Verzameld werk. Deel 2
(1951)–August Vermeylen– Auteursrecht onbekend
[pagina 12]
| |
aant.Onze Tijd (Fragmenten)De tijd dien wij meêleven is schrikkelijk en schoon: raadselachtig ingewikkelde, bonte, aanlokkende absurditeit, paroxysme, val en oprijzing van rassen en maatschappijen, alles weer omgewoeld, alle begrip opnieuw getoetst en betwist, 'k voel heel dat leven door mijn geest kloppen. Dezen tijd misprijzen - invloed van Huysmans' knorrig en kleingeestig oude-vrijgezelspessimisme, - is een coquetterie zeer in den smaak bij de meesten van ons geslacht, zonder zelfs dàt voorwendsel, dat ze zich sterk en hoog genoeg gevoelen om het léven te kunnen haten. Ze zien niet in dat die koorts, die onrust, al dat maar-uit-zich-zelf-willen van onzen tijd zijn grootheid is. Hij zoekt, hij tast rond... Ernest Hello - een grote vergetene - heeft het wèl gezien: ‘Les yeux à demi ouverts, mal éveillé de son cauchemar, il ne possède pas, il ne tient pas; mais il désire, il désire, il désire, ô mon Dieu, comme jamais le monde n'a désiré...’ En dàt zal wezen zijn roemglans, want wij kunnen toch maar groot zijn door ons Verlangen alleen. Men heeft ons verhaald dat de negentiende eeuw een eeuw van positivisme is en van ontleding. Maar het kenmerk van dézen tegenwoordigen tijd is: het | |
[pagina 13]
| |
aant.zoeken naar harmonie, synthesis. Want wij hebben ontleed tot wanhopens toe. Ieder heeft zich afgezonderd, één zijde beschouwend van wat is, vestigend zijn aandacht op één punt. Hoe verder wij ons ontwikkelden, hoe meer verdeelden wij, in ons, geweten, gedachte, gevoel, sensatie. Ontleding heeft alle begrippen herleid tot onherleidbare eenheid; aldoor fragmenterend, tot het onkenbare. De wetenschap werd slechts een samenstel van bijzondere, soms tegenstrijdige gevolgtrekkingen en bepalingen. En het eenzijdige der proefondervindelijke methode, de anarchie van de uiteenlopende stelsels, deden ons, erfgenamen van zoveel eeuwen reeds en zoveel filosofieën, op scepticisme stranden. Ons mank vernuft heeft te lang door het beperkte en het ‘maar-benaderende’ gewandeld, en het zichtbare gespeld, om niet onvoldaan verder te wensen. En op het einde van deze eeuw groeide weer in de mensen de bewustheid van het Mysterie. ...Men heeft weer erkend, dat de Geheimenis overal rondom ons is en in ons. Als we onze ogen openen zien we een geheim. Wij leven in zulk een woud van geheimen, dat de meeste ogen, er aan gewend, die niet meer bemerken, in de schijnwereld van 't leven. Geboren worden, en sterven! vreeslijke raadsels elken dag ontmoet op den weg, - en daartussen al het onbegrijpelijke van ieders lot. Denkt maar: slapen, dromen... De minste aaneenketening van ideeën, het minste gebaar zijn geheimen. Hebt gij nooit teruggeschrikt bij het neerdalen in de diepste kelders van den geest, in het duizelige vage van het onbewuste en het instinct, in die rijken van krielende en onduidelijke | |
[pagina 14]
| |
aant.dingen-in-vorming, duistere gedachten die we nooit kennen zullen? We weten zo weinig van wat in ons werkt! En al die onzichtbare, geduchte machten die ons voortdrijven, buiten onzen wil... Heeft nooit angst u de keel toegesnoerd, bij 't denken dat in alles wat we zien een niet-te-kennen iets is, en of de dingen wel zijn zoals wij ze zien, en of wij niet ‘slechts de keerzijde van alles zien’; of er geen ander raadselachtig leven is, en alles zou maar een weerschijn zijn, dien we als in een spiegel ontwaren, - de dingen zijn wellicht symbolen van een goddelijke gedachte? ...‘Ik heb van de kunst, schreef Maeterlinck in een brief, een zo groot denkbeeld, dat het samensmelt met die zee van geheimenissen die we in ons dragen.’ Ja, de kunst keert heden terug tot haar eeuwig onderwerp, het Mysterie. Helaas, die zesde zin: die zin van 't oneindige! zuchtte Laforgue... Heel deze eeuw leed aan heimwee naar 't onbekende. Zich zelf ontvluchtend, ‘anywhere out of the world’, veroverend onwaarschijnlijke rijken, ver van goorheid en vermoeienis en nutteloos leven van dag-uit-dag-in; afvarend naar Oosterse landen - de romantiek - of oude fabel-vreemde religies. Afgezonderd in dromen, de goede haven der avonden vindend in wat geloof. Of, zich als uit het leven rekkend door nooitte-verzadigen wellust, ideaal erotisme, begeerte naar 't onmogelijke: - tevens lager dan ooit dalend in 't kwaad en hoger stijgend in 't zuivere. Dat eindeloos verlangen, dat de mensen groot maakt, - want wie niet verlangt het eeuwige gelijkt enen | |
[pagina 15]
| |
aant.dode, - is als van een tijd die op alle wegen zijnen God zoekt, - zijne Eenheid... ...Een eeuw van ontleding; en nu weer, zucht naar harmonie. Het kenmerk van heel 't verstandelijke leven van deze tijd is het streven naar Eenheid. Dat is geworden het groot probleem der wetenschappen. Eerst met Proust, de eenheid der Stof. Met Mayer, de eenheid der kracht. Schwann en Schleiden bewezen de gelijkaardigheid van vlees- en plantcel; en de synthesis werd volbracht door Haeckel, die besloot tot de eenheid van het Leven. De wijsbegeerte wil in één formule de gelijkstellingen der wetenschappen uitspreken. En nu groeit ook de behoefte aan synthesis in de kunst. In de woorden is zij reeds volbracht. De prozaschrijvers en dichters dezer eeuw hebben de woorden die zinnelijke en emotionele waarde teruggeschonken die ze oorspronkelijk bezaten; de taal vergeet haar overeengekomen betekenis om terug te keren naar zang. Weer zijn de woorden levende wezens die niet alleen begrippen uitdrukken, maar gewaarwordingen als schilder- en beeldhouwkunst, en aandoeningen als muziek. En door kracht van suggestie zijn zij geschikt geworden tot synthetische herschepping der dingen door de kunst. Ik zei dat de kunst thans het alom-tegenwoordige mysterie uitdrukken wil: en het komt me voor, dat zij aldus ook gehoorzaamt aan die grote stuwkracht van onzen tijd: het verlangen naar eenheid...
1893 |
|