De Bommeler- en de Tielerwaard
(1974-1975)–F.A.J. Vermeulen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 291]
| |
B. De Tielerwaard. | |
[pagina 293]
| |
Deil.j.c. van der veur, Wandelingen in de omstreken van Deil: geld. volksalm. VII,Ga naar margenoot+ (1841), blz. 60 en 154. | |
Raadhuis.In het opzichzelve onbelangrijke raadhuis bevindt zich een houten bordGa naar margenoot+ (± 1600) met daarop geschilderd gebed, afkomstig uit het oude rechthuis te Gellikum (zie blz. 304). | |
[pagina 294]
| |
Kerk.De Ned. Hervormde kerk is in eigendom en onderhoud bij de Ned. Hervormde gemeente; de toren wordt geacht het eigendom te zijn van den dorpspolder Deil, die hem ook onderhoudt. Ga naar margenoot+ In de lijst van bijdragen tusschen de jaren 1276-1281 in het bisdom Utrecht verzameld voor een kruistocht, wordt ook, onder het Registrum prepositure Thylensis, Ga naar margenoot+ Het in 1843 gebouwde, in 1939 herstelde schip is uit- en inwendig onbelangrijk. Het uitwendige is, op den onlangs gerestaureerden voorgevel na, geheel gecement. In de driezijdige sluiting aan de Oostzijde bevindt zich de ingang.
Deze polygonale sluiting doet overigens vermoeden, dat het gebouw wellicht op de grondslagen der vroegere kerk is opgetrokken. | |
[pagina 295]
| |
De bij de slooping der oude kerk bewaard gebleven toren (afb. 262 en 263) is een vierkant bouwwerk, binnenwerks in plattegrond 3,60 × 4,30 M. metend en bestaande uit drie tufsteenen geledingen,
Afb. 263. Deil. Toren der Ned. Hervormde kerk uit het Zuidwesten.
waarboven later twee geledingen zijn opgetrokken van roode baksteen (formaat: 0,24 × 0,115 × 0,055 M.; 10 lagen: 0,69 M.) in staand verband. In de drie onderste geledingen zijn aan elke zijde telkens twee rondbogige nissen gespaard; aan de westzijde is in lateren, gothischen tijd een hooge, tot halfweg de tweede geleding reikende spitsboognis uitgebroken, waarin een toegang is aangebracht, ter vervanging van den vroegeren romaanschen ingang waarvan de boogaanzetten nog even boven den tegenwoordigen beganen grond zichtbaar zijn. In de vierde geleding is aan elke zijde één rondbogige nis gespaard; in de vijfde geleding bevinden zich gekoppelde, segmentvormig getoogde galmgaten. Inwendig telt de toren vier verdiepingen, waarvan de gelijkvloersche overkluisd is met een baksteenen kruisribgewelf (formaat: 0,30 × 0,15 × 0,075 M.), na slooping van een vroeger koepelgewelf, waarvan nog rondbogige muralen en aanzetten aanwezig zijn. In den noordmuur is een gemetselde trap uitgespaard, welke gedeeltelijk door een houten trap is vervangen. Het karakter van het tufsteenen metselwerkGa naar margenoot+ en zijne behandeling met breede eenvoudige spaarvelden, doet ons de drie onderste geledingen van dezen toren in de eerste helft der 12de eeuw dateeren. Een nader inzicht betreffende zijne bouwgeschiedenis verschaft ons de beschouwing van de overkluizing der benedenruimte. Het bestaande kruisribgewelf dagteekent, blijkens de profileering der ribben en het formaat der baksteen, uit het eind der 13de of het begin der 14de eeuw, toen hoogstwaarschijnlijk ook de spitsbogige ingang is gemaakt, nadat door ophooging van het terrein de oude romaansche ingang te laag was geworden. Het aanbrengen van den nieuwen | |
[pagina 296]
| |
ingang leidde ook tot slooping van het toen drukkend geworden koepelgewelf, dat door de bestaande overkluizing werd vervangen, terwijl tevens de in den noordmuur uitgespaarde trap een nieuwen toegang kreeg, die overigens later weer op vrij primitieve wijze werd gewijzigd. In de kerk bevinden zich: Ga naar margenoot+ Twee grafzerken (XVIII) van de familie Verstegen, waarop gehouwen het wapen-Verstegen, bestaande uit een springend paard, met als helmteeken een uitkomend springend paard. De opschriften liggen grootendeels onder de banken. Een zerk met het wapen-Bos, bestaande uit een doorsneden schild, waarin boven drie liggende ruiten (2 en 1), en beneden drie kepers; als helmteeken een liggende ruit tusschen een vlucht. Het opschrift luidt: ‘Hier liggen begraven vrouwe Anna Catharina Bos Weduwe van wijlen den Heere Pieter Verstegen geboren den 24 Augustus 1712 en overleden den 13 January 1795. Johannes Verstegen haar zoon geboren den 28 Augustus 1744 overleden den 17 November 1817.’ Ga naar margenoot+ Een 12-lichts koperen kroon (XVIIId). Ga naar margenoot+ In den toren hangt een klok (middellijn 1,12 M.) met in Romeinsche letters het randschrift: ‘Anno 1624. Dor dat fir bin ick geflotten. Ian Philipsem en Willem Philipsen heben mei gegotten’. | |
Poort van het voormalig Huis Bulkestein.Ongeveer 1 K.M. ten Westen van de boven beschreven kerk van Deil ligt, nabij een waterloop, de Bulk genaamd, een bouwval van een poort, laatste overblijfsel van het voormalig adellijk huis Bulkestein. Ga naar margenoot+ geldersche volks-almanak 1841, blz. 154; 1851, blz. 146 en 1852, blz. 68. | |
[pagina 297]
| |
De enkele jaren geleden door een storm gehavende poort, bestond uitGa naar margenoot+ een stuk baksteenen muurwerk met banden van bergsteen, waarin een rondbogige doorgang met bergsteenen
Afb. 264. Deil. Poort van het voormalig huis Bulkestein vóór den storm in 1935.
boogblokken (afb. 264) en, boven het midden, een wapensteen. Thans staan nog slechts twee brokstukken der zijdammen. De wapensteen met het blazoen der Van Tuyll's is thans in het bezit van den heer H.C. Verstegen te Deil. Het karakter van het metselwerk, zoowelGa naar margenoot+ als dat van den wapensteen wijzen op het begin der 17e eeuw, het tijdperk dus, dat ook, zooals wij reeds opmerkten, de teekeningen van Pronk en van de Beyer doen veronderstellen. Bovendien zien we op een afbeelding in den Gelderschen Volksalmanak van 1841 in den boog een sluitsteen met het jaartal 1620, die eveneens nog vermeld wordt in de Voorloopige lijst van Gelderland (1917), blz. 50. | |
Bijzonderheden.In particulier bezit te Deil bevinden zich:
| |
Enspijk.Zie nomina geogr., III, blz. 97.Ga naar margenoot+ | |
Kerk.De thans Ned. Hervormde kerk behoort aan de Ned. Hervormde gemeente; de toren is eigendom der burgerlijke gemeente Deil. Toen gravin Alveradis in 1129 de abdij Mariënweerd stichtte, schonk zij aan ditGa naar margenoot+ klooster o.a. ook goederen te Enspijk. Wellicht is aldus ook de kerk te Enspijk in | |
[pagina 298]
| |
het bezit der abdij gekomen. Althans vinden wij in 1456 als pastoor te ‘Eynspyck’ genoemd zekeren Henricus van Mirle, conventuaal van Mariënweerd (archief aartsbisd. utrecht, XXII, 1895, blz. 332). Ga naar margenoot+ De kerk ligt vrij op een open, eenigszins hooger en gedeeltelijk met boomen beplant terrein in het midden van het dorp. Zij is georiënteerd met een afwijking van 1o naar het Zuiden. Afb. 265. Plattegrond der Ned. Hervormde kerk te Enspijk.
Ga naar margenoot+ Het gebouw (afb. 265) bestaat uit een driebeukig schip van vier traveeën, met een uitgebouwde kapel (thans consistoriekamer) aan de oostelijke travee van den noordbeuk, een koor van twee traveeën met een driezijdige sluiting, en een vierkanten toren, langs welks noordzijde de noordbeuk is doorgetrokken. Middenbeuk en zijbeuken zijn gescheiden door ronde zuilen. De totale lengte van schip en koor bedraagt, binnenwerks, 26,30 M.; de middenbeuk is, hart op hart der zuilen gemeten, 7,775 M. breed; de zijbeuken zijn 3,30 M. breed; de toren meet binnenwerks 2,50 × 2,50 M. | |
[pagina 299]
| |
Afb. 266. Ned. Hervormde kerk te Enspijk uit het Z.O.
Schip en koor (afb. 266), opgetrokken van baksteen, zijn geheel gepleisterdGa naar margenoot+ en gewit, met uitzondering van den westgevel, die in kruisverband is gemetseld (formaat der baksteen: 0,205 × 0,10 × 0,05 M.; 10 lagen: 0,625 M.). Noord- en zuidbeuk hebben spitsboogvensters met dagkanten van eenvoudige afgeschuinde profileering; de drie beuken zijn onder één doorgaand zadeldak gebracht. Tusschen de vensters van den noordbeuk en tegen de twee buitenhoeken van den zuidbeuk zijn eens versneden, schuin afgedekte steunbeeren gemetseld, laatstgenoemde in normalen stand. De westmuur van den zuidbeuk is in modernen tijd beklampt. In de spitsbogige vensternissen van het koor zijn in later tijd rondbogige vensters aangebracht; tusschen deze vensters staan tweemaal-versneden beeren, waarvan de twee westelijkste - die aan de noord- en die aan de zuidzijde - gedeeltelijk met de oostmuren van den zuidbeuk en van de kapel zijn verheeld. In de zuidzijde van het schip en van het koor bevinden zich twee (later aangebrachte) korfbogige ingangen; twee overeenkomstige ingangen ook aan de noordzijde. De in kruisverband gemetselde toren (formaat der baksteen: 0,235 × 0,12 ×Ga naar margenoot+ 0,058 M.; 10 lagen 0,695 M.) bestaat uit drie geledingen (afb. 267). Tegen de vier hoeken gaan vijfmaal versneden beeren op tot dicht onder de gootlijst van de ingesnoerde en met leien bekleede achtkante spits, die bekroond wordt door een gesmeed ijzeren leliekruis met haan. De twee westelijke hoekbeeren | |
[pagina 300]
| |
Afb. 267. Toren der Ned. Hervormde kerk te Enspijk uit het Z.W.
zijn ter hoogte van de bovenste geleding vernieuwd. De halfachtkante traptoren is tegen de zuidzijde opgetrokken tot op 1/3 der hoogte van de bovenste geleding; de gecemente waterlijsten tusschen de geledingen van den toren zijn om dezen traptoren heengevoerd, hem eveneens in drie geledingen deelend. In de westzijde der onderste geleding bevindt zich een ellipsbogige ingang in omlijsting van profielsteen, waarboven een spitsbogige, thans met planken dichtgetimmerde vensternis, geflankeerd door twee spitsbogige nisjes. In de beide overige geledingen zijn in elk der zichtbare zijden telkens twee spitsboognissen gespaard, in de bovenste waarvan zich de galmgaten bevinden. Ga naar margenoot+ Het ook inwendig geheel gewitte schip (afb. 268) is thans van het koor gescheiden door muren en schotwerk, waartegen in den middenbeuk het orgel is geplaatst. Tusschen midden- en zijbeuken staan zware ronde zuilen met eenvoudig geprofileerde lijstkapiteelen, die scheibogen met vrij ruw afgeschuinde profielen dragen. Over de drie beuken zijn gestucte houten tongewelven geslagen. De in het verlengde van den noordbeuk tegen den toren aangebouwde travee(kapel?) is van den zijbeuk gescheiden door een ongeveer 0,25 M. zwaren tusschenmuur van groote baksteen (formaat: 29,5-30 × 14,5-15 × 7-8 c.M.; 10 lagen: 0,87 M.), waarin sporen van een vroegeren doorgang. Tegen den westmuur van den middenbeuk is in deze ruimte een muurverzwaring ter dikte van ± 75 c.M. opgemetseld, eveneens van groote moppen. In den noordmuur bevindt zich een dichtgemetseld spitsboogvenster met overblijfselen van een bergsteenen traceering, de eenige oorspronkelijke in dit gebouw nog aanwezig (zie afb. 265, A); in den westmuur, boven den ingang een dergelijk venster; boven deze vensters zijn moeten van een klein zadeldak zichtbaar. De kapel, aan de oostzijde van den noordbeuk | |
[pagina 301]
| |
Afb. 268. Ned. Hervormde kerk te Enspijk inwendig naar het O.
uitgebouwd, stond met het schip in verbinding door twee spitsbogige doorgangen, die in later tijd zijn dichtgemetseld, waarbij naar de zijde van den middenbeuk een deur is aangebracht. Deze kapel wordt door een houten vloer in twee verdiepingen verdeeld; een houten trap aan de westzijde der kapel voert naar de bovenverdieping, waar een spitsbogig houten tongewelf zichtbaar is, welks schenkels sporen van brand vertoonen. Ook het thans als berghok dienstdoende koor wordt door een houten zolderingGa naar margenoot+ verdeeld in twee verdiepingen. Deze zolderingen zijn in de 19e eeuw gelegd, in verband met overstroomingen der Linge, tot huisvesting van vluchtelingen. In het thans gelijkvloersche gedeelte bevindt zich in den zuidmuur een piscine, bestaande uit een dubbele nis met twee gekoppelde driepasbogen (afb. 265); in den oostmuur bevindt zich een grootere spitsbogige nis, in den noordmuur een segmentbogig nisje. Als in de noordelijke schipkapel is ook hier op de verdieping het oorspronkelijke spitsbogig houten tongewelf zichtbaar, welks ribben in de twee oostelijkste hoeken der koorsluiting neerkomen op houten schalken, gedragen door zandsteenen kopjes. De hier zichtbare baksteen meet 24,5 × 12 × 5,8 c.M.; 10 lagen: 69,5 c.M. Over de benedenruimte van den toren is een ribloos kruisgewelf gemetseld,Ga naar margenoot+ waarin later een gat is gebroken. Een spitsbogige doorgang van den toren | |
[pagina 302]
| |
naar den middenbeuk is dichtgemetseld. Een gemetselde wenteltrap in den traptoren voert naar de twee bovengelegen, overzolderde verdiepingen. Ga naar margenoot+ Hoezeer dit kerkgebouw, gelijk uit de beschrijving reeds blijkt, door latere wijzigingen moge zijn gehavend, toch vinden we hier en daar overblijfselen, die ons althans eenige aanwijzing kunnen geven wat betreft de dateering en de bouwgeschiedenis. Zoo wijzen de driepasboogjes der tweedeelige piscine in het koor (afb. 264) en de zeer eenvoudige vormen van kapiteel en basement van haar middenzuiltje, die elkaars omkeering zijn, op de laat-gothische periode, en wel op een tijdvak, dat we zeker niet vroeger dan ± 1400 mogen stellen. Op dezen tijd wijst trouwens ook het formaat der aan het koor gebruikte baksteen, dat overeenkomt o.a. met het dwarspand van de ruïne te Ammerzoden, met het schip der N.H. kerk te Kerk-Driel (vgl. Bommelerwaard, blz. 10 en 50), en met fragmenten der oude stadsmuren te Tiel (zie hieronder blz. 377). Eenigen tijd later zal de toren zijn opgetrokken: de vormen van de spitsboognissen en de profileeringen zijn van algemeen vijftiende-eeuwsch karakter, maar daar het schip tegen den bestaanden toren werd opgetrokken, en, blijkens het kleine formaat der baksteen van den westmuur en de reeds den Tudorboog vertoonende vensterkoppen in den noordbeuk (afb. 264, A), niet vroeger dan omstreeks 1500 kan zijn verrezen, moet deze toren nog in het laatst der 15e eeuw zijn gebouwd. Ga naar margenoot+ In den toren hangt een klok (middellijn: 0,84 M.) met in Romeinsche hoofdletters het randschrift: ‘Henricus Petit anno 1796’. | |
Gellikum.Ga naar margenoot+ h.m. werner, Het kasteel Gellicum, in: ‘Gelre’, XXVII (1924), blz. 109-121. | |
[pagina 303]
| |
toen zij overging aan het in de vrouwelijke lijn van de Tengnagels afstammende geslacht van Son. (v. spaen, Inleiding, III, blz. 321; werner, a.w., blz. 111-121). | |
Voormalig rechthuis.Het voormalig rechthuis van het schoutambt Gellicum, thans vergaderlokaalGa naar margenoot+ van het Polderbestuur, is opgetrokken tegen den westgevel van den toren der hierna te bespreken R.K. kerk (afb. 269 en 270). Afb. 269. Plattegrond der R.K. kerk te Gellikum met het tegen de westzijde aangebouwde rechthuis.
Gebouwd van baksteen (formaat: 23,5-24 × 11,5-12 × 4-4,5 c.M.,Ga naar margenoot+ 10 lagen: 81 c.M.) bestaat het uit een als open portaal behandeld gelijkvloers, overkluisd met een tongewelf met steekkappen en met korfbogige doorgangen aan west-, noord- en zuidzijde, en verder uit een verdieping, de voormalige raad- en rechtzaal, met een vloer van roode plavuizen en een balkenzoldering, waarboven een zolder; op dezen zolder is het benedengedeelte der tweede geleding van den westelijken torenmuur zichtbaar. In den eenvoudigen voorgevel is tusschen de twee rondbogige vensters vanGa naar margenoot+ de rechtzaal een wapensteen aangebracht met een door een gravenkroon gedekt schild, gedeeld: a. gevierendeeld, een en vier een kruis, twee en drie beurtelings gekanteelde dwarsbalken; b. drie weerhaken, geplaatst 2 en 1. Een gouden kruis op blauwen grond is het wapen van het geslacht Tengnagell, dat sinds 1626 in het bezit was van de heerlijkheid Gellicum (wapen: twee beurtelings gekanteelde dwarsbalken van goud in blauw). Drie gouden weerhaken, 2 en 1, in rood, vertoont het wapen-van Boetzelaer. | |
[pagina 304]
| |
Ga naar margenoot+ Een houten bord, beschilderd met een gebed voor de rechtspraak, uit dit rechthuis afkomstig, bevindt zich thans in het gemeentehuis te Deil. Blijkens taal en lettervormen zal het uit ± 1600 dateeren. | |
Kerk.De Roomsch-Katholieke kerk van O.L. Vrouw Geboorte is in eigendom en onderhoud bij de Roomsch-Katholieke gemeente; de toren met zijn westelijken aanbouw behoort aan de burgerlijke gemeente Deil. Ga naar margenoot+ archief v.h. aartsbisdom utrecht, XVII (1889), blz. 1. - j. kalf, De Katholieke kerken in Nederland, blz. 160-161. Ga naar margenoot+ De kerk ligt vrij op een hoogte aan de Zuid-Oostzijde van het dorp. Zij is georiënteerd met een afwijking van 2o naar het Noorden. Ga naar margenoot+ De kerk (afb. 269) bestaat uit een schip van drie traveeën met een driezijdig gesloten koor van twee traveeën, een tegen de vierde travee der zuidzijde aangebouwde sacristie, een noordbeuk van vier traveeën en eenen vierkanten toren met een westelijken aanbouw van twee traveeën, het boven reeds beschreven rechthuis. Ga naar margenoot+ Het uitwendig omstr. 1860 geheel nieuw ommetselde schip (afb. 270 en 271)Ga naar margenoot+ wordt gedekt door een zadeldak, dat boven het koorgedeelte verhoogd is; het lessenaarsdak van den noordbeuk sluit hier onmiddellijk tegen aan. Tusschen de van geprofileerde neggen voorziene, spitsbogige vensternissen staan eens-versneden steunbeeren, waaromheen de onder langs de vensterdorpelsGa naar margenoot+ loopende neuslijst is doorgevoerd. De sacristie heeft aan de zuidzijde een puntgevel, waarachter haar zadeldak tegen den zuidmuur van het koor, onder de gootlijst aansluit. In den oostmuur dezer sacristie is een voormalige korfbogige ingang dichtgemetseld; in de vulling werd later de opening eener piscine gebroken. Ga naar margenoot+ De toren (afb. 270) is tot 1,85 M. boven het maaiveld opgetrokken van baksteen, metend: 0,29 × 0,14 × 0,063 M.; 10 lagen 0,75 M.; hierboven van baksteen | |
[pagina 305]
| |
Afb. 270. Deil. R.K. kerk met rechthuis te Gellikum.
groot 26,5 × 13,2 × 7 c.M.; 10 lagen: 85 c.M., in onregelmatig verband. Hij bestaat uit vier geledingen, welke, met uitzondering van die aan de oostzijde, door een middenlisene worden verdeeld in twee helften, waarin korfbogige nissen zijn gespaard. Tegen de Zuid- en tegen de Noordzijde zijn zware, tweemaal-versneden beeren gemetseld, waarvan de laatste tot traptoren is ingericht. Het geheel wordt bekroond door een ingesnoerde achtkante houten spits, met leien gedekt. Tegen de westzijde is over de twee onderste geledingen het hierboven beschreven voormalig rechthuis van het schoutambt Gellikum, opgetrokken (zie blz. 303). | |
[pagina 306]
| |
Afb. 271. Deil. R.K. kerk te Gellikum uit het Z.O.
Ga naar margenoot+ Het schip (afb. 272) is bij deGa naar margenoot+ restauratie overdekt met een nieuw gestucadoord tongewelf, dat, evenals het koor en de triomfboog is gepolychromeerd; de noordbeuk is gewit. Hoofd- en noordbeuk worden gescheiden door drie achtkante pijlers, zonder kapiteelen overgaande in de gedrukt-spitsbogige scheibogen, waarboven zware, eveneens spitsbogige muralen, die oorspronkelijk blijkbaar langs de pijlers hebben doorgeloopen tot op het basement, maar later tot 2,50 M. boven den vloer zijn weggehakt; alleen boven den scheiboog der oostelijke travee, dus tusschen koor en noordbeuk ontbreekt de muraal, gelijk ook de zuidmuur geen muralen vertoont. Het koor wordt gedekt door een spitsbogig houten tongewelf op (modern beschilderde) schinkels en muurstijlen. De noordbeuk (afb. 273) is overkluisd met vier ongeveer vierkante kruisgewelven, gemetseld op ribben met een laat-gothisch profiel (afb. 269), in de hoeken rustend op eenvoudig geprofileerde kraagsteentjes en in het midden samenkomend in ronde, vlakke sluitsteenen. Ga naar margenoot+ De benedenruimte van den toren, toegang gevend tot het schip der kerk, is overkluisd met een in de richting Oost-West gemetseld halfcirkelvormig tongewelf. In den noordmuur bevindt zich een deur, die toegang geeft tot de verdieping van het voorgebouw. Een houten wenteltrap in den traptoren voert naar de eerste verdieping van den toren, vanwaar men langs houten trappen de twee volgende verdiepingen bereikt, welker bovenste een ouden eiken klokkestoel bergt, waarin de hierna te beschrijven klok hangt. Ga naar margenoot+ De nieuwe ommetseling van schip en koor laat niet toe gegevens voor de bouwgeschiedenis uit het muurwerk af te lezen. De ongeveer 0,90 m zware pijlers echter tusschen hoofd- en noordbeuk, met de vrij ruw behakte en uiterst eenvoudig geprofileerde scheibogen, maken het waarschijnlijk, dat men den noordmuur van een vroeger eenbeukige kerk heeft doorgeslagen om den zijbeuk aan te bouwen. Dat dit moet | |
[pagina 307]
| |
gebeurd zijn in de tweede helft of tegen het laatst der 15e eeuw, blijkt zoowel uit het doorvoeren der boogprofielen langs de pijlers zonder kapiteelen, als uit de profileering der gewelfribben (afb. 269 en 273). Tezelfdertijd heeft men blijkbaar een nieuwe koorsluiting gebouwd. Uit de zware muralen boven de drie scheibogen in den hoofdbeuk zou men de gevolgtrekking willen maken, dat deze ruimte vroeger overkluisd is geweest, ware het niet, dat in den tegenoverliggenden zuidmuur deze muralen ontbreken. Daar ook boven den oostelijksten noordbeuk en koor verbindenden scheiboog geen muraal aanwezig is, moet het koor steeds een houten overdekking hebben gehad. Opmerkelijk is in dit verband ook de breede rondbogige triomfboog, dien men klaarblijkelijk bij den bouw van het nieuwe koor, omstreeks 1500 dus, heeft gebroken in den oostmuur van de oorspronkelijke kerk, van welken muur het bovendeel is bewaard gebleven (thans gepolychromeerd, met opschrift, zie afb. 272). Afb. 272. Deil. Hoofdbeuk der R.K. kerk te Gellikum naar het O. gezien.
Overigens schijnt de voet van den toren, met zijn metselwerk van groote moppen, wel het oudste deel van het bouwwerk te zijn; de scheve stand ten opzichte van de as van den hoofdbeuk (afb. 269) leidt tot de onderstelling, dat deze later tegen den toren van eene oudere kerk werd aangebouwd. | |
[pagina 308]
| |
Afb. 273. Deil. R.K. kerk te Gellikum door den noordbeuk n/z Z.O. gezien
Ga naar margenoot+ Aan den ingang van het schip der kerk ligt een hardsteenen grafzerk, van welks sterk afgesleten opschrift nog leesbaar is: ‘... egt begraven ...oelofsen H ...... leven scho......... sterf ......ao16...... svrou...... Ms van ...sterf den... ao....’.
Ga naar margenoot+ De in den toren hangende klok (middellijn: 0,87 M.) draagt in gothische minuskels het opschrift: ‘Anno. domini . m . cccccc . XI . heeft my . hans . falck van nueremberg gheghoten’. | |
Boerenhuizen.1. De Boerderij Hakkershoek, een oud leengoed van Jan van Arkel, heeft achter het gemoderniseerde woonhuisGa naar margenoot+ een ouden stal met een balkenzoldering, op een van welker moerbalken, gedeeltelijk bedekt door een anderen, lateren balk, een jaartal: ‘17...’. Ga naar margenoot+ Tot voor kort bevond zich hier een houten bord, volgens mededeeling van den vroegeren bezitter aangespoeld bij den vloed in 1821, waarop drie in relief gesneden houten groepjes zijn bevestigd, voorstellend: 1o. Christus in den Hof van olijven, 2o. de slapende apostelen, 3o. Judas met een krijgsman en een krijgsman met schild, alles eenigszins boerenwerk ongeveer uit het midden der 16e eeuw; twee figuren van krijgslieden zijn er later onbeholpen bijgemaakt. Het werk bevindt zich thans in ander bezit te Gellikum. 2. G 40. Boerenhuis op T-vormigen plattegrond. In den voorgevel ankers: 1743. | |
Rumt.Ga naar margenoot+ w.a. beelaerts van blokland, Bijdrage voor de geschiedenis van het adellijk huis de Leegpoel te Rumpt, in: ‘gelre’, XVIII (1915), blz. 57-59. | |
[pagina 309]
| |
| |
Veldkruis.In de uiterwaard, tusschen deGa naar margenoot+ Groote en de Kleine wiel, staat een hardsteenen veldkruis, hoog 2,59 M. (afb. 273), waarin gehakt het wapen-Scherpenzeel en daaromheen in gothische minuskels: ‘Int Iaer MVc XXVII op sunte Severynsdach opt hof te remdt blef doot Ot van Scerpenzeel lefft (sic) XXVI. Byt voer dye zyel om Gods wyl’. Otto van Scherpenzeel, zoon van Carselis en Maria van Zuylen van Anholt, was jagermeester en richter van Arnhem en Veluwezoom. Hij sneuvelde in den strijd tegen de Stichtsche krijgsbenden van bisschop Rudolf van Anholt, nadat deze Gellikum geplunderd hadden (geld. volksalm. 1851, blz. 166-167; ‘gelre’, XXVII, blz. 112 en XL, blz. 96-97). Afb. 274. Rumt. Veldkruis voor Ot van Scherpenzeel.
| |
Kerk.De Ned. Hervormde kerk is in eigendom en onderhoud bij de Ned. Hervormde gemeente; de toren is het eigendom van de burgerlijke gemeente Deil. | |
[pagina 310]
| |
Ga naar margenoot+ Oprichting der parochie Rumpt, 1851, in: de godsdienstvriend LXVI, blz. 262.Ga naar margenoot+ Reeds omstr. 960 behoorde Rumt in zijn geheel aan de St. Maartenskerk te Utrecht (sloet, Oorkondenb., nr. 96). Aangezien sinds 1148 herhaaldelijk bezittingen der abdij Mariënweerd, zoowel te Rumt, als te Deil, Enspijk en Gellikum worden bevestigd (de fremery, Cartularium Mariënweerd nrs. 6, 13, 23, 51, 79), voorts de kerk in 1261 een kapel van Beest was, dat aan Mariënweerd behoorde, en wij hier als priesters vermeld vinden Goessen die Joede, in 1438, en Johan van Zolen, in 1456 (archief aartsbisd. utrecht, XLI V, 919, blz. 211), welke laatste conventuaal van Mariënweerd blijkt (Arch. Aartsbisd. Utr. XXII, 1895, blz. 332), mogen wij aannemen, dat ook de kerk van Rumt, evenals die van Enspijk (zie blz. 297), reeds in 1148, en tot de Hervorming, aan de genoemde abdij behoorde. Na de Hervorming tot 1648, en nog eens van 1675 tot 1690, was Rumt kerkelijk met Gellicum gecombineerd (joosting en muller, Bronnen, II, blz. 423). Ga naar margenoot+ De kerk ligt vrij op een kerkhof, dat door een hek van den openbaren weg is afgescheiden. Zij is georiënteerd met een afwijking van 2o. naar het Noorden. Afb. 275. Deil. Plattegrond der Ned. Hervormde kerk te Rumt.
Ga naar margenoot+ Het gebouw is een driebeukige pseudo-basiliek (afb. 275 en 276) op pijlers, met een driezijdig gesloten koor, een aan den zuidbeuk uitgebouwde, met vijfGa naar margenoot+ zijden van een achthoek gesloten kapel en een ingebouwden vierkanten toren, met een achtkanten traptoren tegen den noordwestelijken hoek. De totale lengte van schip en koor, zonder den toren, bedraagt binnenwerks | |
[pagina 311]
| |
28,50 M.; het schip meet in de zijbeuken 21,40 M.; de middenbeuk is, hart op hart der pijlers, 8,10 M. breed; de totale breedte van het schip is binnenwerks 15 M. De toren meet 3,80 M. in het vierkant. De van baksteen opgetrokken kerk (afb. 277) is bij een restauratie in 1890Ga naar margenoot+ geheel nieuw ommetseld, met uitzondering van den toren. De drie beuken worden door één doorgaand dak gedekt. De muren, geschoord door eenvoudige schuin, afgedekte steunbeeren, zijn doorbroken met spitsbogige vensters, waarin (vernieuwde) traceeringen. Op de koorsluiting staat een gesmeed ijzeren leliekruis. Afb. 276. Rumt. Ned. Hervormde kerk. Dwarsdoorsnede.
De toren, opgetrokken vanGa naar margenoot+ baksteen (formaat: 0,275 × 0,12 × 0,065 M.; 10 lagen: 0,785 M.), bestaat uit vier geledingen, zonder versnijding, waarvan de drie onderste zijn gescheiden door eenvoudige baksteenen waterlijsten. Van deze drie onderste geledingen, die alleen aan den westgevel zichtbaar zijn, is de onderste oorspronkelijk geheel vlak opgemetseld, terwijl in de tweede rondbogige nissen zijn gespaard; later heeft men hierin een groote spitsbogige nis gebroken, die een korfbogigen ingang met venster daarboven omlijstte, welke openingen thans weer zijn dichtgemetseld; in de derde geleding zijn drie gedrukt spitsbogige nissen gespaard, waarboven het terugliggend veld der vierde geleding, met aan elke zijde een galmgat, wordt omsloten door hoeklisenen, verbonden door een getand fries, waarboven een uitkraging de ingesnoerd achtkante houten spits draagt. Deze wordt bekroond door een rijk gesmeed ijzeren kruis. Het inwendige (afb. 278) is na de Hervorming gewijzigd, doordat men tusschenGa naar margenoot+ schip en koor, in den triomfboog, een scheimuur heeft gemetseld. Het koor | |
[pagina 312]
| |
wordt thans, door een te halver hoogte van de vensters gelegde balkenzoldering, verdeeld in twee verdiepingen, die als consistorie- en catechisatiekamer dienst doen. In verband hiermede zijn in het midden der vensters nieuwe, oorspronkelijk niet aanwezige, traceeringen aangebracht. In de drie oostelijke sluitmuren
Afb. 277. Deil. Ned. Hervormde kerk te Rumt uit het Zuidwesten.
bevinden zich, gelijkvloers, drie rondbogige spaarnissen, waarvan de zuidoostelijke een piscine omsluit, gelijk aan een dergelijke in de kapel. In het geheel gewitte schip wordt de vier traveeën diepe middenbeuk van de vijf traveeën tellende, langs den toren doorgetrokken zijbeuken, gescheiden door 1 M. zware, overhoeks gestelde vierkante pijlers, waartusschen spitse scheibogen zijn geslagen. Boven deze scheibogen zijn, in den middenbeuk, zware hol geprofileerde muraalbogen (als die te Gellikum, zie blz. 306) gemetseld, die benedenwaarts rechtstreeks zijn doorgevoerd langs de middenbeukzijde der pijlers, zonder kapiteelen. Hiertegen zijn halfronde schalken geplaatst, die op met bladornament versierde kapiteelen de fijn geprofileerde gewelfribben en gordelbogen dragen. In de zijbeuken rusten de gelijkerwijs geprofileerde gewelfribben (afb. 275) en de, in tegenstelling met die in den middenbeuk, zeer zware, als de schei- en muraalbogen hol | |
[pagina 313]
| |
geprofileerde gordelbogen, op gebeeldhouwde kopjes. In het muurwerk der kapel zijn onder de vensters harer sluiting drie ellipsbogige nissen gespaard; in haar oostelijken wand bevindt zich een spitsbogige piscine met boogtoten. De twee langs den toren doorgetrokken zijbeuk-traveeën zijn door later gemetselde scheimuren van de overige schipruimte afgescheiden. Aldus ontstonden te weerszijden van den toren twee zijruimten, waarvan de noordelijke, overdekt met een vierdeelig kruisribgewelf, als de overige zijbeuktraveeën, toegang geeft tot den hier ingebouwden traptoren, terwijl de zuidelijke thans is ingericht tot cachot. Afb. 278. Ned. Hervormde kerk te Rumt inwendig naar het Westen.
In het hierop met rondbogenGa naar margenoot+ geopende gelijkvloers van den toren is een spitsbogige doorgang naar het schip, in den oostmuur, later dichtgemetseld; hierboven bevinden zich in de vier hoeken de aanzetten van een gesloopt kruisribgewelf (afb. 275), thans vervangen door een houten zoldering. Een gemetselde spiltrap in den traptoren voert naar de beide bovengelegen verdiepingen, waarvan de bovenste den klokkestoel bergt. Kennelijk is de toren, die reeds opGa naar margenoot+ het eerste gezicht als een vreemd lichaam in het geheele bouwwerk aandoet, het oudste gedeelte. Met zijn rondbogige en zeer gedrukt spitsbogige spaarnissen en zijn hoeklisenen is hij zeker niet later te dateeren dan het midden der 13e eeuw. De ingang, met zijn hooge spitsbogige vensternis, is blijkbaar een wijziging uit lateren, gothischen tijd, toen de oudere kerk, die bij dezen toren behoorde, is gesloopt, om door de tegenwoordige te worden vervangen. Dat men bij deze verbouwing met het koor is begonnen, blijkt uit de traceeringen in de koppen der koorvensters, die, bij de restauratie overeenkomstig de oorspronkelijke vormen hersteldGa naar voetnoot1), uit cirkels geconstrueerde vierpassen met stompe toten vertoonen, een vorm die niet veel vroeger dan omstreeks 1300, maar | |
[pagina 314]
| |
ook niet veel later dan de eerste, helft der 14e eeuw kan zijn, terwijl de traceeringen in de schipvensters flamboyante vormen uit het begin der 15e eeuw vertoonen, een tijd, waarop ook de profileeringen der gewelfribben (afb. 275) wijzen. Er ligt dus ongeveer een eeuw tijdruimte tusschen den bouw van het koor en dien van het schip, en wanneer we nu opmerken, dat de oostelijke zijbeukmuren tegen twee beeren van het koor aansluiten, dan komen we tot de gevolgtrekking, dat het koor het eenig tot uitvoering gekomen deel is van een oorspronkelijk waarschijnlijk veel grootscheepscher plan - de verhoudingen wijzen hierop - dat ook slooping van den ouden toren beoogde. In het begin der 15e eeuw heeft men dan tegen dit onvoltooid staande koor een op andere, bescheidener schaal ontworpen schip opgetrokken en daarbij den toren behouden, dien men een westelijken ingang gaf, door een grooten spitsbogigen doorgang met den middenbeuk en door openingen in noord- en zuidmuur met de zijbeuken in verbinding bracht, terwijl men de aldus ontstane hooge benedenruimte overkluisde met het thans op de aanzetten na gesloopte kruisribgewelf; tegelijk werd, met de westtravee van den noordbeuk, de traptoren opgetrokken. Afb. 279. Deil. Koperen kroon in de Ned. Hervormde kerk. te Rumt.
Ga naar margenoot+ De kerk bezit: Een eenvoudig eiken doophek (XVII B) met balusters. Een opengewerkte koperen predikantslezenaar (± 1650). Een koperen doopbekken met houder (± 1700). Twee houten psalmbordjes (XVII). Een orgel, in 1842 vervaardigd door C.F.A. Naber te Deventer, rustend op een orgelgalerij, gedragen door vier houten Toscaansche zuilen. | |
[pagina 315]
| |
Een koperen offerblokje (XVII). Twee koperen blakers (XVII). Een koperen lichtkroon (midden-XV) met twee rijen elk van 6 armen, versierd met laat-gothisch bladornament, die bevestigd zijn aan de spijlen van een zeskant torenvormig baldakijn, waarin op een rond, geprofileerd voetstuk een beeldje staat, boven de kruisbloem, die de spits bekroont, zijn twee gekroonde schildjes (XVIIb) aangebracht, met wapens (afb. 279). Een klok (middellijn: 107.5 c.M.) met het opschrift: ‘Lovet den Heere dieGa naar margenoot+ alleen onse toevlucht is. Fecit Jan Albert de Grave Amsteldam. P.v. Doeland Scholtus. D.A.v. Boogaart kerkmr. Ao. J.Ch. MDCCXXIX’. | |
Boerenhuis.Evenals in andere dorpen van de Tielerwaard bestaan ook hier nog verschillende boerenhuizen van z.g. Zuidhollandsch type, op T-vormigen plattegrond. Een der best bewaarde en oudste voorbeelden is:R 102. Baksteenen boerenhuis (afb. 280), bestaande uit een dwarshuis met daarachter aangebouwden deel. Het woonhuis (afb. 281) had oorspronkelijk Afb. 280. Boerderij te Rumt. R 102.
een wolfdak, dat omstreeks 1850, is verbouwd in den tegenwoordigen vorm, als zadeldak tusschen twee eindgevels. De kepers van de oude kap zijn in de tegenwoordige bewaard gebleven. Inwendig: in de woonkamer | |
[pagina 316]
| |
een betimmering met bedsteden en schouw (XIX A); in de schouw een blijkbaar van elders hierin aangebracht ouder schoorsteenstuk (± 1700?),
Afb. 281. Rumt. Oude boerderij R 102.
een landschap voorstellend. Keuken met groote schouw (± 1700), waaronder gemetseld fornuis. Terzijde van de boerderij een groote houten schuur en een karnhok met houten karnmolen. |
|