- Ja! Ik voel me vrijer als ik werk, en ik werk best als ik akkoord ga met mijn omgeving. Wat mij gemeen met de menschen is, ligt dieper dan hun meeningen, hun smaak, hun sociale stelling... Is die vrijer, die geen ander houvast heeft dan zijn eigen waan, die stelselmatig tegen allerlei bijzaken in opstand komt, zonder eenig nut, en zoo een groot deel van zijn kracht verbeuzelt, en zich voortdurend laat afleiden?
- Hoofdzaak is, dat ge uw ziel niet verbeuzelt...
- Zeker, zeker! Maar mijn ziel is er beter aan toe, als ik ze reinig van allerlei theorie... allerlei waan... zoo dat ze voelt wat haar, diep-in, met alle menschen verbindt. Dan kan mijn gewoon leven mijn voorbeeldigste daad zijn. Ge verbeuzelt uw ziel niet omdat ge Caesar geeft wat Caesar toekomt.
- Zijt gij het, die me zoo iets vertelt? Ik kan Caesar niet anders toekennen dan mijn haat!
- Gij staat alleen, Mark; ik heb een vrouw en een kind; daar ligt het essentieele van mijn leven, van me zelf.
Zijn huwelijk schijnt wel een wijze om zich sociaal knusjes in te richten denkt Mark.
‘Weet ge nog, Mark? We wilden ons zoogezegd laten leiden door den universeelen rythmus van het Leven, zooals we dat noemden, het Leven met een hoofdletter. Words! words! Dat Leven was maar een idee van ons, een abstractie uit onzen geest. Feitelijk wilden we de werkelijkheid bedwingen onder onze idee, maar als we werken, onder de menschen werken, dan beseffen we dat die werkelijkheid nog heel wat anders is dan wat zich in formules van onzen geest laat vangen. Ik kan toch geen geheel nieuwe wereld scheppen! En nu... ja, nu tracht ik veeleer, me zelf zooveel als noodig aan die werkelijkheid aan te passen...’
Terwijl hij dit zegt, wordt het hem voor het eerst met een wreede klaarheid bewust, hoe ver hij zich van Mark verwijderd heeft. Mark lijkt niet verwonderd,