Verzameld werk. Deel 3
(1953)–August Vermeylen– Auteursrecht onbekend
[pagina 791]
| |||||
Algemene aantekeningenDe brochure is ons bekend in twee uitgaven, beide no 3 van een Petite bibliothèque du ‘Peuple’, waarin werk van J. Jaurès, Ed. Saumel en H. de Man was opgenomen met een tekst over de oorlog en de houding van de Belgische Socialistische Partij tegenover de IIc Internationale.
Het is echter wel zeer de vraag of hier van twee uitgaven kan gesproken worden. De teksten, typografie, zetfouten, zijn geheel identisch. Het gaat dus om twee oplagen van één zetsel. Om de publicatie van het vrij omstandig betoog te begrijpen, moet de lezer zich in de atmosfeer van de maanden October 1918-Mei 1919 kunnen indenken. Enerzijds was het nodig, gezien de vijandigheid van zeer vele Belgen ten opzichte van de activistische politiek, dat de Vlaamse | |||||
[pagina 792]
| |||||
eisen verdedigd werden door onbesproken figuren. Anderzijds diende de door de oorlog 1914-'18 verbroken draad zo logisch mogelijk weer opgenomen te worden, niet in het minst omdat vlak vóór 1914 een sterke, haast eensgezinde aandrang in het bewust denkend deel van Vlaanderen geleefd had. De rangen van oude en jonge organisatoren en polemisten waren echter sterk gedund: Max Rooses en Lodewijk de Raet waren overleden, beiden in 1914. Doch onder de oorlog-zelf waren de koppen toch bijeengestoken, te Brussel (in ‘De twee Sleutels’ - thans ‘Lescaves de Maestricht’ - bij de Naamse Poort), om de voortzetting van de Vlaamse Beweging te waarborgen. Zo was het juist en onvermijdelijk dat Vermeylen, die steeds in de rangen had gestaan en wiens gezag gegroeid was, de opdracht kreeg om de status quaestionis op te maken van het Vlaamse vraagstuk in zijn geheel, want het kwam er op aan te debatteren gewapend met vooroorlogse kennis en te weten dat o.m. de gedachte van ‘Bestuurlijke Scheiding’, de discussies om het al of niet bestaan van een ‘âme belge’, geen oorlogsnoviteiten waren, maar wel degelijk in Walloniëzelf en in Vlaanderen aan de orde hadden gestaan vóór 1914: (‘Ligue Wallonne’, 1909; interventies van Senator Dupont (9 Maart 1910); voorstellen van Emile Jenissen (Luik, 1911); ‘Lettre au Roi’ van Jules Destrée (Charleroi, 1912), met de merkwaardige formulering: ‘Sire, il n'y a pas de belges’, waarop Hippoliet Meert zijn Antwoord bezorgd had met grote instemming van de Vlamingen: de brochure werd op 100.000 Franse ex. en op 30.000 Vlaamse verspreid. Aug. Vermeylen zetelde in het ‘Fonds’ om de onkosten te bestrijden. De Mont had eveneens stelling genomen in 1912 (zie blz. 771). De universitaire jeugd, waartoe De Gruyter behoorde, had zich te Gent ondertussen in een dynamische kern Ter waarheidGa naar voetnoot* gegroepeerd en waar zij in Vermeylens geest was opgegroeid en hem, persoonlijk, ook in alle manifestaties - zo bv. bij de huldiging van pastor Verriest te Ingooigem (1911) - en protestaties - o.a. tegen Mr Braun (Tentoonstelling 1913) - ontmoette, daar had zij, haar generatie in de algemene beweging integrerend en | |||||
[pagina 793]
| |||||
ter algemene voorlichting, in 1905 een bijzondere oplage van zijn Kritiek (zie blz. 60) gebracht, die succes kende. Het ‘taal’- en ethnisch vraagstuk was in de jaren 1911-1912 inderdaad in een acuut stadium getreden. (Zie blz. 771). Op 31 Maart 1911 was in de Kamer van Volksvertegenwoordigers het ontwerp voor de vernederlandsing van de Gentse Universiteit neergelegd door Louis Franck, Edward Anseele, Frans van Cauwelaert, Jan Persoons, Jules Delbeke en A. Huyshauwer. Welk voorstel direct gesteund werd door de ‘Vereeniging van Vlaamsche Letterkundigen’, bij monde van haar voorzitter August Vermeylen. De brief met de instemming van de Vereniging verscheen in het April-nummer (blz. 5) van het blad De Vlaamsche Hoogeschool. Maandelijksch Orgaan van de Vlaamsche Hoogeschool-Commissie (gesticht 1911) gewijd aan de Beweging tot het bekomen van de vervlaamsching van de Hoogeschool te GentGa naar voetnoot*. Toen kwam de eerste wereldoorlog met zijn ontwrichting. Vermeylen keerde zich scherp tegen de ‘activistische beweging’, was mede-ondertekenaar en mede-opsteller van het protest van Augustus 1915 van de ‘Vlaamsche Belgen’ - het eerste! - tegen de Duitse inmenging in Vlaamse én Waalse aangelegenhedenGa naar voetnoot**. Als Vermeylen zich later met L. Franck en cs. opnieuw verzet (8-1-1916) tegen de Vervlaamsing van Gent door de Duitse bezetter, tekent hij als lid van de ‘Hogeschool-Commissie’, en op 10 Maart 1917 - tegen de door de bezetters ingevoerde bestuurlijke scheiding - het door de activisten spottenderwijze genoemde ‘stoofhakenmanifest’, (want er waren 77 ondertekenaars) als voorzitter van de ‘Vereniging van Vlaamse letterkundigen.’ | |||||
[pagina 794]
| |||||
In deze lijn nu - maar niet als negatieve, doch als positieve bijdrage tot de strijd - ligt de brochure Quelques aspects... Vermeylen heeft haar tijdens de bezetting gereed gemaakt. Discussies en lezingen in besloten kring gehouden, liggen er aan ten grondslag. Dat V., een vriend van de uitgeweken minister E. Vandervelde, daarbij nauw contact hield met de in het land gebleven leiders van de Belgische Werkliedenpartij (B.W.P.), o.a. met Jos. Wauters, spreekt vanzelf en zo is het ook niet ongewoonGa naar voetnoot*, dat de hier behandelde brochure in de reeks ‘Bibl. du Peuple’ werd opgenomen, als een publicatie naast het socialistische dagblad. De betogende strijdbrochure verscheen als nr. 3 in de reeks, einde December 1918, en sloot in haar opzet en haar inhoud onmiddellijk op de vooroorlogse flamingantische argumentatie aan. Zij liet, één maand na de wapenstilstand, een stevige sluitboom neer, zodat de met geweld aanstormende ondergravers van al wat Vlaams was, minstens één illusie zagen verzwinden, nml. de kans klaar te hebben om, afrekenend met de gevangen, weggebleven of gevluchte activisten, meteen de Vlaamse Beweging voor goed neer te slaan, onder de leuze nog wel dat de zo innig door Pirenne verdedigde ‘Belgische’ natie naar de ziel tóch Frans zou zijn. | |||||
[pagina 795]
| |||||
Hoezeer een gematigd, gezaghebbend woord in dit ogenblik van opperste beproeving van node bleek, toen naar het getuigenis van C. Huysmans een ‘furia franskiljonese’ losgebroken was, bewijst bv., en na andere (Le Flambeau, 1919, nr. 1 en nr. 7), een uitval als deze van La Gazette op 1 Februari 1919: ‘Le flamand continue à encombrer l'enseignement, l'administration, à peser sur nous de tout son poids. Il faut que les Flamands restent sous le joug, que leur idiome continue à être l'instrument de leur soumission’. Het is anders geworden, mede doordat Vermeylen klaar was op het ogenblik dat de wapens gestreken werden, en omdat Joseph Wauters hem de kans gegund had zijn tekst te laten drukken. 10 November 1918 schreef Vermeylen de laatste bladzijde, het was de dag vóór te 11 uur aan de oorlog een einde werd gesteld. Deze brochure vormt - naar een andere conceptie - het pendant van de zo bekende en bezielende Kritiek. Op ettelijke plaatsen moest Vermeylen slechts de gedachtegang van zijn eigen oude stukkenGa naar voetnoot* opnemen, wat er meteen op wijst hoe weinig verandering er sedert 1895-1900 was ingetreden. Maar zou Het Vaderland van Antwerpen zijn dreiging hebben uitgevoerd (10-4-'19) en De Kritiek in zijn kolommen hebben afgedrukt, omdat de tekst niet meer per spoor zou mogen verzonden worden, dan ware deze nieuwe publicatie op dit ogenblik toch aftands gebleken, want onder de lectuur van Quelques aspects voelt men goed dat Vermeylen, behoudens de eigen en algemeen geldende argumentatie, ook de bewijsvoeringen van de economist Lodewijk de Raet verwerkt. Hij wenste aldus de continuïteit van de hele moderne Beweging volledig te waarborgen, zo cultureel, als sociaal, als economisch, tegen alle snood en door de omstandigheden gediend opzet in. ‘Ongetwijfeld prijzenswaardig werk’ heet de uitgeweken Rafaël Verhulst de brochure in De Toorts (15 Maart 1919) in een artikel getiteld Van het woord tot de daad?, terwijl het betoog in de Nieuwe Rotterdamsche Courant van 30 Januari en 8 Maart 1919 betiteld wordt als ‘een Vlaamsch pleidooi in België's belang’. ‘Vermeylen toont zich hier de leider dien velen sedert lang in hem kenden. | |||||
[pagina 796]
| |||||
De leider, wiens woord niet kan worden veronachtzaamd, naar wiens kalme bewijsvoering zij, die het ernstig met een volkerenbond meenen, zullen moeten luisteren’. De recensent legt verder de nadruk op Vermeylens historische argumenten en citeert overvloedig. Maar, en daar wijst de recensent niet op, door dit ‘pleidooi’ gaat ook een waarderende karakteristiek van de Vlaamse letteren, zoals Vermeylen, waar het pas geeft, die steeds liet horen. De opbloei van de Vlaamse letterkunde is hem het welgekomen en tastbaar teken van bewustwording en rijping van een volk. Daarom, in hetzelfde ogenblik, einde 1918 (Cf. blz. 303), als deze Aspects verschijnen, heeft de erkende mentor ook nog een andere tekst klaar, uitsluitend aan de letteren gewijd, maar zich daarvoor steunend op een bewijsvoering, die o.a. tot op 1905 (cf. blz. 764) en 1912 teruggaat (cf. blz. 809) en uitmondt o.m. in Van Gezelle tot heden (cf. blz. 575) en de bijdragen voor Universum geschreven in 1934. (cf. Verz. W. dl. IV.)
blz. 151, r. 1 en 2: Zie Aant. blz. 277 / r. 4-5: Het is treffend hoe hier de slotgedachte uit Een jeugd (dl. II, blz. 108) weer opduikt, nu Vermeylen in Belgicistische zin denkt. Trouwens, het loont de moeite na te tellen hoe dikwijls het epitheton ‘schoon’, ook in zijn ethische betekenis, in de tweede roman van Vermeylen, Twee Vrienden, doordringt. En hijzelf voert de formule in zekere zin op Hugo Verriest terug (Verz. W. I, blz. 190): ‘gelijk pastoor Verriest zegt: nog schoone dagen in het Oosten.’; cf blz. 774 / r. 18: Toespeling op de ‘Bestuurlijke Scheiding’ tijdens de bezetting 1914-'18 ingevoerd; zie inl. noten, blz. 793 / r. 23: dl. IV, redevoeringen in de Senaat. blz. 152, r. 14: Cf. Verz. W., dl. II, Verz. Opst. I; Krit. der Vl. Bew. 1895, blz. 46 r. 3 / r. 28: Zie noot bij blz. 151 r. 18; Oprichting van de Association Wallonne, Charleroi, 20 December 1912, en dgl. blz. 153 r. 2: Zie inl. noten / r. 5: Een groot aantal namen is te vinden in T. Heyse: Index documentaire, Tome I, L'université flamande, Préf. G. van den Bossche, 1o et 2o fasc. Gand, 1918. | |||||
[pagina 797]
| |||||
Deel van L'occupation allemande en FranceGa naar voetnoot* / r. 6: O.a. M. Colson, bekend publicist, die te Namen het beleid op zich nam van de zelfstandig Waalse administratie / r. 7: Zie vooreerst inl. noten, en voetn. bij r. 5 / r. 9: 8 Januari 1916. - Brief van Prof. J. Vercoullie, Alg. Secr. v.h. ‘Willemsfonds’, 7 Juni 1916 / r. 10: 10 Maart 1917; het zgn. ‘stoofhaken-manifest’, met 77 ondertekenaren; het getal 77 wordt in het lotospel als ‘stoofhaken’ uitgeroepen / r. 11: 30 Januari 1918 / r. 16: o.a. Prof. Dr Paul Fredericq en Prof. Dr H. Pirenne, Maart 1916; verbannen als ‘personnes extrêmement dangereuses’. Cf. H. Pirenne: Souvenirs de captivité en Allemagne, Bruxelles, 1920 / r. 19: 3 Februari 1918 Antwerpen; 4 Februari 1918 Brussel / r. 24: Bv. de uitspraak van Maurice Maeterlinck: ‘après la guerre on ne parlera plus du flamand.’ / r. 28: voor | |||||
[pagina 798]
| |||||
de lijst van de meeste periodieken, cf. T. Heyse; zie voetn. bij r. 5, blz. 153. Daaraan toe te voegen: Antwerpsche Tijdingen. blz. 154 r. 12-18: Cf. de ironische doch eer verbolgen inleiding tot La poésie flamande contemporaine, blz. 277 van deze bundel, ongeveer op dezelfde tijd geschreven als deze tekst. blz. 156 noot: zie ook blz. 190 en 195Ga naar voetnoot*. blz. 158, eerste al.: cf. Vlaamse en Europese beweging in Verz. 0pstellen I (Verz. W., dl. II, blz. 163) / r. 29: cf. Prijsvraag van de Berlijnse Academie; 1784. Gevraagd werd aan te tonen, dat de universele voertaal voor de wetenschappen best Frans zou zijn. Cf. Baldensperger: Etudes d'histoire littéraire, 1907. blz. 161 r. 25: zie noot bij regel 29, blz. 158. blz. 164 r. 17: betreft het taalgebruik in rechtszaken / r. 17: zie verder blz. 190 en 195. blz. 169 r. 21 en vlg.: te vergelijken met wat V. schrijft in zijn overzicht voor Vlaanderen door de eeuwen heen, 1912 en 1932. In deze band opgenomen onder de titel De Vlaamse letterkunde, blz. 35 / bij voetn. 1: de lezer zal opmerken, dat Vermeylen zich meer dan eens tegen Maurice Wilmotte, Luiks professor (1861-1951) keert, en dat op een soms harde toon (cf. blz. 181 en blz. 234). Te raadplegen voor zijn persoonlijkheid en opvattingen: Mes mémoires, Brussel, 1948. blz. 170 r. 15: Cf. De Vl. letterk., blz. 70-71 / r. 31: Cf. De Vl. letterk., blz. 60 r. 29. blz. 171 r. 6: Cf. De Vl. letterk., blz. 49, r. 16-17. blz. 177 voetn.: Leonard Willems Az, De boekinventaris van het Klooster der Rijke Claren te Gent in 1508, Tijdschrift voor Boek en Bibliotheekwezen IX, 1911, 177-192. blz. 181 r. 13: Mondain Jezuïetisch priester, Parijs 1628-1702. Literator en opvoeder, preceptor o.a. van Colbert's zoon. Onderging scherpe kritiek vanwege Port Royal. blz. 184 r. 1: zie blz. 99 r. 1 en vlg. / r. 3: zie noot op blz. 158 r. 29. | |||||
[pagina 799]
| |||||
blz. 190 r. 6-8: Cf. Kritiek der Vl. Bew. in Verz. W. dl. II, blz. 44 / r. 12: voor initialen en data van moderne Vlaamse figuren zij verwezen naar de bijdragen van Vermeylen De Vlaamse letterkunde, blz. 35 en vlg. en Van Gezelle tot heden, blz. 575 en vlg., alsmede naar het register van deze uitgave / r. 6 voetn.: zie noot bij blz. 156 en 195 / r. 12 voetn.: inderdaad staan daar op naam van Vermeylen, blz. 329: L'université flamande, Gand 1901? en Kritiek der Vl. Bew. en haar belang voor de Noord-Nederlander in Vragen van den Dag, Amsterdam, 1894. blz. 191, r. 2: Aen de Belgen - Aux Belges, Antw. 1818 / r. 5-6: noot r. 14 van blz. 9 en blz. 13 r. 31 / r. 31: de auteur zinspeelt - behoudens op het geval Jacob Karsman - op de ter dood veroordeling van J. Coucke en P. Goethals, wat de gemoederen in beweging bracht. Het eindoordeel over ‘ce cas’ en over de gedragingen van Procureur de Bavay (Cf. Verz. W. dl. II, Krit. der Vl. Bew., blz. 45) blijve voorbehouden, zolang de dossiers gesloten blijven. blz. 192 r. 1: A. de Maere Limnander, Jan Alfr. de Laet, Edw. Coremans, Lode Gerrits / r. 4: zie verder, r. 22 / r. 11: merk de tegenstelling tussen deze zin en blz. 71 in Kritiek der Vl. Bew., Verz. W. dl. II. De jaren 1890-93 zijn wel kenmerkend voor de evolutie van de Vl. Bew. Buiten de politieke strijd (alg. stemrecht) is te noteren, dat Van Nu en Straks wordt gesticht, terwijl de Antwerpse muziekschool tot Kon. Vlaams Conservatorium wordt verheven onder de impuls van P. Benoit. In 1891 verschijnt het eerste grote werk op het terrein van de folklore: A. de Cock's Volksgeloof in Vlaanderen. De Vlaamsche Volkspartij (met L. de Raet) ontstaat in 1892. Weldra volgt de beweging voor University Extension (Mac Leod). In 1891 komt het ‘Lyrisch Toneel’ te Antwerpen tot stand (E. Keurvels). De ‘Boekwezendag’ van 1890 luidt een nieuwe periode voor de boekhandel in. blz. 193 r. 8: Cf. Kritiek der Vl. Bew., Verz. W., dl. II, blz. 78 / r. 23-25: Vermeylen doelt hier op de doorbraak van in feite de vierde generatie in de Vl. Beweging. De eerste is die van Willems en David (1793); de tweede werd geboren tussen 1805 en 1815 (H. Conscience, etc.); de derde omtrent 1830- | |||||
[pagina 800]
| |||||
1840 (Gezelle, M. Rooses, F. de Cort, J. de Geyter); de vierde om de zestiger jaren (De Mont, P. van Langendonck, Vermeylen, Buysse, De Raet). blz. 194 r. 13: zie De Vl. letterk., blz. 136-137 / r. 20: Cf. Les lettres néerlandaises en Belgique depuis 1830, blz. 20; De Vl. letterk., blz. 130 en La poésie flamande contemporaine, blz. 289 / r. 27-30: Cf. de bij regel 20 aangewezen teksten. blz. 195 r. 3: Cf. Huldebetoon Cyriel Buysse op Zondag 9 April 1911. - Feestschrift, blz. 54: ‘Je place mon vieil ami Buysse parmi les trois ou quatre grands conteurs rustiques de ces cinquante dernières années. C'est notre Maupassant, mais un Maupassant qui ignore volontairement les villes, les casinos, les grandes dames faisandées, les “Bel-Ami” et les filles. Un Maupassant d'une santé imperturbable et magnifique, un Maupassant exclusivement champêtre qui ne veut s'intéresser qu'aux choses de la vie qui ne passent et ne vieillissent point: le ciel, l'eau, les plaines, les saisons, les villages et les hommes et les femmes qui parlent et pensent encore comme l'eau, les plaines, les arbres et les astres. Quand je désire revoir ma vieille Flandre, j'ouvre un de mes Cyriel Buysse et aussitôt se réveille, bourdonne et refleurit en moi toute mon enfance campagnarde. De chacune de ses pages surgissent les petites maisons propres et nettes dont j'ai si souvent poussé la porte, s'élèvent les peupliers, les noyers, les tilleuls sous lesquels j'ai marché lorsque j'avais vingt ans, sortent en foule les paysans et les paysannes qui s'agitent et parlent comme ils faisaient autour des premiers jours de mon adolescence et comme s'ils n'avaient jamais dormi dans un livre. Car personne, je pense, dans aucune littérature, n'a su faire vivre et parler les paysans comme notre grand ami. C'est entre tant d'autres, le beau miracle de son oeuvre. Si j'étais condamné a finir mon existence en quelque coin perdu de cette terre où le hasard m'aurait exilé sans espoir de retour, j'y emporterais mon Cyriel Buysse, comme on emportait autrefois, au fond d'un coffre d'or ou d'argent, une poignée de la terre natale. Cela suffirait a ensoleiller, a aérer les plus mauvaises heures. Toute la Flandre est en lui, vivante et immor- | |||||
[pagina 801]
| |||||
telle’. / r. 4-5: de nieuwe naam is Felix Timmermans, die zich tijden's wereldoorlog I door De nieuwe Gids in een opvallend succes mocht verheugen: Pallieter was verschenen / r. 7-8: de meeste auteurs verschenen bij Noordnederlandse uitgevers (L.J. Veen, C.A.J. v. Dishoeck, P.N. van Kampen & Zoon) / r. 9: P. Arents, De Vlaamsche schrijvers in het Duitsch vertaald, I. Vertalingen in boekvorm en op los blad, Brussel, 1944. De Vlaamsche schrijvers in het Engels vertaald, 1481-1949, Kon. Vl. Acad. 1950. Zie ook de verschillende bibliografieën bezorgd door R. Roemans. / voetn. r. 3: zie blz. 7 en 277 / r. 5: zie dl. IV / r. 9: zie inl. noot blz. 807 / r. 12: zie blz. 277. blz. 196 r. 8: In 1909 had Dr J.O. de Gruyter te Gent zijn Vlaamse Vereniging voor toneel en voordrachtkunst gesticht. / r. 12: Vermeylen doelt hier op de opening van het gebouw aan de Frankrijklei te Antwerpen, 2 April 1907 / r. 24-25: Herhaling. Zie blz. 154 / r. 26: Het is steeds een bijzondere trek van de Franse pers geweest de Nederlandse taal belachelijk te maken. Die toon klinkt door zodra J.F. Willems zijn Aen de Belgen (1818) publiceert. / r. 28: Cf. inl. noten. blz. 197 r. 21 en vlg.: Te vergelijken met passus in La poésie flamande contemporaine, blz. 277, waar Vermeylen het francophone publiek van Brussel toespreekt. blz. 199 r. 6: De cijfers, die hier volgen, gebruikt Vermeylen ook in zijn brochure De Vervlaamsching der Gentsche Hoogeschool, 1920, (cf. blz. 307) edoch in functie van de volkstelling van 1920. Het blijven wel degelijk cijfers van 1910, want in de Franse tekst La flamandisation de Gand bleef het jaartal 1910 onveranderd. blz. 209 r. 7: Vermeylen zinspeelt hier op de bijzondere literaire productie (romans: La famille Kaekebroeck, en toneel: Le mariage de Melle Beulemans) van een paar auteurs, waaronder Leopold Courouble (Brussel 1861-1937), J.F. Fonson (Brussel 1870-Parijs 1924) en F. Wicheler (1874-1935) Als voertaal gebruikenj deze auteurs het Brussels dat, d'expression française, kenmerkend Vlaams van inslag is door zinsbouw, vocabularium en taalfiguren. Cf. L. Courouble: Notre langue, 1900. blz. 211 titel: De lezer kan de prototypes van verschillende formuleringen terugvinden in de Kritiek der Vl. Beweging, Verz. | |||||
[pagina 802]
| |||||
W. dl. II, blz. 44. Cf. ook Alg. inl. blz. 761 / r. 7: Cf. Kritiek der Vl. Beweging, Verz. W., dl. II, blz. 49-50 / r. 10: Cf. Onze taal voor den Senaat en voor Buysse, Verz. W. dl. II, blz. 115. / r. 16: Cf. Kritiek der Vl. Beweging, Verz. W., dl. II, blz. 46. blz. 212 r. 3: Cf. Kritiek der Vl. Beweging, Verz. W., dl. II, blz. 46, r. 3 / r. 8-13: Cf. Kritiek der Vl. Beweging, Verz. W., dl. II, blz. 48, 3de al. / r. 14 en 15: Cf. Kritiek der Vl. Beweging, Verz. W., dl. II, blz. 46. / r. 16: Cf. Kritiek der Vl. Beweging, Verz. W., dl. II, blz. 58. blz. 213 r. 10: Cf. Verz. W., dl. II, versch. opstellen / r. 14: Vermeylen gebruikt met opzet de Nederlandse term ‘moedertaal’ en niet zijn equivalent ‘langue maternelle’, omdat de tegenstrevers de term spottenderwijze en als denigratie gebruikten. Aldus ontstond zelfs het zelfst. naamw.: les ‘moedertaliens’. Zie blz. 212 r. 12. blz. 215 r. 7: Cf. Kritiek der Vl. Beweging, Verz. W., dl. II, blz. 44 / r. 22: Cf. Particularisme? VI, Verz. W., dl. II, blz. 265, onderaan, zowel voor ‘actuelle’ als voor ‘le renfort des Pays Bas’. blz. 216 r. 2: Cf. Kritiek der Vl. Beweging, Verz. W., dl. II, blz. 63 / voetn. r. 2: Les industries à domicile en Belgique, 1899-1909, I-XI. - En het rapport van C. Huysmans en Pater Rutten, 1910. blz. 220 r. 9: Zie blz. 310-311: De vervlaamsing der Gentse Hogeschool. blz. 223 r. 24: Alfred Jules Emile Fouillée, geb. te La Pouëze (Marne et Loire) 1838 en overl. te Lyon 1912. Philosoof die in de ideeën krachten zag, bij machte om de ziel van elk individu zodanige veranderingen te doen ondergaan, dat door hun inwerking ook het sociaal milieu zou worden getransformeerd. Door de kracht tot verwezenlijking wordt de gedachte een bevrijdende agens, en voor het uitdragen van idealen in de wereld dus van ongemeen belang. Auteur o.a. van L'évolutionnisme des idées, 1889; La psychologie des idées forces, 1893. L. Franck (zie blz. 793, r. 3) citeerde F. in de ‘Memorie van Toelichting’ 1911 Doc. Parl. nr 122, blz. 17. blz. 225 r. 18: Geb. te Brugge 1822, overl. op het kasteel van Doyon 1892. Te Parijs opgevoed, maar te Leuven (philosophie) en te Gent (rechten) gevormd. Behoorde tot de intellectuelen, | |||||
[pagina 803]
| |||||
die - door logische redenering, en geleid door de wetten van een sociologie met ethische grondslag - het Vlaamse recht op ontwikkeling en cultuur a priori erkenden. De verbetering van het lot van ‘het grootst mogelijk aantal’ is hem kerngedachte; de Laveleye's uitgangspunt lag sedert 1857 bij de economische politiek, waarbij de landbouw niet de kleinste aandacht kreeg. E. de Laveleye en E. Waxweiler hebben voor een groot deel bijgedragen tot de vorming van de geesten die tot Vermeylens generatie (o.a. De Raet; zie blz. 832 en 833) behoren. Auteur van o.m. Le gouvernement dans la démocratic, 1891; Essais et études, 1894. / r. 21-31: Zie noot bij r. 27 van blz. 191. blz. 226 r. 26: Cf. Onze taal voor den Senaat en voor Buysse, Verz. W., dl. II, blz. 112. blz. 227 r. 21: Cf. blz. 51 en Kritiek der Vlaamse Beweging, Verz. W., dl. II, blz. 78. blz. 228 r. 3: Kadervernieuwing na 1918 / r. 28: Vermeylen doelt op de ev. demobilisatie. In 1918-19 staan de Belgische troepen nog aan de Rijn. blz. 233 r. 22: Ch. Buls, geb. Brussel 13 Oct. 1837, overl. 13 Juli 1914, de zogenaamde Vlaamse Burgemeester van Brussel. Progressist en ijveraar voor de verspreiding en verbetering van het onderwijs. Voorzitter van de Ligue de l'Enseignement. blz. 234 r. 1: Jean Joseph Thonissen (Hasselt 1816-Leuven 1891), stichter van het Journal du Limbourg. / r. 12: Gustave Lanson (Orléans 1857-Parijs 1934) literatuurhistoricus. Hier vernoemd - Lanson was professor aan de Normaalschool en later haar directeur - als pedagoog, die enthousiast zijn aandeel nam in de publicatie van de Bibliothèque Générale des Sciences Sociales om de problemen van onderwijs en opvoeding naar moderne eis in discussie te brengen. blz. 236 r. 11: Cf. Vlaamse en Europese beweging I, Verz. W., dl. II, blz. 137. blz. 237 r. 11: Justin Laurent Emile Combes, geb. te Roquecourbe (Tarn) in 1835, overl. te Pons (Charente Maritime) in 1921. Was senator, maire, voorzitter van de Senaat, minister van Onderwijs, Kunsten en Eredienst (Cab. Bourgeois) en tenslotte minister-president (1902). Wellicht was Combes de felste | |||||
[pagina 804]
| |||||
anti-clericaal gezinde politicus van zijn generatie. Auteur o.a. van Psychologie de Thomas d'Aquin, 1860; Une campagne laïque, 1904; Une deuxième campagne laïque, 1905. blz. 238 r. 8: Zie blz. 229, 242: Ps. van een professor in de rechten / blz. 240 r. 14: Zeer dikwijls verwezen de flamingantische auteurs en orators naar de toestanden in Tsjecho-Slowakije. blz. 241 r. 3: Eèn van de argumenten voor de vernederlandsing van de Universiteit van Gent zochten de opstellers van De Vlaamsche Hoogeschool (zie blz. 793) precies in de vlucht die de Nederlandse wetenschap nam. Zij wezen op het succes van De Vries, van Van 't Hoff, van Kamerlingh Onnes. Regelmatig werden de titels van de voor de doctorsgraad verdedigde theses, in welkdanige exacte wetenschap ook, gepubliceerd. Zie verder, blz. 251 / r. 4: cf. blz. 323. blz. 242 r. 2: Cf. Kritiek der Vl. Bew., Verz. W., dl. II, blz. 45 / r. 4: Cf. blz. 195 / r. 23: Cf. blz. 229 en 238. blz. 243 r. 22: Cf. Vlaamse en Europese beweging, Verz. W. dl. II, blz. 169. blz. 244 r. 13: Cf. Verz. W. dl. II, blz. 244 en vlg. / r. 18:? r. 24: cf. Vlaamse en Europese beweging, Verz. W. dl. II, blz. 169 / voetn.: Verz. W. dl. II, blz. 103. blz. 245 r. 17: Cf. Vlaamse en Europese beweging, Verz. W. dl. II, blz. 168. blz. 246 r. 1: Zie blz. 153 / r. 4: cf. Kritiek der Vl. Beweging, Verz. W. dl. II, blz. 53 / r. 9: Germania, Tijdschrift voor Vlaamsche beweging, letterkunde, kunst, wetenschappen, onderwijs, staathuishoudkunde, handel, nijverheid en verkeer. 1898-1905 Uitv. opstelraad: J.M. Brans, A. Burvenich, J. de Vriendt, A. Prayon van Zuylen, A. von Ziegesar / r. 14: de auteur doelt op de Duitse kolonie vóór 1914, waaronder bv. de von Bary's, von Mallinckrodt's. blz. 247 r. 9: Het arsenaal van argumenten en getuigenissen vindt de lezer geborgen in De Vlaamsche Hoogeschool, zie voor verdere opgave blz. 793 / r. 14: Vermeylen denkt terug aan de campagne van 1911-1914. blz. 248 r. 3: Zie inl. noten / r. 20: Cf. blz. 241 r. 3 / r. 30: Cf. | |||||
[pagina 805]
| |||||
De Vervlaamsing der Gentse Hogeschool, blz. 321, regel 21: vijf. In wezen zijn het er op dat ogenblik, 1920, zes: J.H. van 't Hoff (1901), H.A. Lorentz (1902), P. Zeeman (1902), J.D. van der Waals (1910), T.M.C. Asser (1911), H. Kamerlingh Onnes (1913). Zie Nederlandsche helden der wetenschap; levensschetsen van negen Nobelprijswinnaars. Hoogtepunten van wetenschappelijken arbeid in Nederland. Bijeengebracht door T.P. Sevensma, 1946. De volgende drie zijn: W. Einthoven, 1924. C. Eykman, 1929, P.J.W. Debye, 1936. Zie ook De Vervlaamsing der Gentse Hogeschool, noot bij r. 23 van blz. 321. / r. 31: Cf. blz. 241 r. 3. blz. 250 r. 1: Cf. De Vervlaamsing der Gentse Hogeschool, blz. 322 r. 27: ‘een drievoudig doel’. Voorop stelt Vermeylen: ‘zij is een hogere beroepsschool, die het land de nodige geneesheren, ingenieurs, rechtsgeleerden en professoren levert; ...’ / r. 27: Zie ‘Bibliographie’ bij het opstel De Vervlaamsching der Gentsche Hoogeschool, 1920, blz. 831 noot. blz. 251 r. 16: J. Verschaffelt? / r. 19: Hendrik Kern: Verspreide Geschriften, 1913-1936. / r. 27: Deze dissertatie Over de continuïteit van den gas- en vloeistoftoestand, 1873, werd alom als een meesterstuk in haar genre geroemd. De Engelse natuurkundige Maxwell besprak ze in ‘Nature’ en voegde er aan toe: ‘Dit werk heeft zeker de aandacht van meer dan één onderzoeker gevestigd op het bestuderen van de Nederlandse taal, waarin het geschreven is.’ Voigt karakteriseerde ze als ‘geniale Dissertation’. / r. 29: A.F. Holleman: Leerboek der chemie, 195316. blz. 253 r. 14: 31 Maart 1911. Zie blz. 793. blz. 256 r. 12: Cf. Vervlaamsing der Gentse Hogeschool, blz. 330. - En passus (blz. 330) betreffende het ontwerp Mechelynck-Buysse (4-2-1920) dat in onderhavige tekst niet voorkomt, niet voorkomen kon! blz. 257 r. 3: In De Vervlaamsing der Gentse Hogeschool, blz. 338, is de naam Franck vervangen door van Cauwelaert-Huyshauwer. Zie noot aldaar. / r. 25: Cf. blz. 332 r. 7: ‘... geldkwestie, hoe gewichtig deze ook zij, ...’ blz. 258 r. 3-5: Zie Vervlaamsing der Gentse Hogeschool, blz. 332 r. 13 voor de bewijsvoering / r. 13: Zie opmerking bij regels 4 en 5, blz. 151. | |||||
[pagina 806]
| |||||
blz. 260 r. 13: 1920-21: 1277 / r. 15: 1920-21: Br. 2501, Leuven 3248, Luik 2303. / r. 24: 1920-21: 156, 147, 103, 192. Totaal 598. blz. 263 r. 8-9: Cf. Nederlandse tekst Vervlaamsing der Gentse Hogeschool blz. 337 r. 8. / r. 13-15: Cf. Nederlandse tekst Vervlaamsing der Gentse Hogeschool, blz. 337 r. 14. / r. 31: Zie Nederlandse tekst Vervlaamsing der Gentse Hogeschool, blz. 338 r. 3-4. blz. 264 r. 23: Zie aanvulling in De Vervlaamsing der Gentse Hogeschool, blz. 339 r. 1-3. blz. 265 r. 3: Deze jaartallen - 5 jaar na de indiening van het voorstel - geven de reden aan, waarop activisten en Duitsers zich beriepen (zie inl. noten en blz. 153) / r. 26: In de Nederl. tekst van 1919 (cf. Vervlaamsing der Gentse Hogeschool, blz. 340 r. 7) staat enkel ‘Franse vaktaal’. blz. 267 r. 7-9: ontbreken in De Vervlaamsing der Gentse Hogeschool, zo ook de regels 12-15, te beginnen met: ‘et du moment’. / r. 16-17: Werden ondertitel in De Vervlaamsing der Gentse Hogeschool, blz. 341 / r. 18: Cf. De Vervlaamsing der Gentse Hogeschool, blz. 341 r. 23-24: gebruik van meervoudsvorm, zonder verdere betekenis. / r. 21-22: Cf. De Vervlaamsing der Gentse Hogeschool, blz. 341 r. 25, ‘Franck’ vervangen door ‘van Cauwelaert’; zie blz. 257: ‘université flamboche’ vervangen door ‘von Bissing-Universiteit’. blz. 268 r. 1: Zie blz. 225: Cf. theorie van de Laveleye. / r. 15 en vlg. te vergelijken met de tekst van De Vervlaamsing der Gentse Hogeschool van r. 15 af op blz. 343. De passages wijken van elkaar af. blz. 269 r. 2: Zie inl. noten. blz. 270 van r. 14 tot 21 geschrapt in De Vervlaamsing der Gentse Hogeschool, blz. 349. De tekst in ‘De Vervlaamsing der Gentse Hogeschool’ (blz. 350) wijkt verder sterk af van blz. 270. blz. 272 r. 19-27 komen niet in deze formulering voor in ‘De Vervlaamsing der Gentse Hogeschool’ Zie blz. 358 r. 11 en vlg. blz. 273 r. 27: Cf. blz. 217. blz. 274 r. 7: Toespeling op de XIV punten van Woodrow Wilson. (Grondslag - naar zijn mening - voor de vrede na wereldoorlog 1914-1918). |
|