Verzameld werk. Deel 3
(1953)–August Vermeylen– Auteursrecht onbekend
[pagina 759]
| |
Aantekeningen | |
Algemene opmerkingen1. Bij ontstentenis van een algemene inleiding voor het Verzameld Werk van August Vermeylen, is het wellicht hier de goede plaats om, als Redactie, verantwoording af te leggen over de richtlijnen, die bij de samenstelling van de onderscheiden banden gegolden hebben. Het lag immers aanvankelijk in de bedoeling het hele oeuvre van de auteur in chronologische volgorde te publiceren. Aldra rezen moeilijkheden: zou dan als criterium bindend blijven de datum van ontstaan en eerste publicatie, ofwel het jaar van verschijnen van een eventuele laatste druk? Kon voor deze moeilijkheid de gewenste oplossing gevonden worden, de uitgebreidheid van zekere teksten en de beknoptheid van weer andere zouden, bij chronologische schikking, een àl te ongelijk en onesthetisch uitzicht verleend hebben aan de compositie van de delen. De lezer zou ook moeilijk zijn weg gevonden hebben in die kleine chaos. Daarom gingen voorop: het scheppend werk (I) en het door Vermeylen zelf gebundeld essayistisch en critisch proza, zoals dat een paar generaties, naar het uiterlijk, vertrouwd geworden is (II), met inbegrip van de dissertatie over Jan van der Noot. Behoudens het bekende letterkundig overzicht Van Gezelle tot Timmermans (= tot heden) bleven dan over àl de losse bijdragen, studies, lezingen, inleidingen en heel de journalistiek, voldoende stof voor twee delen (III en IV). Terwille van de compositorische gaafheid werd, voor III en IV, hetzelfde criterium als voor I en II aangelegd. Aldus kwamen in III bijeen - chronologisch naar het ontstaan gerangschikt, maar afgedrukt naar telkens de laatste editie - teksten, die zelfstandig of in overdruk verschenen, en verder uitgebreide bijdragen of | |
[pagina 760]
| |
hoofdstukken bestemd voor grote uitgaven, die als een individueel aandeel in een of ander algemeen of vervolgwerk zijn te beschouwen. Deel IV zal ten slotte het nog alleszins eerbiedwaardig restant, de miscellanea, opvangen, de niet gepubliceerde teksten inbegrepen.
2. Toch ontbreken in III nog teksten, die er - na voorgaande verklaring - zouden in thuishoren. In de eerste plaats de Kritiek der Vlaamse Beweging , want de studie verscheen in 1905, in overdrukGa naar voetnoot*. Zij staat evenwel in Verzamelde Opstellen I en kreeg dus haar beurt (cf. Verz. Werk, dl. II, blz. 44)Ga naar voetnoot** Een tweede geval levert La méthode scientifique de l'histoire littéraire op, waarvoor Vermeylen-zelf de Redactie de gelegenheid ontnam de oorspronkelijke, Franse, tekst - ook in overdruk verschenen - in te lassen in III, daar hij zijn stuk opzettelijk voor de tweede bundel Opstellen vertaalde (cf. Verz. Werk, II, blz. 173). Een zelfde lot onderging L'histoire de l'art; questions de méthode (cf. Verz. Werk, II, blz. 194).
3. Wat te doen met andere stukken, simultaan, zowel in het Nederlands als in het Frans verschenen? Alhoewel Vermeylen - zoals onder 2 gezegd - zijn uit het Frans vertaalde teksten destijds oorspronkelijkheidswaarde toekende, meent de Redactie thans de eerst ontstane ‘Fassung’ de voorrang te moeten geven; | |
[pagina 761]
| |
voor dubbel emplooi ziet zij geen aanleidingen aanwezig. In de ‘Aantekeningen’ zal dan gewezen worden op afwijkingen, nuances, inlassingen of schrappingen. De Redactie is van oordeel, dat het Verzameld Werk, al dient het inderdaad de cultuurhistorie, toch - en vóór alles - nog een leesbaar geheel moet blijven. De gestalte van Vermeylen is overigens zo sterk gefundeerd in het Vlaamse bewustwordingsproces, dat het voor niemand nog een rol speelt in welke taal, Nederlands of Frans, een of andere tekst toen verscheen. Er moet - altijd volgens de Redactie - in de eerste plaats gekeken worden naar het onmiddellijk doel, dat elke publicatie moest dienen. In Vermeylens tijd was het echter ook logisch, dat hij zijn Franse studies in de Verzamelde Opstellen in het Nederlands opnam: ter wille van de vernieuwing van de ideeën namelijk én voor de vestiging van zijn gezag.
4. De Redactie bevond zich voor een netelige kwestie bij het samenstellen van delen III en IV. De oorzaak ligt bij Vermeylens geest én bij de positie, die hij in het openbaar leven innam. Het treft de aandachtige lezer inderdaad, dat Vermeylen zich soms, al publicerend, herhaalt. Woordelijk herhaalt. Zouden nu - zoals het in Verzameld Werk passen zou - alle studies en lezingen opgenomen worden, dan moet de lezer óf verwonderd opkijken, óf zijn aandacht voelen verslappen. Hij zou zelfs kunnen concluderen, dat Vermeylen aan een te kort aan uitdrukkingsvermogen geleden heeft. De aanleiding tot enige herhaling of herneming is nochtans eenvoudig: eensdeels formuleerde de auteur zijn gedachten van meet af meestal zo scherp, dat er voor hem geen enkel nut in stak de eerst ontworpen vorm te herzien bij een tweede, derde gebruik. Anderdeels is het elementaire plicht er rekening mee te houden, dat verschillende teksten voor steeds ander gehoor werden klaar gemaakt, zodat het volkomen verkeerd zou zijn geweest - van zijn standpunt uit - pregnante karakteriseringen of typeringen of ontledingen nog eens, en misschien minder goed, over te doen. Teneinde de kans op te kort op elkaar volgende herhalingen te ontgaan, werd La poésie flamande de 1880 a 1910 (1912) niet opgenomen in III, doch wel in de ‘Aantekeningen’ bij La poésie flamande contemporaine (1919) verwerkt. | |
[pagina 762]
| |
In verband hiermede zij onderstreept hoezeer voor Vermeylen pleit, dat hij soms - en zo vroeg! - tot een juiste verwoording is gekomen (cf. Les lettres néerlandaises, 1905), welke lapidaire karakteriseringen dan - eventueel vertaald, maar uitgebreider, verdiept en genuanceerd - in latere publicaties nóg opgeld maken; tot in Van Gezelle tot Timmermans (1923) toe. De stof leefde in de auteur, hij droeg die in zich om. Dat is bv. ook de verklaring, waarom hij het thema van De Wandelende Jood zo lang liet rijpen, en Twee Vrienden veel later opnieuw op het getouw kon zetten en eindelijk ook afmaken.
5. Tenslotte beschouwt de Redactie, als tekstbezorgster, het niet als haar taak Vermeylens voorstelling van zaken, of personen, noch zijn betogen te toetsen, te verklaren, eventueel te rectificeren, of te critiseren.
6. Behoudens de noten bij de teksten Het Oud-Vlaamse Portret, Pieter Brueghel de Oude als Schilder van Landschappen, Van Bosch tot Bruegel en zijn Kring, Hieronymus Bosch en Kunstgeschiedenis, opgesteld door Dr W. Vanbeselaere, werden de aantekeningen voor deel III bezorgd door Ger Schmook. |
|