Verzameld werk. Deel 3
(1953)–August Vermeylen– Auteursrecht onbekend
[pagina 33]
| |
aant.De Vlaamse letterkunde | |
[pagina 35]
| |
aant.InleidingIn de geschiedenis onzer letterkunde zoeken we de geschiedenis der Vlaamse persoonlijkheid. We hebben toch het gevoel, dat we een bizonder land, een bizonder stukje mensdom op deze aarde zijn: we kijken naar onze literatuur als naar een spiegel van ónze schoonheid, - ónze, schone of onschone, eigensoortige menselijkheid. Zeker, de grenzen mogen niet te scherp getrokken worden. In de veelzijdige, ingewikkelde verhoudingen, die de samenleving uitmaken, treft ge haast nergens de vaste, zuivere kleur aan, maar wel de vermengde, ineenvloeiende schakeringen. Een volk is niet een eenheid zoals een plant of een dier, het is een samenstelling van individuele wezens, die niet allen dezelfde voorbestemmingen meebrengen, mensen die gaan en komen, en niet allen in dezelfde omstandigheden leven. Een ‘volk’ is een gestadig ineenspelen van ontelbare werkingen en tegenwerkingen, die binnen of buiten dat volk ontstaan. Het is geen gesloten geheel. Geen bestanddeel van het volkskarakter blijft er zichzelf gelijk: er zijn er die snel opkomen en vergaan, er zijn er van allerlei levenskracht, et zijn er die haast niet veranderen: maar 't is alles dooreengestrengeld, in voortdurende wisselwerking. Wie zou daar het blijvende in onderscheiden? De taal zelve | |
[pagina 36]
| |
aant.vormt en vervormt zich, haar gebied is niet overal duidelijk afgeperkt. En toch: een grondtoon is er, dien ge nooit alleen hoort, die ook niet altijd heel en al dezelfde blijft, - nu verneemt ge hem zuiverder in dit of dat gewest, in dezen of genen stand, - maar aan het veelstemmige koor geeft hij toch een zekere eenheid. Grond, ras, taal, zeden en gewoonten, economisch leven, organiserende machten: dat alles draagt er toe bij, een zekere eenheid te doen ontstaan. Die eenheid wordt tot een beeld in sommige geesten: het beeld heeft duidelijker lijnen dan de werkelijkheid, want de geest wil het vasthouden. Op zijne beurt werkt het beeld dan in op de toestanden, - op de taal b.v. Die eenheid wordt meer in 't innerlijke gezocht: in de taal ziet men dan haar echtste symbool. Zo groeit wat we noemen de volksziel, waarmee ik hier bedoel: het gevoel dat we een ‘volk’ zijn. Die volksziel is niet iets dat vooraf gegeven is, het is iets dat gestadig wordt, waar de geest altijd aan voortwerkt, dat de geest altijd opnieuw veroveren moet. Hadde onze letterkunde alleen dat goede voor ons, dat ze de Vlaamse persoonlijkheid stelliger in ons bewustzijn doet leven, zij zou ons nog boven welke andere dierbaar zijn. Maar: zij heeft toch meer dan een louter nationale betekenis. Ze verdient een mooie plaats in de algemene geschiedenis der literatuur. Wat wonder: de nijvere en machtige middeleeuwse gemeenten, en later de wereldmarkt Antwerpen, waren zij geen brandpunten van waarlijk Europese cultuur? Zou een volk, dat met zijn schilderkunst en muziek zo- | |
[pagina 37]
| |
aant.lang, meer dan welk ander, op heel het Westen inwerkte, alleen in de woordkunst geen groot volk geweest zijn? De Middelhoogduitse minnezanger Neidhart von Reuenthal, die omstreeks 1210-1240 aan het Beierse en Oostenrijkse hof leefde, vertelt hoe daar sommige edellieden Vlaamse uitdrukkingen bezigden, - dat noemt hij ‘mit der rede vlaemen’, - om zich een schijn van voornaamheid te geven. Zover reikte toen de invloed van onze taal! Neen, onze letterkunde is geen klein-provinciaal verschijnsel. Zij was, zowel als muziek en schilderkunst, de uiting van een hooggroeiende volkskracht, - niet alleen van een groot, maar ook van een fijn volk. De middeleeuwen door tot het eind der 16de eeuw, - en ook wel, meen ik, in dèzen tijd van herleving, - hebben we menig werk voortgebracht, dat niet door gelijkaardig werk uit Frankrijk, Duitsland of Italië kan vervangen worden. Ik meen zelfs, dat onze 13de eeuwse letterkunde niet in waarde de mindere is van de gelijktijdige Franse. Wilde iemand de geschiedenis der wereld-literatuur schrijven, als ware die de uiting van één groten geest, en daarbij uitsluitend rekening houden met hetgeen in iederen tijd op de schoonste en meest typische wijze dien geest uitdrukt, dan zou daar de literatuur van het Vlaamse land dikwijls in een mooi licht komen te staan. Maar de nationale en de Europese waarde onzer literatuur, is het niet een en 't zelfde? Het eigene is het beste wat we anderen kunnen tonen. Juist in tijden, dat we het meest ons eigen gewonnen hadden en ons zelf gaven, telden we mee in 't internationaal gedachte-leven, en hadden we een betekenis voor de wereld. |
|