het vloeiende onvermoeibaar vloeiende geklots heengeworsteld. God! wat is het heerlijk, naakt te bewegen, en te zien, te grijpen, te ademen, te zijn!
Er is nog niemand op het strand; alleen de rust van den blonden zonneschijn. Prettig, op de gemakkelijke strandschoenen over het zachte zand te loopen. Als Frans ‘Windvang’ weer bereikt, gaat hij eerst in de keuken om een kop heete koffie, waarvan hij genietend den geur opsnuift, proevend met slurpende teugjes, terwijl de dikke Marie hem met haar mond aankijkt. En dan dadelijk bij Mark, die, in pyjama op den rand van het bed gezeten, het geheele wonderlijke verhaal nu hooren moet. Frans laat zijn opgetogen stemming liever achter humoristische vormen schuilgaan, bewierookt de nimf Telefauna, zijn godin, ‘het aardigste scharreltje dat ge droomen kunt, ze liegt als elke andere en blijft toch in al haar doen onbevlekt oprecht!’ - beschrijft in rythmisch proza hoe hij de ontwaking van de schepping heeft bijgewoond, hoe zijn albasten lichaam door de duizenden soepele armen van Thetis omhelsd werd onder de kuische zoenen van Phoebus Apollo...
Mark moet er goedhartig om lachen, en in den grond benijdt hij zijn vriend: ‘Frans, gij zijt een gelukkige kerel!’
Frans raadt het mismoedige van dien zin en voelt de behoefte om zich tegenover Mark te verdedigen: ‘Dat het me gelukkig maakt, bewijst dat het goed is! Intens leven, Mark, en gezond zijn! De natuur is gezond, en Pampoes is de gezonde liefde!’
- Liefde! oppert Mark, eerbiedig asjeblieft de wenschelijke gepastheid der woorden!
- Nou ja! Maar wat ik daar liefde noem is juist wat wij noodig hebben. En de Sus, met zijn ‘Omne animal’ enz., die weet er niets van, al weet hij alles, hij weet er niets van, de stakkerd!
Mark antwoordt niet meer. En Frans weer: ‘Jam-