Verzameld werk. Deel 4
(1955)–August Vermeylen– Auteursrechtelijk beschermdaant.De Starkadd-vertoning 1909Ge hebt eens een paar recensies geschreven: dan wordt dadelijk aangenomen, dat ge van alles het fijn moet weten, en dat ge steeds bereid zijt om oordelen te vellen, - ge zijt toch de kritikus! Zo word ik nu verzocht, aan de lezers van ‘Nieuw Leven’ te verkondigen, hoe ik de vertoning vond van Starkadd , het drama van Hegenscheidt, op Paasavond in den Minard-Schouwburg te Gent door de jonge Vlaamse Vereniging voor Toneelen Voordrachtkunst gespeeld. Eilieve! mag ik dan niet eenvoudig genieten van hetgeen me geboden wordt, en eist ge dat ik altijd mijn geest zou scherpen op scheiding van goed en kwaad! Ik zat daar blij verrast als een kind, luisterend en kijkend, vol inwendige opgetogenheid. Ik had van dien avond niet veel bizonders verwacht: liefhebbers waren het toch, mij geheel onbekend, sommigen hadden nooit de planken betreden: en zie, van 't eerste ogenblik af voelde men dat 't een edel Feest van schoonheid was, een Feest van liefde voor de schoonheid. Alles verzorgd tot in de puntjes, voor het oog, voor het oor en voor den geest. Met welk een innige toewijding hadden | |
[pagina 731]
| |
ze moeten werken, niet in een vleugje van goeden wil, maar lang en aanhoudend, om tot die mooie eenheid in 't spel te geraken! Ik was gepakt, ik ging mee... En nu zou ik mijn indrukken moeten ziften, en weer den betweter gaan uithangen, - ‘den staf der kritiek zwaaien’, zoals onze voorouders zeiden! Gelukkig heeft dat ook zijn aangename zijde: dat me hier de gelegenheid wordt verschaft, die heerlijke poging, die een daad was, met dankbare sympathie te begroeten. En ik hoop verder dat de mannen, wie we die daad verschuldigd zijn, in mijn opmerkingen 't zelfde zullen zien als wat hen ook bezielt: het streven naar beter. Ik sprak daar van de mooie eenheid in het spel: zeker hetgeen het moeilijkst verkregen wordt, en in de Starkadd-vertoning het meest te bewonderen viel. Alles sloot zo schoon ineen: geen speler die op het voorplan wilde pronken, geen stem die de andere overklonk, en de minste rolletjes toch in den toon gehouden, ‘gedragen’, niet als iets onverschilligs, maar als een noodzakelijk bestanddeel van 't geheel. En 't geheel was uitnemend edel: het fiere en zuivere, dat het wezen zelf van dit drama uitmaakt, werd nu overal voelbaar: het stuk verscheen voortdurend op het hoger plan, dat ook zijn natuurlijk plan is. Ja, dat was het zeer voortreffelijke van de vertolking: ze bewoog zich zo natuurlijk in haar adel. Het dichterlijke werd nooit ‘literatuur’, het losse en eenvoudige werd nooit gewoon. Het geheel was uiterst beschaafd. Dat woord zou elders wellicht banaal klinken: in ons land past het alleen op het allerbeste. Want ons land verkeert nog in een toestand van half-kultuur, en daarbij | |
[pagina 732]
| |
worden de gebreken dier half-kultuur verergerd door een nationale ondeugd: zwierige oppervlakkigheid. Waarlijk ‘beschaafde’ mensen behoren hier nog tot de uitzonderingen: ik bedoel niet ‘des gens du monde’, die maar wat beleefde manieren hebben aangeleerd, en met aangenaam gemak over 't een en ander kunnen praten, - maar mensen wier aard het geworden is, wier gezondheid zelf hierin bestaat, dat ze tevens degelijk zijn en fijn. Welnu, de vertoning van Starkadd was het werk van beschaafde mensen, die zich niet met een kleintje tevreden stellen: een triomf op de Vlaamse halfheid en slordigheid! Het zekere, rol-vaste van het spel, de schone maat in gebaar en diktie, zonder effektbejag, de uitspraak - wonderlijk genoeg, ten onzent! - gelijkelijk zuiver, de stemmige eenvoud van het dekor (men zorge alleen, in het vierde bedrijf, voor duinen met minder rotsen...) de wel afgewogen kleuren van de zeer verzorgde kostumering, de groepen-plastiek van ieder toneel: het gaf alles den indruk van... ‘beschaafd’. Wat spreekt uit het zwijgen van Hilde een stille schoonheid, wanneer Hilde aldus gespeeld wordt! Ingel zelf - een ondankbare rol, - kreeg er als een rijker psychologisch leven door, Maar... ik kan er niet omheen: Starkadd was me te beschaafd! Starkadd werd gespeeld door den heer O. de Gruyter, van wien me verteld werd dat hij de leider en de bezielende kracht van de onderneming is: aan hem is dus in de eerste plaats al het verheugende van dien avond te danken. Jaren lang heeft hij het beeld van Starkadd in zich gedragen; zijn stille, volhardende geestdrift aan anderen meegedeeld. Zijn rol was bizonder zorgvuldig | |
[pagina 733]
| |
aant.bestudeerd, het minste gebaar sprekend van kiesen kunstzin. Maar... er ontbrak iets aan. Van 't begin af, maar vooral in 't vierde en 't vijfde bedrijf, had ik meer zenuwen gewenst, meer temperament, het wilde dat bij Starkadd uit het diepste hart opbruist. Ik zie hem niet zo voortdurend voornaam, maar met woester passie. Deze Starkadd stond me niet vast overeind genoeg op zijn benen, vaster naarmate al 't onzekere bestaan om hem aan 't wankelen gaat. Hij was me te kristelijk, met zijn lijdens-figuur, soms lijdzaam bijna. Hij had het mooi dekoratieve, maar ook het te weinig vlezige en pezige van een Burne Jones-held. Ik had gewild, dat er nu en dan de kreet van het schone mens-dier zou uitslaan, - de kreet die door al het ‘beschaafde’ heenbreekt met natuurkracht. Het gelijkelijk streng-gehoudene van het spel hield sommige verzen te gedempt, zonder uitsprong: in 't vierde bedrijf verwachtte ik ruwer woeling, en in 't vijfde, dat geheel door Starkadd's hartstocht leeft, werd dat effene bepaald hinderlijk: naast hetgeen het zijn moest, deed dat laatste bedrijf bijna grijs aan. Ik weet wel dat de eerbied voor Hegenscheidt's werk er ietwat schuld aan had: na de eerste vertoningen, een tiental jaren geleden, had de dichter zelf ingezien, dat daar flink in gesnoeid moest worden (bijv. haast heel het gesprek tussen Hilde en Helga) en 't is jammer dat te Gent geen enkel vers weggelaten werd. Maar zelfs met meer koncentratie in den tekst had de gang van het spel, in 't rumoerig festijn en de neerstormende slot-tonelen, veel vlugger moeten zijn. Dat ware in een volgende vertoning gemakkelijk te bereiken. | |
[pagina 734]
| |
aant.Want... Starkadd zal nog gespeeld worden, niet waar, hier en daar en elders? De jonge Vereniging is moedig en doordrijvend genoeg, om nu, in het hele Vlaamse land, krachtig bij te dragen tot het vormen van een kunstzinnig Vlaams publiek. Ik hoorde van allerlei plannen: Hooft's Granida , een Adonis van Karel van de Woestijne, op te voeren in de lorkebossen van Sinte Martens Latem aan de Leie: een heel programma dus, dat ons bewijzen komt met welken ernstigen ijver de leiders van het uitverkoren gezelschap bezield zijn. Weten ze wel, met hoeveel blijde hoop de oude Van-Nu-en-Straksers ze volgen? Want de Van Nu en Straks-beweging heeft van meet af aan een ethischen achtergrond gehad. Wij wilden niet alleen individueler gevoelsuiting en fijner taal-plastiek: wij wilden een schoner menselijkheid in Vlaanderen. Wij streden voor de erkenning van het zuiver dichterschap, maar konden toch de kunst niet anders zien dan in verband met het leven. Het drama Starkadd werd zo geestdriftig begroet, omdat het, als louter kunstwerk, de schoonste daad was in de richting van ons ideaal, - juist wat Gudrun voor het vorige geslacht had kunnen zijn. Waren er toen zeer velen, die even levendig als wij, Van-Nu-en-Straksers, dat ideaal in zich omdroegen? Het bleek toch niet heel duidelijk. Maar thans vinden we er overal, en zie, wat een geluk, daar een uitgebreide groep te ontdekken, die op haar wijze de beweging voortzet, en, begrijpend dat het drama de echte krachtmeter is van de wordende volkskultuur, naar heur doel afstevent met dien geest van ernst, dat ‘solide’, dien afkeer van allen schijn, bluf, parade en vuurwerk, dat | |
[pagina 735]
| |
eerlijke, dat, ik mag het wel zeggen, een kenmerk van de Van Nu en Straks-beweging geweest is. De Vlaamse toneeltoestanden, dat weet iedereen maar al te wel, zijn altijd erbarmelijk geweest, voor dichters uitermate ontmoedigend. Nu dat de Vereniging voor Toneel- en Voordrachtkunst daarin verandering brengt, zullen misschien meer schrijvers zich door het toneel aangetrokken voelen. De aangekondigde Adonis van Karel van de Woestijne is er een eerste voorbeeld van. En komt daarbij niet de wassende hoop, dat Hegenscheidt zelf, aan allen die - niet wetend dat hij jaren lang met zijn gezondheid gesukkeld heeft, - hem vragen waarom hij 't bij den enigen Starkadd laat, misschien in de naaste toekomst op afdoende wijze den mond zal stoppen?
1909 |
|