Verzameld werk. Deel 3
(1953)–August Vermeylen– Auteursrecht onbekend
[pagina 305]
| |
aant.De vervlaamsing der Gentse Hogeschool | |
[pagina 307]
| |
aant.I. Noodzakelijkheid ener Vlaamse HogeschoolSedert ongeveer vijftien jaren is de Vlaamse Hogeschool van zelf de hoofdvraag van het Vlaams programma geworden. Onbetwistbaar wordt zij door de overgrote meerderheid van het Vlaamse volk met aandrang geeist. En zijn recht daarop kan niet geloochend worden, vermits de vrijheid der talen, door de Grondwet gewaarborgd, onbestaanbaar is zonder de nodige werktuigen tot de uitoefening van die vrijheid. Het is een maatregel van de zuiverste rechtvaardigheid, waarop maar al te lang gewacht wordt. Het komt wellicht overbodig voor, over dat punt uit te weiden; ook schijnen de meeste mannen, die in onze toekomst belang stellen, thans voor de oprichting van een Vlaamse Hogeschool gewonnen. Het is echter goed, bondig te herhalen waarom er een Vlaamse Hogeschool nodig is. Het komt er hier inderdaad niet op aan, enkel een gevoel van eigenliefde te voldoen: de Vlaamse Hogeschool heeft een grote maatschappelijke rol te vervullen; dus moet zij zo degelijk zijn als het maar mogelijk is. Wanneer men dat aanneemt, zal men per slot van rekening wel moeten erkennen dat er slechts één middel bestaat om die Hogeschool doelmatig te maken, dat er | |
[pagina 308]
| |
aant.maar één wijze is om ze oprecht te willen: namelijk door de vervlaamsing der Gentse Hogeschool. Wij hebben een Hogeschool nodig, omdat wij een sterker keur van intellectuelen behoeven, die een dieper werking op de massa der Vlaamse bevolking uitoefenen kan. Die massa is hare moedertaal trouw gebleven; over 't algemeen kent zij geen andere taal. Welnu, het gemiddeld peil der verstandelijke ontwikkeling bij ons volk staat betrekkelijk laag. En voor een goed deel is zulks hieraan te wijten dat het hoger onderwijs, Frans zijnde, slechts geringe uitstraling heeft in de Vlaamse landstreek. | |
1. De toestand met betrekking tot het gebruik der talenLaat ons eerst eens zien welke, volgens de volkstelling van 1910, de toestand is van het Vlaams en van het Frans in de Vlaamse landstreek. In de vier Vlaamse provinciën en het arrondissement Leuven, ongerekend de Waalse gemeenten die binnen dat grondgebied liggen, bedraagt het aantal inwoners die slechts Vlaams spreken 80,91%; het aantal inwoners die slechts Frans spreken 1,05%. Er dient opgemerkt dat laatst vermeld cijfer nog lager zijn zou, indien men er de talrijke Franse kloostergemeenschappen aftrok, die zich in Vlaanderen neergezet hebben. Het aantal inwoners, wier omgangstaal het Frans is, dat wil zeggen de personen die enkel Frans kennen plus degenen die, twee of meer talen kennende, verklaarden meestentijds Frans te spreken, vertegenwoordigt op hetzelfde grondgebied 2,70% van de bevolking. Daarop steunen som- | |
[pagina 309]
| |
aant.migen om te verkondigen dat Vlaanderen tweetalig is. Voegen wij erbij dat in de vier Vlaamse provinciën en het arrondissement Leuven (ditmaal de Waalse gemeenten wel meegerekend) het percentage der inwoners die of Vlaams en Frans of Vlaams, Frans en Duits spreken, in de laatste dertig jaren niet gestegen is: 13,04 in 1890; 13,72 in 1900 en 12,80 in 1910. De Gentse Universiteit ligt in 't hart zelf van 't Vlaamse land. Het arrondissement Gent omvat niet meer Franssprekende personen dan het arrondissement Charleroi of het Waals gedeelte van het arrondissement Zinnik Vlaamssprekende personen tellen. In het arrondissement Gent spreken enkel Frans: 1,07%; spreken enkel Frans of meestentijds Frans 3,82%. In het arrondissement Zinnik (ongerekend de Vlaamse gemeenten) spreken enkel Vlaams: 1,48%; spreken enkel of meestentijds Vlaams 3,58%. In het arrondissement Charleroi spreken enkel Vlaams: 1,59%; spreken enkel of meestentijds Vlaams 3,15%. In het Vlaamse land kreeg de kennis van het Frans slechts enige uitbreiding in de grote steden en langs de kust. Te Gent zelf kennen 27,85% der bevolking Frans: 2,01% spreken enkel Frans: 7,67% spreken enkel of meestentijds FransGa naar voetnoot*. | |
[pagina 310]
| |
aant.2. Het peil der geestelijke ontwikkelingIn Vlaanderen staat het peil der geestelijke ontwikkeling aanmerkelijk lager dan in Wallonië. Dat is een bekend feit. De enige vraag is dus: hoe halen wij uit het Vlaamse land, tot meerder heil van 't gemeenschappelijk vaderland, de hoogste mate gezonde voortbrengingskracht? De nijverheid in de Vlaamse gewesten wordt gekenmerkt door de lange werkuren en de lage lonen. De belangrijkste tak van nijverheid is de textielnijverheid. Hoofdzakelijk houdt de bevolking zich nog bezig met landbouw, onder den vorm van het kleinbedrijf. De huisarbeid is meer verspreid dan in het Walenland: bekend is het dat die arbeid zich over 't algemeen kenmerkt door een gering loon, lange afmattende werkuren, het misbruik van het truck system, gebrekkige gezondheidstoestanden, het te werk stellen van jonge kinderen. De kindersterfte is schrikbarend. Het aantal ongeletterden is zeer hoog. Men begrijpt dat het alcoholisme en de criminaliteit onder zulke omstandigheden snelle ontwikkeling erlangen. Nog door andere kwalen worden we geteisterd; in weerwil van den achteruitgang der jaren 1840-1860, uit economische oorzaken ontstaan, is de Vlaamse bevolking zeer dicht gebleven. Zulks heeft tot gevolg een aanhoudende uitwijking naar de steden en de Waalse nijverheidscentra, de uitwijking voor een heel seizoen van de grondwerkers, de steenbakkers, de Fransmans die in Frankrijk den oogst gaan doen (in 1898 waren er 57.262); het dagelijks en wekelijks uittrekken van Vlaamse werklieden die tijdelijk in de mijnen en nijverheidsbedrijven in Wallonië gaan arbeiden. Door | |
[pagina 311]
| |
aant.de hoge lonen en de werkloosheid worden die arbeiders ver van hun huis gedreven. Soms hebben zij een langen weg af te leggen en leven onder gans abnormale voorwaarden, die voor hen en hun familie de nadeligste gevolgen hebben. Zo komt het dat de Waalse werklieden een wrok koesteren tegen die Vlamingen; dezen komen immers in 't Walenland als koelies werken. In den grond zijn dat de tegengestelde uitslagen welke in 't begin der 19e eeuw in Vlaanderen enerzijds en in Wallonië anderzijds bereikt werden door de omwenteling in de nijverheid, door de toepassing van stoom op de voortbrengingGa naar voetnoot*. De toestand in het opzicht der talen heeft die uitslagen nog verergerd, want hij beroofde het Vlaams volk van een cultuur in de taal die het begrijpt, de enige cultuur die de Vlaamse mensen zich eigen kunnen maken. 's Lands inkomsten vloeien voor een goed deel voort uit den uitvoer van de nijverheidsproducten. Welnu, het werd reeds betreurd dat wij vooral voortbrengselen uitvoeren, waarin veel grondstof zit, maar weinig maakloon. En is dat zo voor het gehele land, voor de Vlaamse landstreek is de toestand nog erger. Een aanzienlijk aantal arbeiders moet er zich bezig houden met werk dat door zijn aard zelf op de internationale nijverheidsmarkt weinig winstgevend is. Hun minderwaardigheid spruit voort uit hun gemis van algemene kennis en van technische kundigheden; deze onwetendheid heeft een onberekenbare krachtverspilling voor gevolg. En terwijl onze mensen uitweken om elders sjouwerswerk te ver- | |
[pagina 312]
| |
aant.richten, werden de goede plaatsen in onze nijverheid dikwijls door Duitsers ingenomen; vóór den oorlog bestond er te Aalst zelfs een vriendenkring van Duitse arbeiders. Het komt er dus op aan, den Vlaamsen voortbrenger op een hoger maatschappelijk peil te brengen. Aanleg en wilskracht ontbreken hem niet, doch hij mist geestelijke ontwikkeling. Men kan niet beweren dat de Vlamingen uiteraard minder verstandig dan de Walen zijn; eeuwen lang stonden zij in de algemene beschavingsbeweging even hoog als de grote Europese natiën. Men zegge ook niet dat hun toestand van minderheid hieraan te wijten is dat zij hoofdzakelijk een landbouwersbevolking gebleven zijn, die over 't algemeen minder ontwikkeld is dan de nijverheidsbevolking der steden. Stellig, de verstandelijke ontwikkeling geschiedt sneller in de grote centra dan daar waar de mensen minder en moeilijker met elkaar in voeling komen. Men vergete echter niet dat Vlaanderen voornamelijk een gewest van steden is. De bevolking van het platteland is er dichter dan in de landbouwgewesten van 't Walenland. En belangwekkend is het juist, den Vlaamsen landbouw te vergelijken met den Waalsen landbouw: deze gaat beter met den vooruitgang mede. Op het einde der XVIIIe eeuw was Vlaanderen het eerste land van Europa ten opzichte van de methodische opbrengst van den grond, maar de wetenschappelijke ontdekkingen en de omwenteling in de nijverheid vervormden de voorwaarden van de voortbrenging. Niets werpt thans een beter licht op de rol van het ‘weten’, op den invloed van de wetenschap op de techniek, die | |
[pagina 313]
| |
aant.zich aanpast en geregeld wordt naar verstandige werkwijzen, niet meer naar slenter en empirisme. Dat besefte men hier eerst ten volle in het laatste kwart der XIXe eeuw, toen wij een felle crisis doorworstelden, ontstaan uit de mededinging der pas ontgonnen landen, als Noord-Amerika, Argentinië, Roemenië en Rusland, waar de kosten van voortbrenging lager waren. Dank zij mede het steeds gemakkelijker wordend vervoer konden die landen hunne voortbrengselen op de markten van West-Europa tegen veel lager prijzen aan den man brengen. Die crisis trof niet enkel België; zij werd echter erger in Vlaanderen door de dichtheid der bevolking, die hoge pachten medebrengt, en door den achterlijken toestand der Vlaamse boeren. Men deed een beroep op den Staat, die tot dan toe handel en nijverheid begunstigd had en men spande zich in om het landbouwbedrijf meer winstgevend te maken door de toepassing der wetenschappelijke methodes op de kunstmeststoffen, op uitlezing van zaaigoed, op de voeding van het vee, enz. Die uitslagen werden echter in 't Walenland in ruimer mate bekomen dan in de Vlaamse landstreek. De oorzaak ligt enkel in het gemis van algemene cultuur en technische kundigheden, die in Vlaanderen den vooruitgang in den weg stond. Het zakencijfer der boerenbonden is in de Waalse provinciën veel aanzienlijker dan in de Vlaamse. In 1906 kochten die bonden in Oost-Vlaanderen voor 2.750 fr. zaaigoed, in de provincie Luik voor 80.328 fr. Zij kochten in Oost-Vlaanderen voor 197.551 fr. kunstmeststoffen, in de provincie Luik voor 3.866.500 fr. Zij kochten in Oost-Vlaanderen voor 197.551 fr. veevoeder, in de provincie Luik voor 4.650.070 fr. Zij | |
[pagina 314]
| |
kochten in Oost-Vlaanderen voor 17.474 fr. machines, in de provincie Luik voor 41.350 fr. Nu, Oost-Vlaanderen telde bij de laatste landbouwopschrijving (1895), 251.408 personen die zich bezig hielden met landbouw, terwijl de provincie Luik er slechts 85.185 telde. Daar hebben we de tastbare gevolgen van het verschil in wetenschappelijke ontwikkeling tussen de provincie Luik en Oost-Vlaanderen. En het ware moeilijk de resultaten te overdrijven, die door een wetenschappelijke voortbrenging kunnen verkregen worden. Een enkel voorbeeld zal volstaan om zulks te verklaren: proefnemingen door Staatsagronomen tijdens de wintermaanden van 1901-1902 en 1902-1903 op melkkoeien gedaan, bewezen dat men door een wetenschappelijk geregeld stelsel van voeding in België een jaarlijkse winst van 41 millioen maken kan. ‘Wat waar is voor de wetenschappelijk geregelde voeding van het vee is het in gelijke mate voor de studie van de schadelijke insecten en van de plantenziekten; van de keus der soorten van het zaaigoed, van de veerassen, van de meststoffen, van de landbouwmachines, enz.Ga naar voetnoot*’ | |
3. Invloed van de taal op het peil der geestelijke ontwikkelingHet is dus een dringende plicht het voortbrengingsvermogen in 't Vlaamse land te versterken; maar men kan dit slechts bereiken door verspreiding van technische | |
[pagina 315]
| |
aant.kennis en deze laatste kan men slechts geven door de ontwikkeling van het algemeen onderwijs, door het verhogen van het geestelijke peil. In den strijd tussen de natiën zal de overwinning behaald worden door de volken die hun mensenmateriaal hebben weten te vormen en tot de hoogste waarde op te voeren. Een uitstekende beroepsopleiding is het beste wapen. Nu, bestaat er overal een zekere afstand tussen de keur van 't volk en de massa, in 't Vlaamse land doet het verschil in taal tussen beide een afgrond ontstaan. Het grootste deel van den geleerden stand spreekt Frans, het gewone volk spreekt Vlaams. In die volksklasse liggen wondere krachten verborgen, die men in werking brengen moet: doch het opbeuringswerk kan slechts uitgaan van een keur, die de volkstaal spreekt. Thans blijft de grond braak liggen. De Vlaamssprekende mannen van hoge cultuur, die door persoonlijke krachtsinspanning die Vlaamse cultuur verkregen hebben, die hun eigen wezen om zo te zeggen moesten veroveren - en welke kracht die zij beter hadden kunnen besteden, ging er niet verloren in dien strijd voor hun persoonlijkheid tegen den stroom der verfransing - die Vlaamse leidende mannen zijn niet talrijk genoeg en zij worden slecht gesteund. De beschavende invloed van de Franssprekende mannen van hoge cultuur op het Vlaamse volk is schier nul In weerwil van de politiek van na 1830, die tot doel had in België een enkele landstaal te vestigen door het Vlaams te verstikken, in weerwil van een onduldbaar stelsel van taaldwang dat slechts na 1870 gematigd werd, is Vlaanderen in den grond Vlaams gebleven. De in- | |
[pagina 316]
| |
aant.dringing der Franse taal is gering en de indringing der Franse beschaving nog veel geringer. De politiek van 1830 leed schipbreuk. Te trachten thans nog het Vlaamse volk te verfransen is dromerij en de mannen die zin voor werkelijkheid hebben, zagen van die plannen af. Er blijft maar een weg open: dat de verlichte standen aan de opbeuring van de volksklassen arbeiden door zich van de volkstaal te bedienen. | |
De keur van 't volk en de volkstaalHerhalen we dat het redmiddel er niet in kan bestaan het Vlaamse volk Frans te leren. De proefneming werd gedaan. Thans, minder dan ooit, mag men van die grote massa (meer dan 3¼ millioen) eisen dat zij, om zich te ontwikkelen, verplicht worde met veel moeite eerst een vreemde taal machtig te worden. Het weinige Frans dat men op de lagere school leren kan, blijft oppervlakkig en verdwijnt gauw, wanneer de omgeving niet Frans is. Wij willen een volledige cultuur. Anderzijds kent onze verfranste stand niet genoegzaam Nederlands om werkelijk een beschavenden invloed uit te oefenen. De intellectuelen van Franse taal denken in het Frans en zijn niet goed ter taal in het Nederlands; zij zijn niet in staat buiten den engen kring te treden van de gesprekken die zij gewoonlijk met knechts en meiden voeren. Het lijf van het Vlaams volk is Vlaams, het hoofd is Frans Ieder jaar komen uit de Hogeschool advokaten, magistraten, ambtenaren, geneesheren, ingenieurs, wier gedachten slechts een gering gedeelte bereiken van de wereld te midden waarvan zij leven. Die zogenaamde ‘hogere’ | |
[pagina 317]
| |
aant.standen, staan niet boven die wereld; zij staan er buiten. Men vergete niet dat de Universiteit het voornaamste orgaan van intellectuele voortbrenging is dat een natie bezit en waarvan de invloed door bemiddeling van verschillende kringen tot in de diepste lagen van het volk doordringt. ‘C'est de la culture supérieure’, schreef de Franse wijsgeer A. Fouillée, ‘que le reste découle comme l'eau fécondante des hauteurs’. De onderwijzer wordt gevormd door het middelbaar onderwijs en de leraar aan het middelbaar onderwijs door de Universiteit. In de andere landen bestaat er een heilzame wisselwerking tussen de hogere gedachte en de gehele maatschappij; in 't Vlaamse land scheidt het verschil in taal de intellectuelen van het volk. Wij hebben wel een letterkunde, het spontaan werk van enige Vlamingen met bijzonderen aanleg; wij hebben zelfs Vlaamssprekende hoger ontwikkelden, omdat sommige krachtige mannen ongunstige omstandigheden te boven komen. Maar is die keur reeds zo sterk dat men de Vlaamse beweging niet meer kan tegenhouden, toch is zij nog niet sterk genoeg om ons te voldoen. De invloed van die mannen is onvermijdelijkerwijze beperkt. Het is niet voldoende dat de geleerde mensen de grondregelen der Nederlandse taal kennen, dat zij een zekeren woordenschat bezitten: een volledig gedachtenleven is er nodig, volledig uitgedrukt. Hoe wil men een ernstig technisch onderwijs in de taal van den werkman inrichten, indien de onderwijzers, die dat onderricht moeten verstrekken, in 't Frans opgeleid werden? De twee derden van de landbouwbevolking van 't land wonen in 't Vlaamse land en de Vlaamse boer spreekt doorgaans Vlaams; is het dan niet ongehoord dat de | |
[pagina 318]
| |
aant.enige hogere landbouwschool van België in 't Walenland opgericht werd, te Gembloers; het enig ambtelijk tijdschrift voor landbouw is Frans; de enige veeartsenijschool van den Staat is Frans (te Kuregem). Wij zijn dus tot slenter veroordeeld. Elders wordt de weetgierigheid aanhoudend gaande gemaakt; daar bestaan bijzondere tijdschriften, een vakletterkunde, boeken tot verspreiding der wetenschap onder het volk. De wetenschappelijke en technische begrippen worden zelfs door de dagbladen verspreid. Daar ontstaan university extensions, volkshogescholen. In 't Vlaamse land zijn al die werktuigen van intellectuelen en economischen vooruitgang allerzwakst. Het spreekt dus van zelf dat een werkelijke beschavende invloed in de massa niet doordringen kan, doordat die invloed door het Frans niet uitgeoefend wordt, daar de overgrote meerderheid die taal niet begrijpt. De beschavende invloed kan enkel geschieden door het Nederlands. | |
Vlaanderen historisch tweetaligSommigen willen ons doen geloven dat de cultuur van Franse uitdrukking in Vlaanderen steunt op een onafgebroken en onvervreemdbare overlevering die tot in de XIIe eeuw opklimmen zou, - dat misschien de grootheid van Vlaanderen in het verleden hieraan moet toegeschreven worden, dat een zeker aantal Vlamingen bij voorkeur Frans sprak. Uit een onpartijdig onderzoek der geschiedenis leren wij heel wat anders. Het is niet waar dat de verfransing van onze hogere standen plaats vond buiten allen druk van de regerende vorsten of van het | |
[pagina 319]
| |
aant.centraal bestuur. Het is niet waar dat de toestand ten opzichte van het gebruik der talen in 't Vlaamse land, van de middeleeuwen af ongeveer zou geweest zijn gelijk heden. Het is niet waar dat Vlaanderen van oudsher ‘tweetalig’ was volgens de betekenis die men thans aan het woord hechten wil. Het is niet waar dat het Frans de rol vervulde van een tweede landstaal, ongeveer op gelijken voet met het Vlaams. De ontwikkelde mensen leerden Frans, dat spreekt van zelf en ondergingen geredelijk den invloed der Franse beschaving die - wij verheugen er ons om - voor een goed deel bijgedragen heeft om van ons te maken wat wij zijn. Maar die ‘hoger ontwikkelden’ waren niet ‘verfranst’, dat wil zeggen hadden hun moedertaal niet door het Frans vervangen. Zo op sommige ogenblikken enkele verfranste aristocraten verschijnen, toch brengen dezen niets voort en een beschavende invloed gaat van hen niet uit. Zo lang wij werkelijk een beschaving hadden, was die beschaving Vlaams in wezen en uitdrukking.Ga naar voetnoot* | |
Vlaams en NederlandsMen zegt ook dat de meerderheid der als Vlaamssprekend aangewezen bevolking slechts een dialect of gewestspraak gebruikt. Dat is zo en even waar is het dat de meerderheid der mensen die als Franssprekend aangetekend staan, slechts Waals of Beulemans spreken. In werkelijkheid is ‘Vlaamse’ taal een verkeerd gebruikt woord: er zijn Vlaamse dialecten: maar den letterkundigen vorm van | |
[pagina 320]
| |
aant.die dialecten noemt men Nederlands, ook de letterkundige taal van Nederland. Het Nederlands staat tot de Vlaamse dialecten gelijk het Frans tot de Waalse dialecten. Het is de enige taal van het boek, van de voordracht, van het toneel, van de dagbladen, zelfs van het kleinste plaatselijk blad van De Panne tot Maaseik toe, een min of meer zuiver Nederlands, dat min of meer goed begrepen wordt volgens de streek en den graad van geleerdheid. Is het nodig te doen opmerken dat het oneindig gemakkelijker is iemand van zijn dialect te doen overgaan tot den beschaafden vorm van dat dialect dan hem tot een vreemde taal te doen overgaan? De taal is overigens niet enkel een middel van verstandelijk verkeer dat men willekeurig zou kunnen vervangen; het is iets dat ons eigen is, dat met duizend vezels wortelt in het diepste van ons wezen, dat deel uitmaakt van dat innerlijk leven, dat al onze handelingen, zonder dat wij 't weten soms, een bijzondere kleur geeft en onze persoonlijkheid schept. Grondig kent men slechts een enkele taal, die welke overeenstemt met onze natuur zelf. Men denkt niet enkel in zijn eigen taal; men zou haast kunnen zeggen dat men met zijn taal denkt. Een werkelijk gezonde en volledige beschaving kan enkel op de moedertaal opgebouwd worden. | |
4. Opwerpingen tegen de oprichting van een Vlaamse HogeschoolHerhaaldelijk wordt ons gezegd dat het Frans, onbetwistbaar een schone taal, een wereldtaal, een sterker | |
[pagina 321]
| |
aant.beschavingsmiddel is dan het Nederlands. Op die vraag komen we later terug, maar antwoorden nu reeds dat in elk land het sterkste beschavingsmiddel de taal is die de bevolking verstaat. Elke taal heeft haar eigen aard waarvan men al of niet houden kan, doch, ofschoon het Nederlands niet dezelfde eigenschappen als het Frans bezit, moet onze taal toch voor geen andere in uitdrukkingsvermogen onderdoen. En als wetenschappelijke taal leverde het Nederlands zijn proeven. Onze taal leent zich beter dan het Frans tot de verspreiding van de wetenschap onder het volk. Het Frans immers vormt woorden door ontleningen aan 't Latijn en 't Grieks, terwijl het Nederlands in plaats daarvan dikwijls woordvormen gebruikt die elkeen zonder taalkundige voorbereiding verstaan kan. In Holland wordt het ganse onderwijs aan de hogescholen in 't Nederlands gegeven en het is bekend dat bedoeld land zich door een rijke intellectuele voortbrenging onderscheidt die in de internationale wetenschappelijke beweging hoog aangeschreven staat. Wij zullen hier slechts een enkel tastbaar bewijs van geven; vijf Hollandse physici of scheikundigen bekwamen een Nobelprijs; - die onderscheiding viel tot dusver nog geen enkel Belgisch geleerde ten deel. Voegen wij erbij dat de wetenschappelijke letterkunde voor het volk in 't Nederlands aanzienlijk is en van allereerste gehalte. Zij is zelfs eigenlijk, meer Europees dan de Franse letterkunde op dat gebied, omdat de Franse geleerden, evenals de Duitse en Engelse geleerden, een neiging hebben om enkel te zien wat te hunnent gebeurt en om slechts rekening te houden met en provincie van het rijk der wetenschap in Europa of | |
[pagina 322]
| |
aant.in de gehele wereld. Daarentegen is de geleerde, wiens moedertaal weinig over de wereld verspreid is, wel verplicht over zijne grenzen heen te kijken en over àl zijn grenzen kijkt hij feitelijk heen. Gemakkelijker dan een ander brengt hij dat internationalisme in praktijk, dat voor de wetenschap zo vruchtbaat is. Men vraagt ons ook: gaat de inrichting van hoger onderwijs in 't Nederlands de Vlaamse wetenschappelijke voortbrenging niet afzonderen, wat nadelig wezen zou voor onze belangen en voor die van de wetenschap in het algemeen? De vraag werd reeds in haren ruimsten vorm gesteld, toen men van het Latijn als wetenschappelijke taal afzag: niet enkel te onzent, maar in alle andere landen beschouwt men sedert lang de geleerden niet meer als een kaste, welke door een onverstaanbare taal van het gewone volk gescheiden is; sedert lang werd tot in de kleinste landen toe werkelijkheid geschonken aan het onweerstaanbaar denkbeeld van een doelmatig ingerichte nationaliteit, zodat de hogere cultuur voor allen open is en op allen inwerkt. Naarmate evenwel de nationalisering van de wetenschappelijke taal zich scherper aftekende, verhielp de wetenschap de bezwaren daarvan door allerlei geschikte middelen, namelijk door de vollediger en methodischer inrichting van de internationale bibliographie en door de werking van centraliserende diensten voor de verschillende vakken van wetenschap. De hogeschool heeft een drievoudig doel: zij is een hogere beroepschool, die het land de nodige geneesheren, ingenieurs, rechtsgeleerden en professoren levert; zij is eveneens een brandpunt van hogere ontwikkeling, waarvan de rechtstreekse of onrechtstreekse werking | |
[pagina 323]
| |
zich op heel de maatschappelijke omgeving voelen doet; zij is tevens een centrum waar geleerden zich volmaken die de wetenschap vooruithelpen en dus de mensheid dienen. Enkel op laatstbedoeld standpunt kan men zich plaatsen, als men niet weten wil van onderwijs in een niet zeer verspreide taal verstrekt. Er dient echter opgemerkt dat het gebied van het Nederlands niet zo nauw begrensd is als men gemeenlijk denkt. Al is het ook geen wereldtaal, toch wordt het door meer dan tien millioen mensen gesproken. Stippen wij eveneens aan dat vreemde geleerden thans reeds Nederlands leren, wanneer zij belang stellen in sommige studiën, die bijzonder in Nederland ‘tehuis’ horen; de vreemde tijdschriften hechten trouwens wel waarde aan de Nederlandse voortbrengingGa naar voetnoot*. Doch wij willen hier enkel den algemenen kant van het vraagstuk beschouwen. Zal de Vlaamse geleerde zich ten aanzien van zijn plichten niet in denzelfden toestand bevinden als de Hollandse, Russische of Japanese geleerde? Het ware kinderachtig zich voor te stellen dat de Vlaamse geleerde geen Frans meer kennen zal, wanneer het onderwijs in 't Nederlands verstrekt wordt en dat hij nooit meer iets in 't Frans zal schrijven. Een geleerde die thans niet ten minste drie of vier talen machtig is, bevindt zich in een toestand van minderwaardigheid die niet te verschonen is. Hij schrijft de taal van zijn volk, indien hij op dat volk invloed uitoefenen wil, indien hij de gedachte van de maatschappelijke omgeving bevruchten wil en er nieuwe toepassingen | |
[pagina 324]
| |
aant.wenst uit te lokken;maar doet hij een ontdekking die den vooruitgang en de wetenschap rechtstreeks aanbelangt wil hij zich vooral richten tot enige specialisten over de wereld verspreid, dan zal hij het zo aanleggen dat de resultaten van zijne studiën onmiddellijk in ene der grote wereldtalen vertolkt worden. Wij herhalen het, het voorbeeld van de Hollandse wetenschap is van zulken aard dat het ons te dien aanzien geruststelt. Wel is waar trachten sommigen ons van het geestesleven in Holland een verkeerde voorstelling te geven: er wordt beweerd dat de Hollandse geleerden hun werken vooral in 't Frans, in 't Duits, in 't Engels uitgeven. Dat is niet juist: het merendeel der Hollandse wetenschappelijke werken wordt in 't Nederlands uitgegeven. Van der Waals verwierf zelfs den Nobelprijs met een Nederlands werk. De werken van waarde worden immers in den vreemde spoedig opgemerkt en vertaald; om maar een voorbeeld te noemen, het boek over scheikunde van Holleman, dat weldra verscheen in het Duits, in het Engels, in het Russisch, in het Pools, in het Italiaans, eindelijk ook (hetzelfde jaar) in het Frans en in het Japans. Het is ook waar dat Hollandse geleerden in sommige bijzondere omstandigheden eerst een wereldtaal gebruiken om de nieuwe bijdragen bekend te maken, waarmee zij het een of het ander gebied der zuivere wetenschap verrijkt hebben. Wat bewijst zulks? Dat zij doen wat mogelijk is om de nationale plichten met de internationale plichten der wetenschap overeen te brengen. Waarom zouden de Vlaamse geleerden hen daarin niet navolgen? De hogere belangen der wetenschap zullen geenszins in gevaar zijn. |
|