blz. 432: Van Geluk.
Verschenen in Van Nu en Straks, 1e Jrg.
(1893), afl. I, blz. 1-2.
blz. 434: Een Morgen.
Verschenen in Van Nu en Straks, 1e Jrg.
(1893), afl. VI-VII, blz. 50-51. Ook opgenomen in Dichters van
dezen Tijd. Gedichten bijeengebracht door J.N. Van Hall. Amsterdam, 519O3, blz. 178-179, in Vlaamse Oogst.
Proza en Poëzie van hedendaagse Zuid-Nederlandse Schrijvers, bijeengebracht door
Ad. Herckenrath. Amsterdam, 1904, blz. 246-247 en in Spiegel van de
Nederlandse Poëzie door alle Eeuwen, door V. van Vriesland. Antwerpen,
z.j., blz. 601-603.
blz. 436: Dagen van Onmacht.
Verschenen in Van Nu en Straks, Nieuwe reeks, 1e Jrg. (1896), blz. 165-171. Ook opgenomen in Vlaamse
Oogst..., blz. 248-252. Het IVe gedicht uit dezen
cyclus werd opgenomen in Spiegel van de Nederlandse Poëzie door
alle Eeuwen..., blz. 601-603; het VIe gedicht in
Anthea, Keurverzameling van sonnetten, bijeengebracht door
F.V. Toussaint van Boelaere, Brussel, 21933, blz. 219.
blz. 443: Op Zee.
Voor het eerst gepubliceerd in Jong Vlaanderen, Kerstnummer
1894 van De Jonge Vlaming. Ook verschenen in Van
Nu en Straks, Nieuwe reeks, 1e Jrg. (1896), blz.
230, en in Anthea..., blz. 220.
Van uit Berlijn, in een brief aan zijn vriend Emmanuel de Bom, (waarvan de
geadresseerde ons bereidwillig inzage gaf) schreef Vermeylen op 28 November
1894: ‘Ik moet u nog ... een sonnet afschrijven dat ik gegeven heb aan “de Jonge
Vlaming” aan wie ik iets beloofd had voor zijn Kerstnummer. (Het is een bladje
van leerlingen). Gij moet dat toch kennen eer het verschijnt, want het werd voor
u geschreven. Het is een gedicht dat ik, onder vorm van brief aan u gericht, op
de boot van Portrec (eiland Skye) naar Gairloch schreef. Maar een rijm ontbrak,
een vers mankte, de volgende dagen vond ik geen tijd om dat geheel af te maken,
ik kwam in de stemming niet meer, en ... de brief werd u niet opgezonden.
De twee eerste verzen luidden eerst: