Verzameld werk. Deel 4
(1955)–August Vermeylen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 788]
| |
aant.Camiel Huysmans-huldeIk voel me gedrongen, vooreerst een woord van dank te richten tot den secretaris van de Vereniging van Letterkundigen, den heer P. Kenis, die de inrichting van deze hulde aan Camiel Huysmans met onvolprezen toewijding op zich heeft genomen en daarbij geen moeite noch tijd gespaard heeft. - We zijn den heer Meeuwissen erkentelijk, die ons in de gelegenheid gesteld heeft aan alle inschrijvers een afbeelding van het geschilderd portret te schenken. - En het is me de aangenaamste plicht onzen heel bizonderen en diepgevoelden dank te betuigen aan de heren Opsomer en Van Dijck, die in dezen tijd, dat ook de prijzen van kunstwerken geperequateerd worden, het met een zeer gewaardeerde voorkomendheid mogelijk hebben gemaakt, dat we Camiel Huysmans zijn geschilderd en zijn getekend portret mogen aanbieden. Uit name van alle deelnemers verzoek ik Camiel Huysmans die twee conterfeitsels te willen aanvaarden, als duurzaam blijk van ons aller verering en warme genegenheid. Zo blijve voor de toekomstige geslachten het beeld bewaard van den eersten Belgischen minister van Kunsten en Wetenschappen, die vastberaden en met taaie volharding voor de zaak van de Vlaamse cultuur gewerkt heeft. Deze hulde gaat in de eerste plaats uit van de Vereniging van Letterkundigen. Het is alleen toeval, dat Camiel Huysmans en de Voorzitter van die Vereniging tot dezelfde partij behoren. In het bestuur zijn alle gezindheden vertegenwoordigd. Dat zegt genoeg, dat we hier niet den socialist vieren, maar wel den man die in | |
[pagina 789]
| |
een betrekkelijk korte spanne tijds zo ontzaglijk veel heeft gedaan voor het geestesleven van het land in 't algemeen en van 't Vlaamse volk in 't bizonder. Het zal sommigen wellicht vreemd lijken, dat het initiatief juist door de Vereniging van Letterkundigen genomen is. Nu we Camiel Huysmans hier vast hebben, zou het makkelijk zijn, hem eens op zijn eigen sarcastische wijze die toespraak betaald te zetten, die hij verleden jaar op het feestmaal van de letterkundigen hield, en waarin hij poogde, de Vlaamse literatuur baldadig neer te halen. Maar we zijn edelmoedige mensen. En dat wij juist, de jongens die hij voor den aap heeft willen houden, hem nu zonder voorbehoud toejuichen, dat is een bewijs te meer van de onwankelbare en innige sympathie die hij onder ons geniet. We weten wel, dat hij soms onhebbelijk is uit bedeesdheid, en om den schijn aan te nemen, dat hij zich door zijn gevoeligheid niet om den tuin laat leiden. We weten, dat hij er enig behagen in vindt, meer zijn gebreken dan zijn deugden naar buiten te keren. Maar we laten ons daardoor niet beetnemen en we kennen hem wel beter. We kennen hem als den man die met zijn geheel wezen een ideaal dient, het dient met zijn brein en met zijn hart, het dient met zijn onvermoeide bedrijvigheid en verbluffende werkkracht. En op hoeveel verschillende gebieden! Ik mag daarover niet uitweiden, anderen zullen zeggen, ieder voor zijn gebied, wat Camiel Huysmans daar verricht heeft, ik ben alleen de inleider. Maar het wonderbare is toch, dat hij in zich zoveel specialiteiten verenigt. Het gebeurt niet dikwijls, dat een Minister van Kunsten en Wetenschappen verstand heeft van wetenschap, het gebeurt nog minder, dat | |
[pagina 790]
| |
aant.hij verstand heeft van kunst. Maar deze heeft verstand van wetenschap en van onderwijs en van beeldende kunst en van muziek en van literatuur. En daarenboven is hij in dat alles een man van de praktijk evenals een man van de theorie, klare geest die overal klaarheid brengt, en doortastende drijfkracht die van zijn ideeën daden maakt. En ik wil U zeggen, Camiel, waarom ik U vooral voor een prachtexemplaar van een mens houd. Dat ge een scherp verstand zijt weet iedereen, maar er lopen er nog wel anderen van dat soort. Het ware te weinig gezegd. De gave die ik in U prijs is van kostbaarder waarde: gij hebt niet alleen verstand, gij hebt ook gezond verstand, en dat is ongemeen zeldzamer. Dat stempelt U tot den uitverkorene onder duizenden intellectuelen. Maar er is nog iets meer, dat men haast nooit aantreft, en dat van U een onschatbare uitzondering maakt: gij verenigt gezond verstand met fantasie, - die fantasie, waardoor ge als spelend altijd uw evenwicht weet te behouden, die fantasie waarmee ge bij uw meest ernstige daden toch altijd schijnt te dansen, jongste incarnatie van den Vlaamsen scharlaken Thyl, te dansen boven het hoofd van alle droge pieten, schoolvossen, muggezifters, pezewevers en andere azijndistillateurs. Wees daarvoor geprezen! Ik wens nog een enkel woord te zeggen. Het zijn niet alleen Vlamingen die hier zitten en U toejuichen, maar het is toch zo natuurlijk, dat ik nadruk leg op hetgeen gij gedaan hebt voor de Vlaamse cultuur. Er is een deel van uw werk waar ik niet bizonder gaarne over praat, want ten slotte is het toch vernederend | |
[pagina 791]
| |
voor ons, als we een Belgischen minister moeten verheerlijken omdat hij gestreefd heeft naar eerlijke toepassing van de bestaande taalwetten. Wie de toestanden kent zal toch erkennen, dat daartoe een niet geringe moed nodig was. - Maar gij hebt gelukkiglijk meer gedaan: door uw hervormingen op het gebied van het middelbaar onderwijs hebt ge het franskiljonisme in Vlaanderen een gevoeligen knak gegeven. En het kan niet luid genoeg gezegd worden: moest men raken aan datgene wat gij daar volbracht hebt, dan zou heel het Vlaamse land opstaan, en breken wie aan uw werk tornen wou. Want met de Walen kunnen we praten, en dan kunnen we ons best met hen verstaan, maar met de Vlaamse franskiljons valt er niet meer te redeneren, we zijn zo naïef niet meer, we weten dat we ze alleen door onze macht zullen onschadelijk maken. En het is niet de minste verdienste van U, dat gij ons in dat opzicht meer vertrouwen gegeven hebt. De Vlamingen danken U en Vlaanderen is trots op U. - We zijn de romantiek ontgroeid, maar als we zeggen: Vlaanderen, Moeder Vlaanderen, dan schamen we ons niet om de ontroering die dat woord in ons wekt. Het is voor ons het opgaan in een hogere werkelijkheid, die groter is dan elk van ons zelf, die veel langer zal duren dan onze voorbijgaande persoontjes, het gezamenlijke bewustzijn dat ons tot elkaar bindt, de droom van ons leven waarin we allen elkaar herkennen. Gij die er voor gewerkt hebt, zijt er heden het symbool van. En ge moogt blij zijn, wij allen zijn blij, te zien hoe Vlamingen en Walen, katholieken, socialisten, liberalen, fronters en partijlozen vandaag rondom U geschaard staan, | |
[pagina 792]
| |
aant.en hoe de Vlamingen rondom U hun onderlinge meningsgeschillen vergeten om alleen de eenheid van hun ideaal te voelen, en hoe allen, allen, in U den geest eren die toch eens zal zegevieren over domheidsmacht en lafheid van gemoed. Als ik mijn glas hef en van ganser harte op U drink, Camiel Huysmans, dan drink ik meteen op de eendracht van alle mensen van goeden wil. Ad multos annos! Vivat, crescat, floreat, proficiat, prosit, ad fundum!
1928 |
|