De Bommeler- en de Tielerwaard
(1974-1975)–F.A.J. Vermeulen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 74]
| |
Hedel.Ga naar margenoot+ c.a. serrure, Histoire de la Souveraineté de 's Heerenberg. La Haye-Paris, 1860. - h. dannenberg, Hedel, in: Zeitschr. für Numismatik, IV (1876), 194. - g.c.a. juten, Hedel, in: Taxandria, XXXI (1927), 145. Afb. 67 Hedel (Gelderland) twee daalders (eind 16e eeuw) van Graaf Willem v.d. Berg, geslagen in de munt op het kasteel Hedel, Verzameling Kon. Penningkabinet 's-Gravenhage.
Niet alleen hadden de eigen munten van Hedel een aanzienlijk geringere intrinsieke waarde, dan waarvoor zij werden uitgegeven, maar men ontzag er zich ook niet buitenlandsche geldsoorten na te maken. (Vgl. h. dannenberg, in: Zeitschr. f. Numismatik, 1876, 194.) | |
[pagina 75]
| |
in dat van de heeren van Zevenbergen uit het huis Stryen. In 1379 werd Otto van de Leck, eenige zoon uit het derde huwelijk van Jan van Polanen I, heer van de Leck en van Breda, beleend met deze heerlijkheid; en nog heden voert de gemeente het wapenvan Polanen. Door Willem, zoon van Otto van de Leck en Sophia, erfdochter van Frederik heer van den Berg, en Bijlandt, kwam Hedel in het bezit van de graven van 's Heerenberg. Willem IV van 's Heerenberg (1546-1586), zwager van Willem den Zwijger, deed Hedel overgaan aan de Hervormden. Isabella Clara, gravin van den Berg, bracht door haar huwelijk met Henri de La Tour d'Auvergne, hertog van Bouillon, de heerlijkheid aan haar man. Deze verkocht Hedel in 1698 aan Jhr. Godfried Frederik van de Poll, maar krachtens landschapsbesluit van 6 April 1699 vernietigden de Staten van Gelderland dezen koop en naastten de heerlijkheid als leen der provincie, om haar aan de domeinen te hechten (v. spaen, Inleiding, III, 275). In 1757 is het dorp geteisterd door een overstrooming tengevolge van de doorbraak van den Maasdijk bij Hedel; den 28sten September 1794 werd het door de Franschen in brand geschoten (f.h.a. sabron, De oorlog van 1794-95, I, 259). Afb. 68. Hedel. Plattegrond der Ned. Hervormde Kerk.
| |
Romeinsche oudheden.Eenige Romeinsche munten, hier gevonden, zijn gemagazineerd (onder E v) in het Rijksmuseum v. Oudheden te Leiden (Catalogus, 1908, blz. 221). | |
[pagina 76]
| |
Kerk.DeGa naar margenoot+ oorspronkelijk aan den H. Willibrordus gewijd, is in eigendom en onderhoud bij de Nederduitsch Hervormde gemeente; de toren behoort aan de burgerlijke gemeente. Ga naar margenoot+ De kerk wordt voor het eerst vermeld in de boven aangehaalde oorkonde van 1292, blijkens welke zij toen reeds eene parochiekerk was, en behoorde aan het kapittel van Ste. Marie te Utrecht. In het begin der 16e eeuw worden hier genoemd: een altare B.M.V. gloriosae ‘in de Cluse’ (waaruit men zou willen opmaken, dat tegen of nabij de kerk een kluis heeft gestaan, als te Driel), voorts eene vicarie altare D. Nicolaï en een derde beneficie of altare S. Ceorgii martyris (schutjes, IV, 59). Afb. 69. Hedel. Ned. Hervormde Kerk uit het Zuiden.
Toen de Bommelerwaard bij de invoering der hierarchie in 1561 van het bisdom Utrecht overging aan het nieuwe bisdom 's Hertogenbosch, bestonden in deze kerk twee altaren: dat van de H. Maagd en het H. Kruis, en dat van Maria en den H. Johannes Evangelist. | |
[pagina 77]
| |
De kerk ligt vrij op een pleintje aan het eind eener dorpstraat en grenst met haarGa naar margenoot+ westgevel aan het kerkhof. Zij is georiënteerd met een afwijking van 22o naarGa naar margenoot+ het zuiden. Gemetseld op de fundeeringen van koor en dwarspand eener vroegere kruiskerk,Ga naar margenoot+ vertoont het gebouw een T-vormig grondplan (afb. 68), gevormd door den West-Oost gerichten en naar het Oosten driezijdig-gesloten koorarm en een Noord-Zuid gerichten, binnenwerks 27.10 M. langen dwarsarm; op den zuidelijken nok van dezen arm staat een achtkante dakruiter. Ingangen bevinden zich in den zuidgevel van den dwarsarm, in het midden van diens westfront en in den zuid-oostelijken muur van de koorsluiting. De kerk is geheel opgetrokken van baksteen (formaat 0.23 × 0.11 × 0.05 M.;Ga naar margenoot+ 10 lagen: 0.58 M.); de rond het gebouw gaande plint is afgedekt met een rollaag. Tegen alle muren staan eenvoudige, schuin afgedekte steunbeeren, waarvan die op de hoeken in normalen stand zijn geplaatst; tusschen deze beeren zijn spitsbogige vensteropeningen aangebracht, die alle zijn ingekort door het verhoogen der borstwering, terwijl enkele zijn dichtgemetseld. Aan de noordzijde van het dwarspand is op den noordwesthoek een latere steunbeer tusschengevoegd. De zuidelijke ingang wordt gedekt door een rondboog, die bij zijne geboorte rust op twee hardsteenen aanzetstukken en in den eveneens hardsteenen sluitsteen het jaartal 1836 draagt (afb. 69). Een oorspronkelijke spitsbogige ingang in het midden van den langen westgevel, en een dergelijke in den oostelijken sluitmuur van den koorarm zijn in later tijd dichtgemetseld. De dakruiter is een achtkant koepeltorentje, welks voet met leien is bekleed, en dat bekroond wordt door een eveneens met leien bekleede, ingesnoerde achtkante spits, waarop een gesmeed ijzeren kruis met haan. Inwendig (afb. 70) zijn de beide armen overdekt door gestuccadoordeGa naar margenoot+ ellipsvormige tongewelven (XIXb) met trekbalken. In den noordelijken arm van het dwarspand is door eiken schotwerk een ruimte voor consistoriekamer afgescheiden. In de koorsluiting is in de 19e eeuw een orgelgalerij getimmerd. Metselwerk en profileeringen wijzen uit, dat deze kerk gebouwd moet zijn in een tijd,Ga naar margenoot+ die de gothische vormentaal nog slechts bij overlevering kende. Neemt men in aanmerking, dat een Avondmaalsbeker en de klok in 1643 zijn vervaardigd, terwijl andere voorwerpen het jaartal 1646 dragen, en dat in 1644 en 1645 gebrandschilderde glazen werden geschonken, dan kan als vrij zeker worden gesteld, dat de kerk in 1640-46 is opgetrokken op de fundeeringen van koor en dwarspand eener oudere. In 1836 zijn de oostelijke en westelijke ingangen dichtgemetseld en de tegenwoordige aangebracht. | |
[pagina 78]
| |
De kerk bezit de volgende meubelen en voorwerpen: Ga naar margenoot+ Een eiken preekstoel (1640), geplaatst tegen het midden van den westmuur, en bestaande uit een zeskante kuip, met een bekervormig onderstuk rustend op een eenvoudigen voet en een later vernieuwde trap en klankbord. Op de hoeken der kuip zijn gegroefde Dorische pilasters aangebracht, welke de als hoofdgestel behandelde bovenlijst der kuip dragen en eenvoudig gesneden Afb. 70. Hedel. Ned. Hervormde Kerk inwendig naar het Noorden.
boogpaneelen insluiten (afb. 70). Ga naar margenoot+ Aan de trap van den preekstoel zijn een eenvoudig koperen doopbekken in draaibaren houder, en tegen de voorzijde van de kuip een gegoten koperen predikantslezenaarGa naar margenoot+ en een lichtarm bevestigd. Ga naar margenoot+ Een eenvoudig eiken doophek (XVIIb) met gedraaide balusters. Ga naar margenoot+ Eenige eiken banken en twee lambrizeeringen in den koorarm, in vlak paneelwerk, alles XVIIb. Ga naar margenoot+ Een bord waarop de tien geboden in schrijfletters en het jaartal 1646 zijn geschilderd. Een bord met de geloofsartikelen in gothische letters, en: 1646. Een bord met het Onze Vader in blokletters, en: 1646. Ga naar margenoot+ Een zilveren Avondmaalsbeker (XVIIb) met op den voet: K.T.H.; een dergelijken beker met op den voet: ‘de kerk tot Hedel anno 1643’; beide bekers geciseleerd en met vogels versierd. Een zilveren broodschotel met uitgeschulpten rand en aan de achterzijde het opschrift: ‘Anno 1744 kogt mijn Ds. Schonck toenmaals als predikant tot Dienst van 't Heilig Avondmaal uit de penningen die bij deszelve bediening versameld werden’. Ga naar margenoot+ In den dakruiter een klok (middellijn: 0.78 M.) met in Romeinsche hoofdletters het randschrift: Soli.Deo.Gloria. Cornelis. Ovderogge .en .d .i .o. fecit .Rotter- | |
[pagina 79]
| |
dam .Anno .1643; aan beide zijden is in het midden het gemeentewapen aangebracht in een cartouche, waaronder: ‘Heel’. 2. De Ned. Hervormde pastorie. Zie Particuliere gebouwen, no. 4. | |
Particuliere gebouwen.1. Van het voormalig kasteel bestaan thans nog slechts eenige bouwhuizen en sporen van de grachten. Het kasteel behoorde reeds in 1327 onder Gelderland, toen hertog Reinald beval,Ga naar margenoot+ dat de heer van Cranendonk en de geërfden van Hedel gelijk met de andere dorpen in de dijklasten en wateringen moesten gelden. In 1336 beleende Reinald, heer Willem van Cranendonck met huis en burg van Hedel tot een open huis (v. spaen, Inleiding, III, 276). Afb. 71. Het kasteel te Hedel naar een teekening van c. pronk.
Wij hebben hierboven vermeld, hoe de heerlijkheid overging in het bezit der graven van 's Heerenberg of den Berg. Graaf Willem van den Berg droeg in 1436 ‘dat Slot ende Herlicheit van Hedel’ in leen op aan Jacob heer tot Gaesbeke. | |
[pagina 80]
| |
die den tijt van XII jaren, dat het verscreven huys van dese tijden is beset geweest, uyt hetselve huys zijn gepleeght bij het garnisoen, daerinne gelegen hebbende, soe ten respecte van den valsche munte, aldair geërigeert ende geslagen, als het vangen, spannen ende knevelen van de arme huyslieden’, dat men het slot moest ‘ruineeren ende voirierst den wal daervan don demolieren ende het huys daerna don springen’ (resolutiën s.-g., VII, 47). Maar reeds den 22 October werd een brief ontvangen van Maurits, er toe strekkende, dat het huis mocht blijven staan, en dat de Staten zich zouden willen tevreden stellen met het slechten van de wallen en het vullen van de grachten rondom het huis, daar het dan geen kwaad meer zou kunnen doen (resol. s.-g., VII, 49). Den 2en Februari 1591 waren alleen de wallen ten deele geslecht, maar het huis zelf ‘ongeroert’ gebleven ‘opte sollicitatie van den agent van graeff Frederick van den Berch, die sustineert tselve alsoe te behoiren, vermoegens het tractaet, opte overleveringe van den verscreven huyse an de heeren Staten gemaict ende de recommandatie van Zijne Extie (Maurits)’ (resolutien s.-g., VII, 395). In Juli 1593 verbleef prins Maurits op het kasteel, dat dus niet gesloopt was (resolutiën s.-g., VIII, 62, noot 1). Afb. 72. Hedel. Overblijfselen van het voormalig kasteel.
In 1698 kocht Godefroy Frederik van de Poll, drost van Hedel, het kasteel, welke koop de Staten van Gelderland echter te niet deden in 1699, toen zij Hedel naastten. Blijkens eene teekening van C. Pronk, bestond het kasteel in de achttiende eeuw nog uit drie een binnenplein omgevende vleugels, opgaande uit een gracht. Een dezer vleugels vertoont overblijfselen van een blijkbaar gedeeltelijk gesloopte galerij van twee verdiepingen in renaissance-vormen (afb. 71). In 1741 wordt het huis beschreven als ‘een ongemeen zwaar gebouw, met twee ronde Toorens en eenen vierkanten, welke laatste egter voor eenige jaaren afgebrooken is’ (tegenw. staat, III, 297). In 1808 werd het kasteel door de Katholieken aangekocht (leenakteboeken, Kw. v. Nijmegen, 698) en de ‘neerhuizing’ verbouwd tot schuurkerk en pastorie, ter plaatse waarvan in 1879 de bestaande R.K. kerk is opgetrokken. Ga naar margenoot+ De bouwhuizen vormen een langgestrekt baksteenen gebouw bestaande uit acht traveeën, gescheiden door eenvoudige pilasters, waartusschen ellipsvormige bogen met s-vormig geprofileerde zandsteenen sluitsteenen en zandsteenen aanzetstukken; over kapiteelen en sluitsteenen loopt een geprofileerde lijst, vermoedelijk de afscheiding van een vroegere verdieping, die thans wordt vervangen door een doorgaand rieten dak (afb. 72). Het inwendige dient tot boerenwoningen en schuren, in verband waarmede de muren later op | |
[pagina 81]
| |
velerlei plaatsen willekeurig zijn doorgebroken, tot het aanbrengen van deuren en lichtopeningen. 2. Voorstraat C 18. Eenvoudige boerenwoning (afb. 73). Aan een der twee smalle zijdenAfb. 73. Hedel. Boerenwoning Voorstraat C 18.
een verminkte top met in- en uitgezwenkte zijkanten, waarin moeten van twee segmentvormig getoogde vensters en van twee ronde lichtopeningen, en een dichtgemetselde nis. In den voorgevel twee dergelijke korfbogige vensternissen en een grootere, ontstaan door samentrekking van twee nissen. Jaartalankers: 1635. 3. B 7. Huis ‘den Wielwijck’. Dubbel boerenhuis (afb. 74) van baksteen (waaronder op verschillende plaatsen nog groote moppen voorkomen). In den voorgevel een steen met het wapen-van de Poll en het Afb. 74. Hedel. Boerenhuis ‘Den Wielwyck’.
opschrift: T'Huys den Wielwyck; te weerszijden hiervan, in baksteen gemetseld, de jaartallen 1669 en 1686. Godefroy Frederik van de Poll, drost van Hedel, kocht in 1698 het kasteel Hedel (zie blz. 80) en overleed te Hedel 29 Juli 1702. 4. Nabij de kerk staat de Ned. Hervormde pastorie, een eenvoudig woonhuis van twee verdiepingen, met een rechte kroonlijst. Boven de deur een steen met een opschrift, en: 1840. | |
[pagina 82]
| |
Molen.Aan de zuidzijde van het dorp staat aan den dijk een gesloten standerdmolen (afb. 75). Afb. 75. Standerdmolen te Hedel.
|
|