Aantekeningen bij Hieronymus Bosch
Voor de Palet-serie (uitgave H.J.W. Becht te Amsterdam) schreef
Vermeylen in 1939 deze Hieronymus Bosch-monographie.
Terwijl hij reeds vroeger de gelegenheid had over Bosch te schrijven (eerst zeer
beknopt in zijn Europeesche Plastiek en Schilderkunst, daarna
uitvoeriger in zijn Van Bosch tot Bruegel en zijn Kring) werd
hem hier nu de gewenste ruimte geboden om, zonder enig gevoel van beperking,
rustig zijn onderwerp uit te diepen. Daardoor is deze studie, behalve dan voor
het aanhalen van de schaarse biographische gegevens, die hij telkens haast
woordelijk herhaalt, een geheel zelfstandig opstel geworden, waartegen de
kernachtige formulering van zijn vroegere geschriften over hetzelfde thema fel
afsteekt. Het is de enige uitvoerige studie die Vermeylen over een schilder
schreef.
In zijn Van de Catacomben tot Greco zou hij dan voor een vierde
maal, na het verschijnen van zijn Bosch-monographie, zijn bevindingen
samenvatten: in feite wijkt deze laatste tekst niet wezenlijk van zijn eerste
af. In zijn Van Bosch tot Bruegel en zijn Kring had hij zich
trouwens ook al veroorloofd - ‘Ik mocht elders daarover schrijven’ (blz. 450) -
een hele brok, ongewijzigd, uit zijn Europeesche Plastiek over te nemen.