Aantekeningen bij Het Oud-Vlaamse portret
Voor het IXde Winterboek van de Wereldbibliotheek (1930-31)
schreef Vermeylen dit opstel dat als een samenvatting kan doorgaan van een reeks
colleges die hij over hetzelfde onderwerp hield voor zijn studenten van het
Kunsthistorisch Instituut van de Rijksuniversiteit te Gent.
Zoals het stuk Van Bosch tot Bruegel en zijn kring kan men ook
het hier overgedrukte opvatten als een thema dat in zijn Europeesche Plastiek en Schilderkunst besloten ligt, maar dat hij nu,
door de aard van de opdracht, tot een zelfstandig geheel uitwerkt.
Het is wellicht aan te raden dit opstel te bestuderen na de lectuur van de
hoofdstukken in Van de Catacomben tot Greco, gewijd aan de
Vlaamse schilderkunst in de XVe en de XVIe eeuw.
Treffend is het dat Vermeylen twee vrij uitvoerige passussen, aan de beschrijving
van schilderijen besteed (blz. 376 en 380), textueel en met verwijzing naar zijn
vroegere publicatie, uit zijn Europeesche Plastiek en
Schilderkunst overneemt en wel met een welbehagen dat er op wijst hoezeer
hij met zijn vroegere verwoording tevreden was.
Hoe moeilijk hij er toe kon besluiten een ‘goed geschreven’ tekst prijs te geven
mag blijken uit de eerste passus (blz. 376) - een beschrijving van het portret
van Federigo di Montefeltro met zijn zoontje door Justus van Gent - die hij
later, voor een derde keer haast ongewijzigd in zijn Van de
Catacomben tot Greco zal opnemen, al zal hij er in een aantekening op
blz. 800 aan toevoegen, dat hij het met Hulin de Loo eens is het werk niet aan
Justus van Gent toe te schrijven, maar wel aan Pedro Berruguete. Ter
verontschuldiging voor het ongewijzigd laten van deze passus voert hij aan dat
zijn tekst persklaar was toen Hulin's bijdrage verscheen.