De Bommeler- en de Tielerwaard
(1974-1975)–F.A.J. Vermeulen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 31]
| |
Brakel.Zie nomina geogr., III, 62, 308. Afb. 21. Kaart van Brakel met aanduiding van de door den heer van Brakel uit de gemeente aangegraven gronden naar een teekening in het Rijksarchief te Arnhem.
Op de legendarische stichting van Brakel omstreeks 860 komen wij hierna bij de behandelingGa naar margenoot+ van het Huis te Brakel terug. De heerlijkheid Brakel vinden we voor het eerst vermeld in 1260 (mattheus, Analecta V). Zij was eene afsplitsing van de landen van Altena en werd een z.g. ‘dagelijksche heerlijkheid’. | |
[pagina 32]
| |
wel dertich jaeren herwaert tot noch toe ombediickt (= onbedijkt) siin geweest ende oick geschapen is door onze cleyne middelen ombediickt ende desolaat te blijven vermits die swaere lasten ende groote schaden van den inlopenden wateren, by wynter ende somer ons altiit ingecomen siin geweest.’ (‘gelre’, XXVI, 144). Afb. 22. Kerk en Spyker te Brakel in 1735 naar een teekeling van c. pronk (?).
Zooals blijkt uit de bijschriften dezer kaarten had de Heer van Hemert, in zijne kwaliteit als ambtman, deze landerijen wederom doen ‘inruimen en afhouwen’. | |
Kerk.De Ned. Hervormde kerk, oorspronkelijk gewijd aan den H. Martinus (schutjes, III, 364. - bossche bijdr. V, 1923, 140), is in eigendom en onderhoud bij de Nederduitsch-Hervormde gemeente. De toren behoort aan de burgerlijke gemeente. Ga naar margenoot+ Blijkens eene kerkvisitatie van 8 September 1571 had de heer van Brakel het collatierecht van de parochiekerk, zoowel als van hare vijf beneficiën of vicariën. Deze waren verbonden aan drie altaren: van de H. Maria, van den H. Jacobus, en van den H. AntoniusGa naar voetnoot1). | |
[pagina 33]
| |
De kerk ligt vrij op een door een ijzeren hek omsloten grasveld aan een ruim,Ga naar margenoot+ met hoog geboomte beplant dorpsplein, ten Zuid-Westen van den Holderdijk. Zij is georiënteerd met een afwijking van 17o naar het Zuiden. Tegen een driebeukig schip van vijf traveeën is aan de oostzijde een koor vanGa naar margenoot+ twee traveeën, gesloten met vijf zijden van een tienhoek, aan de westzijde eenGa naar margenoot+Afb. 23. Plattegrond der Ned. Hervormde kerk te Brakel.
toren, met een half-zeskanten traptoren tegen den noordoostelijken hoek, opgetrokken (afb. 23). De middenbeuk is, hart op hart der zuilen gemeten, 8.10 M. breed; de zuilen hebben een middellijn van 0.90 M., de totale breedte van het schip met de zijbeuken is 14.50 M. Het schip bestaat uit vier even groote rechthoekige traveeën, elk 5 M. diep, en één nagenoeg vierkante travee (omstr. 7.50 M. diep) vóór het koor. In de derde travee is aan de noordzijde een ingang aangebracht. Het koor heeft twee rechthoekige traveeën vóór de sluiting en een ingang in den oostelijken sluitwand. De toren, die niet zuiver in de as der kerk staat, meet buitenwerks ongeveer 5.80 M. in het vierkant. De totale lengte van schip en koor, zonder den toren bedraagt binnenwerks 37.25 M. | |
[pagina 34]
| |
Ga naar margenoot+ Over een lengte van ongeveer 10.75 M. is het westelijk deel van denGa naar margenoot+ noordmuur van het schip, tot te halver hoogte der vensters, van tufsteen, en hierboven van baksteen (formaat: 0.29 × 0.145 × 0.06 - 0.07 M.; 10 lagen: 0.80 M.) opgetrokken. Het overige, oostelijke gedeelte van dezen muur is geheel van dezelfde baksteen. De zuidmuur is opgetrokken van baksteen van hetzelfde formaat als de noordmuur, en evenals deze verspringt
Afb. 24. Ned. Hervormde kerk te Brakel uit het Noord-Oosten.
hij te halver hoogte van de vensters. Ter plaatse van het middelste der oorspronkelijke vijf vensters in den noordgevel is een rondbogige ingang met geprofileerde dagkanten aangebracht, de vensters zelf zijn vergroot en rondbogig gedekt, de vroegere steunbeeren weggebroken. Hoofd- en zijbeuken liggen onder één doorgaand dak. Ga naar margenoot+ Het koor, (afb. 24) is opgetrokken van baksteen (formaat: 0.27 × 0.13 × 0.065 M.; 10 lagen: 0.74 M.), die in den voet, tusschen de plint en de waterlijst onder de vensters, wordt afgewisseld door banden van tufsteen. De plint heeft een tufsteenen afdekking. Het gedeelte der bemuring boven de vensterbogen is vernieuwd van kleinere steen. Tegen de hoeken der koorsluiting staan eenvoudige eensversneden steunbeeren, waar de waterlijst omheen is gevoerd. In het oostelijkste muurvak is het venster aan de onderzijde ingekort en een rondbogige deuropening gebroken, waarvóór een stoepje van drie treden werd gemetseld. Ga naar margenoot+ De toren (afb. 25) is geheel van baksteen (formaat: 0.24 × 0.12 × 0.0055 M.; 10 lagen: 0.63 c.M.), in kruisverband gemetseld, bestaat uit drie een weinig versnijdende geledingen en wordt gedekt door een achtkante, met leien bekleede spits. In de onderste geleding bevindt zich, aan de westzijde een korfbogige ingang, met het venster daarboven gevat in een spitsbogige nis; de | |
[pagina 35]
| |
tweede geleding heeft spistbogige spaarnissen met baksteenen traceeringen; in de derde geleding zijn aan iedere zijde twee spitsbogige galmgaten aangebracht, waarboven ronde spaarvelden met klaverbladvormige vulling. Op de vier hoeken der in later tijd gewijzigde borstwering rond de spits zijn bergsteenen ballen geplaatst. De traptoren, gelijkerwijs geleed als de romp van den toren door de omloopende waterlijsten, gaat op tot het midden van de derde geleding en wordt gedekt door een tegen den zuidelijken torenmuur aansluitend polygonaal
Afb. 25. Ned. Hervormde kerk te Brakel uit het Westen.
dak. Over den middenbeuk is een, in hetGa naar margenoot+ koor doorloopend, gestucadoord gewelf aangebracht, met trekbalken en korbeelen; de zijbeuken zijn in iedere travee gedekt met een driedeelig stucgewelf, eveneens gedragen door een constructie van trekbalken en korbeelen. De op ronde zuilen met eenvoudige lijstkapiteelen gedragen scheibogen gaan spitsbogig op tot dicht onder de aanzetlijst van het hoofdgewelf. De koorsluiting, waarin een grafkelder werd aangebracht, is door een eenvoudig hekwerk van de verdere ruimte gescheiden. Het geheel is gewit (afb. 26). De toren, die inwendig, evenals de kerk zelve, geheel is gewijzigd, bestaat uit een overzolderde benedenruimte en twee, door den traptoren, langs een gemetselde wenteltrap toegankelijke verdiepingen, in de bovenste waarvan zich de klokkenstoel bevindt. Het tufsteenen gedeelte in den noordmuurGa naar margenoot+ van het schip is blijkbaar een overblijfsel van een romaansch kerkje (XI of XII), dat waarschijnlijk in de tweede helft der 13e of in het begin der 14e eeuw (het steenformaat 0.29 × 0.145 × 0.06-0.07 M. wijst hierop) werd vergroot en ten slotte in den loop der 15e eeuw verbouwd tot eene driebeukige pseudo-basiliek. Jaartallen boven de orgeltribune geschilderd, wijzen op verbouwingen of herstellingen in 1645, 1749, 1825 en 1851. | |
[pagina 36]
| |
geteekende schets bevindt in het archief van het Rijksbureau voor de Monumentenzorg, vertoont nog het vroegere houten tongewelf over den middenbeuk, en over de zijbeuken een ziende bekapping (lessenaarsdak). Ga naar margenoot+ De kerk bezit de volgende meubelen en voorwerpen: Een gesneden eiken preekstoel (± 1740, afb. 27) met zeskante kuipAfb. 26. Ned. Hervormde kerk te Brakel inwendig naar het Oosten.
op Kelkvormigen voet, een ruggeschot met vleugelstukken en een zeskant klankbord. De trap is (waarschijnlijk in 1851) vernieuwd. Een geverfde dubbele heerenbank (XVIIB) met op twee gewrongen Ionische zuiltjes rustende overhuiving. Tegen de kroonlijst der overhuiving een gesneden wapen. Op de ouderlingenbanken staan een gesmede ijzeren zandlooperhouder (XVIIB) en een dito tweelichts-kandelaar. Ga naar margenoot+ In het koor ligt een eenvoudige kleine zerk met het opschrift:
Hier leit begraven Baeyen Handrick van Os, 1652.
Een den grafkelder dekkende zerk draagt het opschrift: ‘Sepulcretum.
Toparcharum
in
Brakel et Redichem.’
| |
[pagina 37]
| |
De koorvensters bevatten, omgaande van Noord naar Zuid, gerestaureerdeGa naar margenoot+ fragmenten van de volgende zeven gebrandschilderde glazen:
1. Een glas, geschonken door de stad Zalt-Bommel, voorstellend het wapen dezer stad, waaronder een door twee engelen gehouden cartouche met het opschrift: ‘De Stadt Boemel 1647’ (afb. 28). 2. Dergelijk glas met het wapen van Nijmegen, waaronder een cartouche met het opschrift: ‘De stadtAfb. 27. Preekstoel in de kerk te Brakel.
Nijmeghen 1647’. 3. Een glas met het opschrift: ‘Quartier van Nijmeghen 1647’. 4. In den oostelijken sluitwand een glas met wapen, waaronder ‘De Heerlickheit Braeckel, 1693’ (afb. 30). 5. Een glas, voorstellend het wapen Pieck, waarboven drie engeltjes een kroon houden en geflankeerd, rechts door kwartieren met de onderschriften Asendrecht, Avereck, Suylen van Nuijt, Gent, Tuyl van Bolkensteyn, Wijhe van Echtelt, Pieterzen en de Gruyter; links door kwartieren met de onderschriften Arent Claes, Pol van Eerensteyn, Baer, Rossom (sic), Asewijn, Boonenburgh, Raesvelt, en DirckssenGa naar voetnoot1). Opschrift: ‘Caerl Pieck, Heere van Brakelen, Zoelen Amtman Richter en Lantheer van Brakelen Marienweert en Renoy, Gecommiteerde ter Vergaderinge van Haer Ho: Mogende die, Heeren Staten Generaal, wegens de provintie van Gelderlant Ao 1709 (afb. 29). 6. Een glas, met het wapen-Pieck, gehouden door twee griffioenen, waaronder, in een groote cartouche, het opschrift: ‘Jacob Pieck Heer van Braeckel Amtman Richter, en, lantheer van Beest, Marienweert en Renoy, Gecommiteerde, ter, vergader-van Haer Ho: Mogende die, Heeren Staten Generaal wegens de provintie van Gelderlant. Ao 1709.’ Hieronder een naamcijfer: CVH, en te weerszijden acht kwartieren, nl. links: Husters, Ley, Haften, | |
[pagina 38]
| |
Balveren, Averenk, Gent, Wijhe van Echtelt, Pieck; rechts: Buren, Wijnen, Groeff van Erkel, Putseler, Buchel, Pieck van Wolfsweert, Tuyl, en Gruyter.
Afb. 28. Glas van Zalt-Bommel in de kerk te Brakel.
Afb. 29. Glas met het wapen-Pieck in de kerk te Brakel.
7. Een glas met het wapen van Tiel, waaronder: ‘Anno 1693,’ en een cartouche met het opschrift: ‘De Stadt Tiell,’ Een groote twintig-lichts koperen kroon (XVIIb). Een houten tiengebodenbord (1759). | |
[pagina 39]
| |
Het volgende Avondmaalszilver:Ga naar margenoot+ Twee bekers, in elk waarvan het wapen-van Brakel is gegraveerd met het opschrift: ‘Kerk van Brakel, MVCCXXXVI,’ Merken: ooievaar ('s-Gravenhage), 22 II, P en klimmende leeuw. Een kan (XVIIIb), waarop gegraveerd eene kerk. Merken: P, en twee onleesbare. Een schotel met gegraveerd opschrift: Rotterdam 1839. In den toren hangt een klok (diameter: 1.185 M), welke in gothische minuskelsGa naar margenoot+Afb. 30. Glas van de Heerlijkheid Brakel in de kerk te Brakel.
het randschift draagt: ‘Maria : is : miin : naem : weelken : van : brakel : ian : soen : dede : mi : maken : int : iaer : ons : heren : M : CCCC : XXII. | |
Particuliere gebouwen.1. Huis te Brakel. Ongeveer 300 M. ten zuidwesten van de Ned. Hervormde kerk lag het oorspronkelijke slot, waarvan thans nog slechts een ruïne over is, in het park van het tegenwoordige huis Brakel (ten onrechte wel Rodichem genoemd). j.w. te water, Historie van het Verbond en deGa naar margenoot+ Smeekschriften der Nederlandsche edelen, Dl. II (Middelburg, 1779), blz. 276 noot; dl. IV (Middelburg 1796), blz. 234 vv. - robidé v.d. aa, Oud-Nederland. - j. anspach, Rijswijk en het geslacht van Brakell, in: geld. volksalm. 1879, blz. 13 vv. | |
[pagina 40]
| |
Afb. 31. Voorburcht van het kasteel en Spijker te Brakel naar een teekening (1630) van j.s.
De leenakte vermeldt alsdan: ‘dat huys te Brakel met sijnen voorborchten als die gelegen sijn binnen der vorsten graften, met hagen ende bongerden, voort die weerden, die met den oversten eijnde boven dat dorp van Brakel gelegen sijn,’ enz.Ga naar voetnoot1) | |
[pagina 41]
| |
kanten toren, met een vierkant wolvendak gedekt, een nog wat kleiner en spits gekapt torentje, nevens de groote voorpoort, ter zijde gehecht aan eenen ruimen ringmuur, waar binnen twee trapgevels, de stallinge en bouwhuis gezien worden.’ (v. hoogstraten en schuer, Groot Algem. Histor. woordenboek, blz. 362). En aldus zien we het ook nog afgebeeld op een teekening in 1630 vervaardigd door J.S. (afb. 31) en op een der twee hierboven genoemde kaarten, in 1632 door Geelkerk geteekend (afb. 21). Afb. 32. Ruïne van het kasteel te Brakel uit het Zuid-Westen.
‘De verkoop der heerlijkheid, in 1768, gaf aanleiding tot het bouwen van een geheel nieuw eenvoudig landhuis, met stallingen en bergplaats op den buitenhof ter plaatse van de brouwerij, hetwelk ook, doch ten onregte “Rodichem” genoemd wordt, doch meer algemeen bij den naam van het huis te Brakel bekend is. Dit werd in 1811 nog aanmerkelijk verbeterd en de omtrek door graving en bepootingen verfraaid.’Ga naar voetnoot1) In het bezit van den heer van Dam van Brakel bevindt zich een platte-grondteekeningGa naar margenoot+ met het opschrift: ‘Grondslag van het in 1672 gesprongen kasteelGa naar margenoot+ te Brakel met voorgebragten (sic) nederhuizingen, en grachten opgemeten in 1816, en geteekend in 1831 op de schaal van vijf streepen voor een Nederland- | |
[pagina 42]
| |
sche El’. De aanwezige overblijfselen vertoonen nog in hoofdzaak de in deze teekening aangegeven dispositie. Het is de plattegrond van een vierkanten waterburcht, bestaande uit een rechthoekig woongebouw met twee ronde hoektorens, die met drie weermuren een binnenplaats omsluit; in den noordmuur tegenover het woongeboiuw bevindt zich de ingang, waarnaast een vierkante donjon, aan welks zuidwestelijken hoek op de binnenplaats een ronde waterput was gemetseld. Ten Noorden van den burcht ligt de thans tot moestuin ingerichte, en eveneens door een natte gracht omgeven, vierkante voorburcht, oorspronkelijk een door weermuren omsloten plein met een poortgebouw
Afb. 33. Zuidwestelijke hoektoren van het kasteel te Brakel met fragmentenmuur.
aan de noordzijde en een ronden toren op den noordwestelijken hoek. Ga naar margenoot+ De ruïne (afb. 32) bestaat uit de overblijfselen van het woongebouw met zijn twee ronde hoektorens, ten noorden waarvan de fundeeringen van den vierkanten donjon met den thans met puin gevulden waterput, en brokstukken van aangrenzend muurwerk, alles hoofdzakelijk van groote moppen (formaat: 0.29 × 0.14 × 0.08 M.), het geheel omgeven door een natte gracht. De zuidwestelijke hoektoren is XIXb gedeeltelijk met kleine baksteen hersteld, waarbij men een fragmentenmuur heeft aangebracht met een rondbogigen ingang (afb. 33), waarboven een steen (XIXb) met ingegroefde jaartallen (860, 1321, 1407, 1672) en een oud kruiskozijn (XVII) met glas-in-lood vensters. Te weerszijden van dezen ingang zijn spitsbogige nisjes met zandsteenen toten (XV) ingemetseld, benevens een steen met een fragment van een opschrift in gothische minuskels: ‘en van Werdenberg’, en een fragment van een groote zerk met de (gedeeltelijk onvoltooide) wapens-Pieck, -Wijhe, -Averinck, -Gend en -Vygh, afkomstig van een in 1825 ontgraven grafkelder in de Ned. Herv. kerk (zie blz. 35). Een afgebrokkeld fragment van een gemetselde trap voert naar het ingestorte bovengedeelte van dezen toren. | |
[pagina 43]
| |
De beide torens en het tusschengelegen muurwerk van het voormalige woongebouw worden aan de grachtzijde geschoord door brokstukken van zware steunbeeren. Tot het terrein van den vroegeren voorburcht heeft men thans toegang door een houten poort (XIX A) met het gefingeerde jaartal ‘Anno XVIIXX XXXXVIII’; op de houten stijlen de geschilderde wapens van Wilhelmus Wilhelmius van Brakel en A.M.v.d. Brande van Klaverskerken, en als bekroning twee leeuwtjes met schilden, op een waarvan: ‘Vier.’ Van het voormalige woongcbouw staan nog gedeeltelijk de ommuringen,Ga naar margenoot+ waarbinnen twee later (XIXb)Afb. 34. Fragmenten van maiolica in de ruïne te Brakel.
opgemetselde vertrekjes, in een waarvan zich een fragment van een gothischen kraagsteen met een engelenfiguurtje (XV), eenige oude ijzeren halen en andere gereedschappen bevinden, benevens fragmenten (± 1540) van vroege Nederlandsche maiolica, met in reliëf een naakt figuurtje, den dood van Lucretia voorstellend, omlijst door Korinthische pilasters, een stuk van een schelpvormige bekroning (eener nis?) en een vrouwenkopje, vermoedelijk overblijfselen van een wandbekleeding (afb. 34). Onder deze ruimten ligt een met tongewelven overkluisde kelder, boven welks rondbogige ingang een fragment van een gebeeldhouwden pilaster (± 1540), als sluitsteen is ingemetseld. Tusschen het puin bevinden zich op verschillende plaatsen nog dergelijke gebeeldhouwde fragmenten (± 1540). De toestand der ruïne belet uit den aard der zaak eene eenigszins nauwkeurige dateeringGa naar margenoot+ van dit slot. Uit den vorm der schietgaten echter en uit die van enkele fragmenten van beeldhouwwerk (als de nisjes met boogtoten in den zuidwestelijken toren) valt te besluiten, dat het nog bestaande in hoofdzaak in de 15e eeuw moet zijn gebouwd, dus waarschijnlijk na de verwoesting van 1407, eene onderstelling, waarmede het formaat van de baksteenen niet in strijd is. | |
[pagina 44]
| |
2. Het nieuwe Huis Brakel, gelijk hierboven is vermeld, in 1768 opgetrokken, in 1811 aanmerkelijk gewijzigd, is een eenvoudig gebouw op rechthoekig grondplan, met een deur in gesneden omlijsting en een bovenlicht uit den tijd der laatste verbouwing. In het bezit van den eigenaar en bewoner bevinden zich: Een vrij uitgebreid huis- en familiearchief, waarin, behalve verschillendeAfb. 35. Het Spijker te Brakel uit het Zuid-Oosten.
documenten (XIV en later), ook planteekeningen (1881) voor de verbouwing van het tegenwoordige huis en eene (1851) voor de herstelling der Ned. Herv. kerk. Voorts de plattegrond van den burcht, hierboven vermeld, en eenige scherven (± 1540) van maiolica, overeenkomend met die, welke zich nog op de ruïne bevinden, en daarvan afkomstig.
3. Het Spijker, oorspronkelijk poortgebouw van het slot, ligt even westelijk van de Ned. Hervormde kerk en ruim 300 M. ten Noord-Westen van de ruïne van het slot. Ga naar margenoot+ j.c.w. quack, Het Spijker te Brakel, in: geld. volksalm., XLI (1875), blz. 221.Ga naar margenoot+ Zooals wij bij de bespreking van het huis te Brakel (blz. 40) reeds hebben meegedeeld, was het Spijker poortgebouw en tevens voorraadschuur van het slot, waarvan het in 1318 werd gescheiden. Volgens Quack schijnt het Spijker later, tot het jaar 1616, het verblijf te zijn geweest van een commanderij der ridders van St. Jan van Jeruzalem of van Malta, waarop inderdaad eenige thans nog in het gebouw aanwezige cellen zouden kunnen wijzen. Overigens is alleen bekend, dat het door eenige leden der geslachten van Brakel, Giessen, Gent, Verbolt en van Minningen is bewoond geweest. | |
[pagina 45]
| |
Everdingen, door huwelijk aan dezen laatsten verwant, volgde hem op in het bezit zijner goederen, waarna het Spijker in 1784 werd ingericht tot boerderij. Dit bleef het, tot het in 1837 door aankoop weer met de goederen der heerlijkheid werd vereenigd. De toenmalige eigenaar, de heer Wilhelmus van Dam van Brakel, liet het gebouw herstellen en bracht er eene vrij aanzienlijke verzameling oudheden in onder, terwijl hij in de vensters eenige - later weer verkochte - gebrandschilderde glazen liet plaatsen, afkomstig uit het naburige huis ‘Oyevaarsnest’. Tot 1862 hield ook het departement Brakel der Maatschappij tot Nut van het Algemeen zijne vergaderingen in het Spijker, dat tijdens de overstrooming van 1861 tevens eenige weken tot kerk der Ned. Hervormde gemeente heeft gediend. Het eenvoudig rechthoekig baksteenen gebouw, welks oost- en zuidmuur uitGa naar margenoot+ een smalle gracht opgaan (afb. 35), bestaat uit een hooger oostelijk deel, aan welks oostzijde een smalle zijvleugel door een over de volle hoogte opgaanden brandmuur is afgescheiden, met een spiltrap in den noordoostelijken hoek, en uit een lager westelijk gedeelte, thans tuinmanswoning. Het muurwerk vertoont uitwendig de sporen van talrijke niet nader te bepalen verbouwingen en herstellingen. Het oostelijk gedeelte bestaat uit twee verdiepingen en een zolderverdieping, gedekt door een tusschen twee trapgevels (de oostelijke gewijzigd tot puntgevel) besloten zadeldak, waarop een dakruiter met een peer, gevormd door een omgekeerd aarden vat, afkomstig uit NantesGa naar voetnoot1). In den noordmuur zijn gelijkvloers twee groote spitsbogige nissen uitgespaard, in de oostelijke waarvan een ingang is aangebracht, terwijl zich in de westelijke een venster bevindt. Hierboven zijn in 1838 eenige uit Heusden afkomstige sierankers (XVI) aangebrachtGa naar voetnoot2). Aan de noordzijde van den lageren westelijken aanbouw bevindt zich in de benedenverdieping een getraliede nis, waarin een voetstuk van een beeld, en hierboven een later beschilderde gedenkplaat met het opschrift: ‘Non inferior secutus’, omlijst door twee Ionische zuiltjes, waarop een segmentvormig fronton. Inwendig bevindt zich in het oudste, oostelijk gedeelte een groote met een baksteenen tongewelf overkluisde kelder. Gelijkvloers liggen hierboven twee vertrekken, in een waarvan een grootendeels vernieuwde eiken betimmering met twee deurportieken (XVII B) en een eenvoudig gesneden eiken schouw (XVII B), afkomstig uit het huis van den heer van der Feltz te ZaltbommelGa naar voetnoot3). Het hiernaast gelegen vertrek (‘de hal’ genaamd) heeft een zoldering met kinder- en moerbalken op sleutelstukken (XVI b) met peerkraalprofiel. De smalle zijvleugel bevat gelijkvloers een hierbij aansluitende ruimte, thans als berghok in gebruik. De spiltrap - deels met gemetselde, deels met houten treden - voert langs drie hierin boven elkaar gelegen smalle vertrekjes, of cellen, tot aan den zolder. In deze cellen, die achter- | |
[pagina 46]
| |
eenvolgens op de deur de later aangebrachte namen S. Petrus, S. Maria en S. Johannes dragen, bevinden zich vensters in twee waarvan gebrandschilderde wapenruitjes (namaak)
Afb. 36. Korenmolen te Brakel.
zijn aangebracht. De langs dezelfde trap toegankelijke verdieping boven de twee groote benedenvertrekken gelegen, bestaat eveneens uit twee vertrekken, in het eerste waarvan, de z.g. ‘leenkamer’, kinder- en moerbalken op sleutelstukken (XVI b) met peerkraalprofiel en een schouw (XVIII A?) op twee Dorische zuilen. Het andere vertrek heeft een betimmering (± 1800) met drie muurkasten.
Ga naar margenoot+ Tegen den noordmuur van het gebouw staan in den voortuin drie gebeeldhouwde kraagsteenen, waarvan een met het jaartal 1635, afkomstig van het raadhuis te Heusden.
Ga naar margenoot+ 3. Aan de oostzijde van het dorp staat, bij den Holderdijk, een baksteenen windkorenmolen; ronde bovenkruier (afb. 36). | |
[pagina 47]
| |
In den tuin der burgemeesterswoning ligt een steenen kogel, welke afkomstigGa naar margenoot+ heet te zijn van het voormalige kasteel Poederooien. |
|