Verzameld werk. Deel 4
(1955)–August Vermeylen– Auteursrechtelijk beschermdaant.Hugo VerriestEerwaarde Heer Verriest, Laat uw blijde blikken over die ontelbare menigte gaan: zie, heden is het hoogtijd in Vlaanderen, heden breekt het gejubel uit Vlaanderen los, om een macht te huldigen, waar niemand meer tegen in kan: de macht der schoonheid, die uit uw geheel leven straalt, - de schoonheid van het volgroeide Vlaamse wezen, de schoonheid van het zegevierende Vlaamse woord. Zijn er die niet gaarne meejuichen, omdat ze 't Vlaamse volk klein willen houden: ze durven er niet openlijk meer voor uitkomen, en er is op dezen dag zelfs geen plaats meer voor een bittere herinnering, (zij verdwijnt als een dampje voor de zon), zo hoog is de vreugd die ons hier verenigt, zo helder brandt in ons de bewondering, de erkentelijkheid, de liefde en de trots. Hugo Verriest, mocht het van een anderen groten Vlaming heten: Hij leerde zijn volk lezen, - van U getuigen we: Hij leerde zijn volk schoon zijn. Gij zijt het zuiverste beeld van de levenskracht, waardoor Vlaanderen weer tot schoonheid opgroeit. Dit land was het toneel van een aangrijpend drama: datgene waarmee een volk ziet, waarmee het denkt, zijn | |
[pagina 804]
| |
aant.taal, lag onderdrukt, versmacht. Maar gij hielpt de boodschap van uw meester Guido Gezelle verspreiden: uw wijsheid was, het Vlaamse wezen met het Vlaamse woord uit U te laten bloeien, natuurlijk en volmaakt, zodat allen zagen dat het schoon was, en hun eigen schoonheid ontdekten, - gij hebt hun geleerd, wat een geluk het is zichzelf getrouw, vrij en gezond, in Gods heerlijke lucht, tot een echt mens, tot een schoon mens te worden, - sedert een halve eeuw bijna hebt gij met de melodie uwer taal overal het blijde leven opgewekt, in de eenvoudigsten zowel als in hen, die zich het meest ontwikkeld waanden, het leven dat diep in iederen mens den dag afwacht, dat het in gedachte en kunst mag openbloesemen. Gij hebt het opgewekt in Albrecht Rodenbach, en het zij ons enig leed vandaag, dat hijzelf, uw geniaal kind, hier niet staat om U nog te danken... Maar zie, aan hele geslachten hebt gij uw waarheid gebracht, en niets hebt gij ons gegeven, dan onder den vorm der schoonheid. Want in iederen volzin hebt gij ons Uzelven gegeven, die eenheid van een edel gemoed en een fijn-sterken geest, waarin alles natuur is, en kunst tegelijk, zo verschijnt ge ons als het beeld van de hogere cultuur, die we voor ons volk dromen. En daarom zijn we hier nu broederlijk vereend: de dichters en de schrijvers, die met woorden geest maken, de kunstenaars - niet alleen die van uw eigen Vlaamse land: zij zijn gekomen van overal waar Nederlandse taal klinkt, en de besten uit Holland zijn hier, en naast hen staat heel het denkend Vlaanderen, zonder onderscheid van geloof of politieke mening, en al wie voor de Vlaamse toekomst strijdt, en het volk-zelf, waar alle | |
[pagina 805]
| |
aant.kracht uit komt, - het volk van te lande en het volk uit de stad, de mannen van de ploeg en de mannen van den hamer en de mannen van de pen, en ziet ge al die ogen, die duizenden ogen die met dankbare ontroering U tegenblinken: bedenk het wel, er is geen enkele onder die mensen, dien gij niet de vreugde van een schoonheid gebracht hebt, geen enkele dien ge niet gesterkt hebt en opgebeurd, geen enkele, wien ge niet het voorhoofd hebt opgeklaard. Op dit ogenblik spreekt eenzelfde ideaal uit hen allen. Hugo Verriest, gij hebt ons zo dikwijls op het hart gedrukt: Ons volk moet herleven. Welnu, onze beurt is 't U te zeggen: Kijk naar uw werk, en wees gelukkig, daar staat het: het is herleefd, en het roept U toe: het is niet waar, dat het woord vervliegt. Wat gij in ons hebt gelegd zal nooit meer ten onder gaan, het is schoonheid waar altijd nieuwe schoonheid uit oprijst, en geen macht ter wereld kan dien groei ooit tegenhouden, - wíj zullen vergaan, maar die schoonheid blijft, zoals het zaad waarvan de dichter zingt: O Zaad, dat zegeviert, na de eeuwen... Veroorloof mij, Eerwaarde Heer Verriest, in opdracht der Vereniging van Letterkundigen, die het plan van dit huldebetoon opvatte, en namens al uw vereerders, U dit geringe blijk van onze liefde te overhandigen: een boek, waardoor we 't wonder van uw woord nog meer hopen te verspreiden, - een beeltenis, die helaas niet tijdig voltooid kon worden, maar U weldra, in brons gegoten, een duurzamer herinnering aan dit feest zal zijn. En geve de Macht, die meer is dan alle menselijke wil, dat gij nog lange jaren gespaard blijft, en dat uw werk duizendvoudig gedije, tot heil van Vlaanderen. | |
[pagina 806]
| |
Wij beloven U, dat we met al de krachten die in ons zijn, uw voorbeeld zullen getrouw blijven.
1913 |
|