De Ve tentoonstelling van ‘Voorwaarts’
Hij heeft zijn naam niet gestolen, die jonge kring: stapte flink vooruit sedert
twee of drie jaren. Zeker, hier treft men nog veel leerlingen aan, brave
jongens, die artistieke koppekens dragen en vlijtig - nogal banale -
landschapjes schilderen, met sedert lang gekende lichteffecten op spinaziegroen.
Dat is middelmatig, zonder fouten, ja, maar zonder oorspronkelijkheid, zonder
iets onverwachts. Een algemeen en kenmerkend feit, nochtans, waarop ik
aandringen wil: ieder ziet nu klaarder, helderder. Waar zijn de doffe, bruine,
harsachtige sausen van eertijds?
Men vindt hier enige kunstenaars die wat durven.
Jozef Middeleer doet aan ‘literaire’ schilderij. Ik ben er waarachtig niet tegen,
maar laci! waarom toch Baudelaire en Flaubert geparaphraseerd? Grote onderwerpen
brengen maar al te dikwijls kleine gewrochten uit. Les Fleurs du
Mal! Rops, en Rops alleen, staat hoog genoeg om dàt weer te geven.
Middeleer's doek is decoratief, maar zo alledaags-zinnebeeldig, zo
kinderachtig-macaber! Niet subtiel, pijnlijk, en vooral kristelijk genoeg! Die
vrouwen met giftige bekers zijn net heidense hetairetjes.
St. Julien l'Hospitalier et le Lépreux: even oppervlakkig. De
melaatse is zwart, puistig, etterig. Maar geweldig zijn is altijd geen kracht.
De heilige en de engelen die ‘Hosannah!’ huilen, zijn verdrietelijk banaal. Dat
alles in een brutale, onharmonische of holle kleur.
Gilsoul penseelt donkere, machtig-poëtische landschappen. Een spoorbaan: de
nachtwind woelt door de