Verzameld werk. Deel 4
(1955)–August Vermeylen– Auteursrechtelijk beschermdaant.Claes-zijn-WitteDames en Heren, Mijn waarde Claes, - Ge zoudt het me niet vergeven, als ik hier anders sprak dan ik het met U gewoon ben. We kennen mekaar te goed. Ik zie U al glimlachen in uw blonden baard, bij 't idee dat ik de | |
[pagina 752]
| |
aant.muze van den oratorisch-feestelijken stijl zou aanroepen, als het toch zo voor de hand ligt, U heel eenvoudig te zeggen, hoe blij we zijn, U bij het grote succes van Uwen Witte te mogen toejuichen. Ik spreek hier wel als Voorzitter van de Vereniging van Letterkundigen, maar zelfs in de Vereniging is er niemand, meen ik, die weet te onderscheiden tussen zijn sympathie voor den schrijver en zijn genegenheid voor den vriend. En trouwens, naast de Vereniging van Letterkundigen heeft ook de minder Olympische schare van de geheime club, genaamd de M.C., me verzocht, haar tolk te zijn bij de hulde die we voor Uw voeten neerleggen. Over 't algemeen worden onze schrijvers gevierd als ze 50, 60 of 70 jaar worden. Dat is een niet zeer logisch voorwendsel, want dat een mens stilaan oud wordt is geen kunst, die hem als persoonlijke verdienste mag aangerekend worden en waar hij zich op beroemen zou. - Maar ditmaal is 't een heuglijker geval: gij hebt, naast andere voortreffelijke werken, een boek geschreven, dat literaire fijnproevers kan bekoren, dat zeker niet pornografisch mag heten, dat evenmin een tendenz-roman is, dat ons niet door weke en weepse gevoelerigheid vertederen wil, kortom een boek dat allerminst geschikt is om den wansmaak van een onverfijnd publiek te vleien, en dat toch in acht jaren tijds zijn 25ste duizendtal bereikt heeft. - Zonder enige concessie te doen ten koste van Uw literair geweten, hebt gij daarmee al de Vlaamse schrijvers van Uw tijd, en ik meen ook de Noord-Nederlandse, netjes de loef afgestoken. Ik ben niet bekend met de statistiek, maar ik | |
[pagina 753]
| |
geloof wel, dat in de hele eeuw van Vlaamse literatuur die achter ons ligt, alleen Conscience en misschien August Snieders zulk een eerbiedwaardig cijfer in hun balans hebben mogen opschrijven. En dan hebben ze dat eerst in lengte van jaren gedaan gekregen; maar dat gij het in zo korten tijd hebt klaargespeeld, dat zal nu wel voor de allereerste maal ten onzent gebeurd zijn. Een feit van grote betekenis! Ik voeg er dadelijk aan toe: niet U alleen moeten we daarmee gelukwensen. Maar ook ons Vlaams publiek, en al degenen, de ontelbaren, bekenden, onbekenden en vergetenen, die geijverd hebben voor de verheffing van onze cultuur, die de immanente kracht van ons volk gesteund en ontwikkeld hebben en omhoog gestoten. En dat ons Vlaamse volk nu zover gekomen is, dat is een mooie troost, dat geeft ons een nieuwe hoop, en een hoop die zekerheid is. Maar dat gij door zo velen, oud en jong, gretig gelezen wordt, dat ligt ook aan U zelf. Als ik de vraag stel: waarom is die Claes-zijn-Witte zo populair, dan vind ik 't een en ander dat het verschijnsel gedeeltelijk verklaart: het levendige van Uw voorstelling en van Uw verhaaltrant, Uw wakkere, scherpe, snaakse waarnemingszin, en de onbevangen, ongedwongen stijl, die de natuurlijkheid zelve is en waarmee ge toch zo zuiver weet te tekenen en zo raak en schilderachtig te typeren. - Er is nog wat anders: hetgeen in ons altijd overblijft van het kind, dat is wellicht het beste wat we bezitten, en dat laat ge in ons weer opleven; we zijn er U dankbaar voor. - En onder de instincten van het kind is er een dat ge bizonder in ons vertroetelt: den lust in kattekwaad. | |
[pagina 754]
| |
De kwajongen gaat nooit helemaal dood in den mens. U hebt dat wel bemerkt, dat alle kleuters luid toejuichen als in het poppenspel de slimheid het wint op de macht en de politie-commissaris wordt afgerost. In den grond van ons hart, al willen we 't ons zelven soms niet bekennen, juichen we daar nog met de kleuters mee. Er blijft in den mens altijd iets zitten van een anarchist, die uit den band wil springen. Daarin uit zich ons onbedwingbaar gevoel voor vrijheid. Daaraan beantwoorden Reinaart de Vos en Uilenspiegel, en daaraan beantwoordt de Witte. En als we dan dieper speuren naar een woord dat al die bekoringen van Claes zijn werk zou omvatten, dan vind ik er geen beter dan: menselijke sympathie. Die menselijke sympathie, die zich in Wannes Raps bij voorbeeld zo argeloos voordoet, zo zonder pretentie, speels aangeboden en toch zo diep ontroerend kan worden. - Dat Claes vooral populair geworden is door de menselijke sympathie die uit zijn boeken spreekt, dat strekt hem en ons volk ter ere. En, om hier nog een enkel woord bij te voegen, is het ook om die reden niet, dat Vlamingen van alle gezindheden hier thans verenigd kunnen zijn, en zich als broers onder mekaar voelen? 't Is juist aan de persoonlijkheid van Ernest Claes dat we dat vandaag te danken hebben, en dat is niet de minste reden, waarom ik de behoefte voel om te roepen: Leve de Witte en leve Claes! - en zo blij ben, hem beide handen te drukken.
1929 |
|