Verzameld werk. Deel 3
(1953)–August Vermeylen– Auteursrecht onbekend
[pagina 763]
| |||||||||
Algemene aantekeningenOns bekend in vier teksten.
Zoals in 1880, ter gelegenheid van de vijftigste verjaring van de onafhankelijkheid van België, te Brussel de inventaris werd opgemaakt van de geestelijke, industriële en commerciële waarden, die het jonge land kenmerkten, werd ook in 1905 - ditmaal te Luik, en naar aanleiding van een internationale tentoonstelling - overzicht genomen van de toestand. Naar het voorbeeld van een serie Franse lezingenGa naar voetnoot* richtte het | |||||||||
[pagina 764]
| |||||||||
‘Comité Exécutif’ ook een Belgische reeks in. Het deed een beroep op ‘les hommes les plus qualifiés de la nation’ om, van October tot November 1905, de Belgische cultuur, industrie, handel en expansie in het licht te stellen, met het bijzondere doel ons land meer vertrouwen in zichzelf bij te brengen. Namen aldus het woord - met Vermeylen, de twaalfde -: M. Digneffe, H. Pirenne, G. Kurth, L. Dupriez, H. Carton de Wiart, E. Waxweiler, L. Strauss, Ch. Morisseaux, E. Vliebergh, Kolonel Thys, E. Verhaeren, V. Chauvin, C. Lemonnier, M. Kufferath, L. Crismer, A. Lameere, M. Wilmotte, P. Hoffmann, E. Picard en L. Hennebicq. Vermoedelijk beantwoordt Vermeylens gedrukte tekst geheel aan het door hem gesprokene, vermits Edmond Picard een ander stuk dan zijn lezing inzond, wat vermeld werd. Het is verder nodig er op te wijzen, dat Vermeylens bezadigde voordracht berekend is op een Frans en kittelorig publiek. Zij moet overigens in onmiddellijk verband worden gebracht met zijn kort, kernachtig betoog van 27 Augustus 1905 over De Vlaamsche letterkunde van 1830 tot 1905 te Antwerpen voorgebracht tijdens de Vlaamsche (Liberale) Landdag, eveneens ingericht ter gelegenheid van de 75ste verjaring van België's onafhankelijkheid (cf, Verz. Werk dl. IV). Dit stuk is geheel anders van factuur, veel polemischer gedacht. Er komen echter reeds karakteriseringen in voor (bv. over Gezelle en Rodenbach) die als ‘woordelijke vertalingen’ in onderhavige Franse tekst opduiken. Het fragment betreffende Gezelle en Rodenbach heeft een doorslaand succes gekend. Het werd ten andere opgenomen in de Revue de Belgique van 1906 (blz. 260-266), waaruit o.a. La Métropole d'Anvers van 12 Augustus 1906 de tekst overnam. blz. 7 titel: A.V. kiest hier wel zeer opzettelijk het bv. nw. néerlandaises, als tegenstelling tot françaises. Zie de inleidende noten en r. 18-31, op blz. 209; blz. 16 en blz. 813 / r. 3-5: Een zinsnede, die later - zie Quelques aspects de la question des langues en Belgique; blz. 197 - scherper geuit, haar volle betekenis krijgt, wanneer A.V. aan sommige francophone Belgische publicisten verwijt de Vlaamse literatuur over het hoofd te zien, of beter nog: | |||||||||
[pagina 765]
| |||||||||
te negeren. Het is mogelijk dat A.V. hier dacht aan een heel bijzonder feit. Camille Lemonnier had zich in een kroniek van La Revue eer laatdunkend en zelfs tergend over de Vlaamse literatuur en haar beoefenaars uitgelaten. A.V. gispt Lemonnier (cf. Vlaanderen, Januari 1905, III, blz. 35) en geniet het genoegen te constateren, dat Lemonnier bij de uitgave van zijn kroniek in boekvorm (La vie belge) zekere zinnen schrapt en bepaalde uitdrukkingen verzacht. Zie Verz. W. II, blz. 333 en Aant. blz. 914 / r. 8: Ed. 1905 en 1906: Certes, il y avait eu... / r. 23: Toespeling op de Franse tekst van La Brabançonne (1830): ‘Après des siècles d'esclavage, les Belges sortant du tombeau...’, (Jenneval-van Campenhout) cf. blz. 101 en blz. 576. blz. 8 r. 6: Besluit van het Voorlopig Bewind, in Bulletin des Arrêtés et Actes du Gouvernement Provisoire; 20 nov. 1830; nr 33. / r. 2 v.o.: ‘Et voilà la merveille...’ Dit thema - zie ook de vorige blz. - behandelt A.V. eveneens in zijn toespraak voor de (Liberale) Vlaamsche Landdag, op 27 Aug. 1905: De Vlaamsche Letterkunde van 1830 tot 1905. Zie Verz. Werk, dl. IV. blz. 9 r. 11: A.V. doelt op de diplomatische publicatie van Jan van Heelu's Slag van Woeringen door J.F. Willems, ingezet door de Nederlandse regering vóór 1830 - 300 bladen lagen klaar in Augustus '30 - en beëindigd onder de Belgische (1836): Collection de chroniques belges inédites, publiées par ordre du Gouvernement. / r. 12: Belgisch Museum van de Nederduytsche Tael- en Letterkunde en de geschiedenis des Vaderlands, uitgegeven op last der Maetschappij tot Bevordering der Nederduytsche Tael- en Letterkunde, 1837 (Red. J.F. Willems); De Middelaer of Bydragen ter bevordering van tael, onderwys en geschiedenis, 1840-'41 (Red. J.B. David) / r. 14-15: Zinspeling op de tot slogan geworden versregel van Prudens van Duyse: ‘de tael is gantsch het volk’, waarnaar een Gentse vereniging van ‘taalminnaren’ zich zelfs een naam fatsoeneerde. Cf. P.v. Duyse: Aen België, Gent, 1835. blz. 10 r. 1-2: cf. De Vl. Lett., blz. 104 r. 3 en 4 / r. 24: Om alle verwarring uit te sluiten: Prudens van Duyse, vader van Herman en Florimond (musicoloog). / van r. 24 tot volgende alinea: | |||||||||
[pagina 766]
| |||||||||
cf. La poésie flamande contemporaine, blz. 281 / r. 31: cf. De Vl. Lett., blz. 106, r. 29-30. blz. 11 r. 2: cf. De Vl. Lett., blz. 106, r. 30 / r. 10-15: cf. De Lett., blz. 108 r. 16 / r. 25: cf. De Vl. Lett. blz. 108 r. 26, waar A.V. de naam van Van Langendonck citeert / r. 28: Th. Van Rijswijck overlijdt te Antwerpen op 7 Mei 1849 / r. 29: De Laet, intiem jeugdvriend van Hendrik Conscience, gaat geleidelijk naar de politiek over; wordt ‘meetingist’, om als rechts Kamerlid te eindigen. blz. 12 r. 11: In 1843 heeft H.C. de tweede - gewijzigde - druk laten verschijnen van Het Wonderjaar en De Leeuw van Vlaendren. / r. 15: cf. De Vl. Lett., blz. 111 r. 1 / r. 18-19: cf. De Vl. Lett., blz. 110 r. 30-31 / r. 20: De Vl. Lett., blz. 112 r. 6: ‘tegenvoeter’, blz. 113 r. 9: ‘polen’ / r. 23: cf. De Vl. Lett., blz. 112, r. 19 / r. 24: o.a. In 't Schipperskwartier (1856) / r. 27: cf. De Vl. Lett., blz. 112, r. 28-30 / r. 30: ed. 1905 en 1906 vermelden de voornaam August niet. Renier Snieders wordt in De Vl. Lett. ook behandeld (blz. 113 r. 14). blz. 13 r. 2: cf. De Vl. Lett., blz. 113 r. 25 - blz. 114 r. 1 / r. 5: A.V. vermeldt hier niet de arbeider-romanschrijver Eugeen Zetternam (=Joost Jozef Diricksens). Dit is geen toeval: ook in zijn colleges vermeldde hij hem niet of nauwelijks. Hij komt wel voor in De Vl. Lett., blz. 108 / r. 6 en vlg.: cf. La poésie flam. cont., blz. 282 / r. 31: ‘Hij leerde zijn volk lezen’, de zo bekende, veel gebruikte en soms ten nadele van Conscience misbruikte karakteristiek, werd voor 't eerst gebezigd door Frans Joris, de Antwerpse beeldhouwer van Conscience's zitbeeld (1881). blz. 14 r. 8: Théodore de Banville: Moulins (Bourb.) 1823-Parijs 1891/ r. 9: zie blz. 121 / r. 17-18: cf. ed. van 1905 met 1906: ... car il avait la qualité inestimable et essentielle qui fait les poètes purs et les poètes essentiels / r. 23 en vlg.: deze passus komt in Van Gezelle tot heden na de alinea van blz. 15 beginnend met ‘S'il est quelqu'un...’ blz. 15 r. 18: vgl. Van Gezelle, blz. 637 / r. 24 en vlg.: Het loont de moeite ook deze passus te vergelijken met de passages over Gezelle in Van Gezelle tot heden, blz. 578, om de haast woorde- | |||||||||
[pagina 767]
| |||||||||
lijke overeenkomst met bepaalde, hier reeds gebezigde, uit. spraken te constateren. Logisch dan ook, dat in La poésie flam-cont., zie blz. 285, evenmin iets aan de teksten werd gewijzigd. Blz. 14 en 15 kunnen trouwens ook nevens de teksten uit Vlaanderen door de eeuwen heen gelegd worden, zie blz. III, r. 20. blz. 16 r. 1: ‘imperceptibles’ heeft in de Nederl. tekst (Van Gezelle tot heden, blz. 578 r. 18) geen equivalent; ‘des choses et des êtres’ luidt daar ‘de dingen’ / r. 3-4: zie ook La poésie flam. cont., blz. 286 / r. 14-18: de vergelijkingen met Burns, Rimbaud, Laforgue en Verlaine verdwenen uit de Nederl. tekst van 1912. Zie blz. 711, 743 en 914 / Van laatste alinea tot blz. 17 en ook later nog, cf. La poésie flam, cont., blz. 287. blz. 17 r. 5: cf. blz. 637 / r. 13 en vlg.: cf. Van Gezelle tot heden, blz. 586 / r. 19: ed. 1905 en 1906: qu'il y avait en lui / r. 24: toespeling op ‘Van de liefde die vriendschap heet’, zie blz. 589 r. 6 / r. 31: zie Van Gezelle tot heden, blz. 595. A.V. doelt op prof. J.F.J. Heremans. blz. 18 r. 11: Het ‘particularisme’ staat in 1903-05 met nadruk aan de orde. Cf. Verz. Opstellen II in Verz. Werk. II, blz. 244. Ook het studententijdschrift ‘De Goedendag’ bekommert er zich, b.v., om. / r. 29: Vermeylen denkt aan het succes van Stijn Streuvels, H. Teirlinck e.a. blz. 19 r. 15: Het vers Avondstilte werd door alle Van Nu en Straksers als een soort van artistieke belijdenis beschouwd, sedert Prosper van Langendonck het ontdekt had in De Vlaemsche Vlagge van 1877. (Zie ook: H. Verriest, Keurbladen 1926; I, blz. 99; Met inleiding van A. Vermeylen; cf. Verz. Werk II, blz. 471) / r. 27: Ook voor de tekst Rodenbach betreffende dringt vergelijking met Van Gezelle tot heden zich op. blz. 20 r. 7: Ed. 1905 en 1906: la même ardeur de faire / r. 2 v.o.: Ed. 1905 en 1906: requise. Rodenbach blz. 21 1ste versregel en vlg.: Eerste bedrijf: ‘de Noordzeekust’ uit Gudrun; spel in vijf bedrijven. Gent, 1882, blz. 43-44 / 9de versr.: Ed. 1905 en 1906: ‘femme’, enkelvoud. / r. 23: Het sonnet dat A.V. hier, samen met een passus uit Gudrun, vertaalt is Macte animo (cf. Gedichten [van] Albrecht Rodenbach; | |||||||||
[pagina 768]
| |||||||||
voll. uitg. bez. en ingel. door Leo van Puyvelde, Amsterdam-Antwerpen, 1909, blz. 221. Cf. Verz. Werk I, 554). blz. 22 r. 5 v.o.: Ed. 1905 en 1906: Bergman met één n. / Laatste 3 lijnen en wat volgt kunnen alweer met enig voordeel vergeleken worden met passages in Van Gezelle tot heden, blz. 617. blz. 23 r. 7 en vlg.: Voor deze alinea en volgende zie ook La poésie flamande contemporaine, blz. 290/r. 10: A.V. heeft voor ogen Lentesotternijen (1881), in tweede instantie Loreley (1882). Cf. Van Gezelle tot heden, blz. 613 / r. 24: Ed. 1905 en 1906: jusquelà / r. 28: Cf. La poésie flamande contemporaine, blz. 290 blz. 24 r. 3: In de lezing van 1912 (zie blz. 809) verandert A.V. het getal twaalf in vijftien / Van r. 18 af: cf. La poésie flamande contemporaine, blz. 291 / r. 26: Het is dan, dat oud en jong zich te Brussel aan elkander meten, o.a. in het letterkundig genootschap De Distel, waarvan deel uitmaakten: P. van Langendonck, A. Hegenscheidt, A. Vermeylen. De geschiedenis van deze innerlijke strijd moet nog geschreven worden. Zie I, blz. 17 blz. 25 r. 10: Zie Verz. Werk I, blz. 488: Onze ballade: Openingsstuk voor dikke trommel, met ‘envoi’: Voor het Schone; zie blz. 774 / r. 27: cf. Quelques aspects de la question flamande, blz, 243. blz. 26 r. 15 en vlg.: Te vergelijken met de themata ontwikkeld in Kritiek der Vlaamsche Beweging, cf. Verz. Werk II, blz. 44 e.v. / r. 23: In zijn lezing van 1912 (zie blz. 809) verandert A.V. dit ‘dizaine’ in ‘douzaine’. blz. 27 r. 2: Gepubliceerd in Nederlandsche Dicht- en Kunsthalle (1884-1889) en in Zingende Vogels, oorspronkelijke bijdragen van Nederl. schrijvers, verz. door P. de Mont: 1891, I, blz. 50-51; 1892, III, 59-61. / r. 23: Voor deze alinea zie La poésie flamande contemporaine, blz. 293. blz. 28 r. 18: Vijfjaarlijkse Prijs van de Nederlandse letterkunde; voor het hele oeuvre; 1906. Met zekere vreugde constateerde A.V. in Vlaanderen, 1906, blz. 386, dat de Kon. VI. Academie voor Taal en Letteren door de bekroning dan toch een prijzenswaardige daad op haar actief zou hebben staan. Helaas, weldra moet hij zijn vreugde intomen: het gaat om een onderscheiding niet door de Academie toegekend. / r. 26: Cf. Van Gezelle, tot heden, blz. 690 / r. 31 en vlg.: Het is wel merkwaardig dat precies | |||||||||
[pagina 769]
| |||||||||
in dit jubeljaar 1905 in Nederland de volle aandacht naar de Vlamingen gaat. Niet enkel verbaast Max Rooses de critici met zijn werk over Rubens, maar Herman Robbers schrijft zijn enthousiaste studie De Vlamingen in Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift, 1905, blz. 354. De billijkheid gebiedt hierbij aan te tekenen, dat precies Vermeylens Verzamelde Opstellen de aanleiding vormen tot deze expansie-golf. blz. 29 r. 8: L.J. Veen; P.N. van Kampen; C.A.J. van Dishoeck. / r. 11: C.A.J. van Dishoeck, 1903-1907. / r. 18-22: Zie blz. 821 / r. 24: Cf. La poésie flam. cont., blz. 294, voor deze opsomming. Zie ook blz. 821 voor de voornamen; de wijzigingen hebben wel een zekere betekenis. / r. 27: Bedoeld is Edmond van Offel. blz. 30 r. 3: Een te Mol op 21 Februari 1905 overleden postbediende, geboren in 1875. Necr. van V. de Meyere in Vlaanderen, 1905, blz. 236. Uit een brief van P. van Langendonck aan J. de Cock (1-4-1908) zou blijken, dat de novelle van R.J. meer een aanleiding dan een reden was om de bekende campagne tegen Vlaanderen in te zetten, waardoor het tijdschrift 90 abonnenten verloor / r. 16: Alinea te vergelijken met La poésie flamande contemporaine, blz. 298-299. blz. 31 r. 9: Ed. 1905 en 1906: petit-bourgeois / Laatste alinea te vergelijken met de slotbeschouwingen van V. 's toespraak voor de (Liberale) Vlaamsche Landdag (27 Augustus 1905). Zie Verz. Werk IV. blz. 32 r. 2: Bedoeld is: Die niederländische Lyrik von 1875-1900; eine Studie und Uebersetzungen von O. Hauser (= F. Büttner) 1901, Werk van P. de Mont, P. van Langendonck en A. Vermeylen. / r. 3-5: Zie ook E. Coremans: Flemish literature in Belgium; history since 1830, 1904, vert. uit het Frans door Paul Scharff. De brochure werd gedrukt voor de ‘Administration of higher instruction of Sciences and Letters’, ten behoeve van de ‘Universal Exhibition of Saint-Louis’. De oorspronkelijke Franse tekst werd uitgegeven in 1905, samen met een Nederlandse vertaling door L.J. Kryn. De titels luidden respectievelijk: La littérature néerlandaise en Belgique depuis 1830; De Nederlandsche letterkunde in België sedert 1830. / | |||||||||
[pagina 770]
| |||||||||
r. 6: Het in het Duits vertaalde werk van Vermeersch draagt als titel Klosjes klosjes. / r. 9 en vlg.: Cf. Quelques aspects de la question des langues en Belgique, 1919, blz. 154. Als A. Vermeylen op 27 Aug. 1905 in zijn toespraak voor de (Liberale) ‘Vlaamsche Landdag’ op deze feiten zinspeelt (cf. Verz. Werk, dl. IV) breken ‘levendige toejuichingen’ los. Zie noot op blz. 764. Ongetwijfeld zweeft voor Vermeylens geest de inhoud van een toespraak van Georges Eekhoud (Kursaal Oostende, 12 Juli 1905) over ‘l'âme belge’ (zie ‘Beschouwingen’ in Verz. Werk, dl. II, blz. 336), waarin deze auteur het moedig opneemt voor de gelijkberechtiging van de twee nationale literaturen en hun auteurs gaandeweg in onderling verband opsomt. G. Eekhoud bouwde voort op een stramien door Edmond Picard in de ‘Revue encyclopédique’ van 1897 ontwikkeld. Voor de tekst van G. Eekhoud zie het eerste nummer van La Belgique artistique et littéraire, 1905, 6-27. |
|