Verzameld werk. Deel 1
(1952)–August Vermeylen– Auteursrecht onbekend
[pagina 446]
| |
aant.21 September '27Die dertig jaren zijn niet heengevloeid:
Zij zijn in ons, gelouterd nu van al
Dat geest niet doorschijnt, en tot één kristal
Van levend schoon zijn lach en traan gegroeid.
En 'k houd ze omslote' als dertig jaar geleden,
Uw lieve hand, zo edel-fijn, of strale
Uw ziele zelf daar, met haar muzikale
Beweging en de klaarte van haar vrede.
Schoon' hand, die strelend hebt mijn koorts gesust
En vaak me moed gaaft met een zachten druk,
Leid me door verdre stilten van geluk,
Tot gij́ me eens de ogen sluit voor de eeuwge rust.
|
|