandiae Nobilibus Ortus. In senatu foedere Zelandiae Noe ab A.MDCLIV senator: ad Germaniae Principes sociorumq. exercitus a Foederatorum conventu saepius: legatus: et Maria de Varick D: de Malsen etc. MDCLI. Jun. XX. S. Matrimonio conjuncti hac sibi posterisq: Sepultura erecta XX Oct: MDCXXCIV. Di: adventum exspectant. Hic obijt IX. Aug. MDCLXXXV aet: LXIV. Haec VII Nov. MDCCVII Aet: 79.’ | |
[pagina 328]
| |
De overblijfselen van dit echtpaar zijn in 1791 naar Parijs overgebracht.Voorts eenige eenvoudige zerken, waaronder een, waarop gebeeldhouwd een hand, die een tuil bloemen houdt en: ‘S.G.V.W. 1627’; een met het Afb. 294. Geldermalsen. Ned. Hervormde kerk. Grafzerk voor Jacobus v. Borsselen en Maria v. Varik.
opschrift: ‘Dit is de groef van Cornelis Leendertsen, mulder van Geldermalsen 1662’; een met: ‘S. Schook Y.G.V.B.-K.V.G. 1727’; een waarop: ‘Dit graf behoort aan D.P. Verwey, schout tot Geldermalsen en zijn Erven’; een met: ‘Dit is de groef van Gijsbert van Meeteren en sijn nacomelingen’, e.a. Ga naar margenoot+ Twee zestien-lichts koperen lichtkronen, waarvan de eene op een schildje als opschrift draagt: ‘tert v. Malsen ao. 1720’, en de andere ‘Margarita en Jannetje v. Malsen ao. 1720’. Ga naar margenoot+ Een geschilderd houten tekstbord, in den trant van Vredeman de Vries (± 1600), maar op welks bekroning (vermoedelijk bij een overschildering) het jaartal 1710 is aangebracht. Dit bord is in 1931 gerestaureerd door den schilder Lammerts van Bueren te Utrecht. Ga naar margenoot+ Een klok (middellijn: 1.275 M.) met in den bovenrand het opschrift in gothische minuskels: ‘Sanctus-merthynus, vocor . anno . dni. m. cccc . LX . Johannes . et. wilhelmus . hoerken . fratres. me . feceront.’ | |
Boerenwoning.A 131. Boerenwoning aan den weg van Geldermalsen naar Wadenooien gelegen; verbouwd. In den gepleisterden voorgevel ankers: 1713. | |
[pagina 329]
| |
Molens.1. Aan den weg naar Zaltbommel staat de gemeentelijke korenmolen, eenGa naar margenoot+ ronde baksteenen bovenkruier op een begroeide belt (afb. 295). In den baard het jaartal 1848 der herbouwing.
2. Ten W. van het station Geldermalsen, aan den Voorvliet in den LaageindschenGa naar margenoot+ Hoevepolder, staat een achtkante, met riet bekleede watermolen (XIX A) op baksteenen voet. Afb. 295. Geldermalsen. Korenmolen.
| |
Meteren.e.a. van beresteyn, Het huis te Meteren en zijn bezitters, in ‘gelre’, XI (1908,)Ga naar margenoot+ 335-374. | |
[pagina 330]
| |
Ga naar margenoot+ Zie nomina geogr. III, 187-188. | |
Kerk.De thans Ned. Hervormde kerk is in eigendom en onderhoud bij de kerkelijke gemeente, de toren behoort aan de burgerlijke gemeente. Ga naar margenoot+ Van de vroegste geschiedenis dezer kerk is weinig bekend. Elias van Meteren verkocht 12 November 1313 tien hont lands te Malsen ten behoeve van een prebende in de kerk te Meteren (anspach, a.w., blz. 19). In 1322 wordt Marten van Inen vermeld als pastoor. Jan van Eyll vinden we als pastoor genoemd in 1562 en in 1569 (archief aartsbisdom utrecht dl. 40, 1914, blz. 316, dl. 44, 1919, blz. 118). De kerk is in 1837 gedeeltelijk vernieuwd. Afb. 296. Geldermalsen. Plattegrond der Ned. Hervormde kerk te Meteren.
Ga naar margenoot+ Het gebouw ligt geheel vrij aan den middenweg van het dorp tegenover den hierop uitkomenden Blankerschen weg; het is georiënteerd met eene afwijking van 10o naar het Noorden. Ga naar margenoot+ De kerk is opgetrokken van baksteen, uitwendig gepleisterd, en bestaat uit een eenbeukig schip met een versmald driezijdig-gesloten koor en een vierkanten westtoren (afb. 296). In schip en koor zijn spitsbogige vensters aangebracht; aan de Zuidzijde bevinden zich twee ingangen: een in het schip, nabij den zuidwestelijken hoek, en een in het koor; deze laatste is, in verband met de hoogere ligging van den | |
[pagina 331]
| |
koorvloer (boven een grafkelder), bereikbaar langs een stoep van zeven treden. Oostelijk van dezen ingang, en op de overeenkomstige plaats in den noordmuur, bevinden zich bouwnaden, wijzend op een verbouwing. De toren (afb. 297) is opgetrokkenAfb. 297. Geldermalsen. Ned. Hervormde kerk te Meteren uit het Z.W. gezien.
van baksteen (formaat: 25,5 - 28 × 14,5 × 7,5 - 8 c.M.; 10 lagen 83,5 c.M.) en heeft een vlak gemetselden voet, overeenkomend met de overwelfde benedenruimte, waarin een (later dichtgemetselde) korfbogige ingang, boven welken weer later (XIX?) een rondbogige nis met een vierkant venster in houten kozijn is aangebracht; deze onderste geleding wordt afgedekt door een gecemente lijst, waarboven, met een kleine versnijding, de tweede geleding opgaat met aan iedere zijde drie rondbogige spaarvelden; hierboven gekoppelde, segmentvormig getoogde galmgaten; de toren wordt afgedekt door een zaagtandlijst, waarop een kort pyramidedak, bekroond door een vergulden bol met ijzeren leliekruis en haan. Het inwendige der kerk is van weinig beteekenis. Onder het koor is een overwelfde grafkelder gemetseld, waardoor de vloer zóó hoog ligt, dat men in een later in den voormaligen triomfboog opgemetselden scheimuur een deur heeft aangebracht, die toegang geeft tot een trap naar beneden in het schip, zoowel als tot den preekstoel, die tegen het midden van den scheimuur is geplaatst. De oorspronkelijke bouwtijd van schip en koor is, tengevolge van de vele wijzigingenGa naar margenoot+ en verminkingen, moeilijk te bepalen. De toren zou, te oordeelen naar het formaat der baksteen, dat het meest overeenkomt met o.a. dat van het kasteel Loevestein en van de middeleeuwsche ommuring van Zalt-Bommel, uit de 14e eeuw kunnen dateeren. Het kruisribgewelf over zijne benedenruimte is echter, blijkens zijn vorm en de profileering der ribben, stellig niet vroeger dan de tweede helft der 15e eeuw aangebracht, terwijl de vormen der spaarvlakken en der galmgaten aan een verbouwing in de 16e eeuw, of wellicht nog later doen denken. | |
[pagina 332]
| |
De kerk bezit: Een eenvoudigen preekstoel (± 1746) van blank eikenhout met klankbord en een ruggeschot met uitgezaagde vleugelstukken; in dit ruggeschot (tevens deur) is het wapen van Meteren gesneden. Afb. 298. Geldermalsen. Ned. Hervormde kerk te Meteren. Heerenbank.
Aan den preekstoel een opengewerkten koperen lezenaar, met het opschrift ‘C.J. Velse 1750’. Blijkens dit opschrift is de lezenaar een geschenk van den eersten predikant te Meteren na de splitsing van Est en Meteren als afzonderlijke kerkelijke gemeenten (Vgl. ‘gelre’, XI, 1908 blz. 341). Een dergelijken voorzangerslezenaar met het opschrift: ‘Meteren Anno 1750’. Een koperen zandlooperhouder (± 1700). Een heerenbank (± 1720, in 1910 gerestaureerd)Ga naar voetnoot1), van blank eikenhout, bestaande uit twee banken met een overhuiving op groote gesneden consoles. In de gebogen kroonlijst is het alliantiewapen aangebracht van den toenmaligen Heer van Meteren, Cornelis van Aerssen en van zijn vrouw Maria Pauw, schenkers dezer bank (afb. 298). | |
[pagina 333]
| |
Een groot tiengebodenbord in eiken omlijsting, gedateerd: ‘Anno 1665’. Een klok (middellijn: 0,88 M.) met in Gothische minuskels het randschrift:Ga naar margenoot+ ‘Anno MVICIII so bin ich durch das fuer geflossen . hans falck van nueremberg hat mich gegossen’. | |
Het voormalig Huis te Meteren.Het voormalige slot der Heeren van Meteren (niet te verwarren met het eertijds hierGa naar margenoot+ eveneens aanwezige huis Blankensteyn), in 1766-1769 geheel herbouwd voor Albrecht Nicolaas van Aerssen Beyeren, in 1892 verkocht en ingericht tot herstellingsoord, is in 1907 geheel gesloopt. |
|