De kunstvogel
Strawinsky, zonder het te weten waarschijnlijk, schreef zijn eigen geschiedenis in Le Rossignol, de kleine sprookjes-opera, die hij componeerde tussen l'Oiseau de feu, Petroesjka en Le Sacre, omstreeks de jaren 1910-1914, even vóór de ondergang der oude wereld.
Zonder het te weten, voorspelde hij zijn eigen geschiedenis, vanaf zijn dertigste jaar tot vandaag en misschien tot overmorgen toe. Hoor maar. Hij leverde een psychologisch document van het grootste belang, waarop zijn biografen, als zij 't merken, niet gauw zullen raken uitgekeken.
Gelijk de keizer van China uit de vertelling van Andersen, had hij een nachtegaal, een echte nachtegaal, zoals niemand er ooit een hoorde of zag. Gelijk de keizer van China kreeg hij hem zo maar bij toeval, om niet, bij de gratie van een arme visser en een keukensloofje, het gewoonste volk, de enigen die wisten waar hij huisde en hoe hij zong. De hele hofhouding komt ernaar luisteren en promoveert hem tot hofzanger, tot geniaalste musicus der wereld. En gelijk de keizer van China zijn echte nachtegaal in de steek laat, omdat de keizer van Japan hem een prachtig blinkende kunstvogel stuurt, die in een mooie doos zit, en die hij kan opdraaien om te kwinkeleren naar believen, precies zo doet Strawinsky. Niemand tot nu toe kan zeggen waarom, maar op een kwade dag heeft hij genoeg van het eenvoudige beestje en wil het niet meer zien. Dat gebeurt ongeveer in 1925. Er verdwijnt iets bij hem. Er wordt iets in hem gesmoord. Hij verbreekt het contact met de natuur, de werkelijkheid, het leven, de bron. Hij verliest zijn identiteit. Onder welke schok, hoe of waardoor, dat weet nog niemand. Hij verzint zich geen nieuwe persoonlijkheid in ruil voor de verlorene. Neen. Hij leent er een in de historie. Hij wordt een glanzende kunstvogel. Wat hem vroeger dreef als ingeboren motief (beweeg-