Verzameld werk. Deel 2
(1951)–August Vermeylen– Auteursrecht onbekend
[pagina 471]
| |
aant.Hugo VerriestHugo Verriest verschijnt ons als het beeld der levenskracht, waardoor Vlaanderen weer tot schoonheid opgroeit. Dat mocht hij reeds voor zijn studenten zijn, in tijden dat de strijd hard viel, - dat was hij later als pastoor te Wacken en Ingoyghem, in de stille daad die dag aan dag mensen opbeurt en veredelt, - dat werd hij eindelijk met de blijde macht van zijn gesproken woord, voor al wie in Noord en Zuid met Nederlandse taal kunst bouwt, voor heel het volk dat in de heerlijkheid van die taal zich zelf weer bewust wordt: Verriest is het beeld van het Schone Leven in Vlaanderen. Een Mens: zo één en gaaf, dat de muziek van zijn stem, de glimlach van zijn oog, zijn gebaar, alles één openbaring van zijn innerlijke waarheid is, - zijn geheel leven de volkomen-evenredige en steeds fris-bloesemende groei van een wezen dat door-en-door wezen is, nooit anders schijnt dan het is, diep-in en geheel: uiting van levenskracht zo zuiver, dat haar groei de wijsheid zelve lijkt, en zo licht door haar die staat bereikt wordt, waar hoogste menselijkheid, hoe ook van geest doorzond, zich beweegt met den vrijen en zekeren rythmus, de sterke gratie der natuur, - alsof Verriest niet anders deeds dan | |
[pagina 472]
| |
aant.uit hem het leven in schoonheid te laten bloeien, het Schone Leven van Vlaanderen. Heeft hij die eenheid van zijn wezen ontwikkeld langs de lijnen der christelijke beschouwing: zijn waarheid spreekt tot allen toch, zo dat allen die kunnen erkennen en belijden, wat ook hun geloof zij. Eén met de Vlaamse ziel en de landschappen die ons omgeven, ziet en grijpt en zegt hij het werkelijke, maar het minste is hem altijd deel van het volledige leven, de volledige schoonheid. Vlaanderen, door hem uitgesproken, wordt een wereld, - en wie kan er tegen in? Zo helder dat het potsierlijke gedoe van onmachtigen nijd er voor wegkrimpt, straalt de eeuwige jeugd van het Schone Leven uit zijn woord. Het Schone Leven heeft hij ons geleerd, door ons nader tot zijn meester Guido Gezelle te brengen; hij heeft het voor altijd zijn studenten ingeprent, en onder hen dien énen, onvergetelijken, zijn geniaal kind: Albrecht Rodenbach; hij heeft het met steeds werkzame liefde geschonken aan heel het Vlaamse volk, dat zo gretig naar hem luistert. Onvermoeid heeft hij de Vlamingen den spiegel van hun eigen grootheid voorgehouden, zo dat ze den glans ontdekten van wat stoffig in hen zelf lag te sluimeren. Hij heeft ons getoond, hoe heilig ons waarlijk wezen is, als het gezond en zuiver, spannend van sap opdringt en uitrankt, in de klaarte der bewustheid. Zijne kunst is niet anders dan het toverende spel van die levenskracht. Doordat hij deze zo harmonisch in zich besefte kon hij een gedicht als ‘Avondstilte’ schrijven, waarin ziel en wereld ruisen als eenzelfde sferenzang. Vandaar ook dat zijn woord dat wonder is van natuur én stijl te gelijk, mals als jonge blâren en rijp ooft, geurend | |
[pagina 473]
| |
aant.van den geur van aarde en gras en lente, - wonder van ongekunstelde kunst. In Hugo Verriest, die zovelen tot het echte zijn opwekte, maar zelf de volmaakte verwezenlijking van bloeiend Vlaams wezen en bloeiend Vlaams woord is, begroeten wij den innigen samenhang van kunst en leven, die letterkundigen en strijders voor hoger cultuur in Vlaanderen verenigt. Hij is het beeld van ons aller schone waarheid, van onze liefde, van onze hoop.
1913 |
|