durfd, niet gekund heeft. Hij zal Polen uit de ondergang opheffen, en het niet enkel zijn vrijheid hergeven, maar ook zijn oude roem en rang van de eerste onder de naties. Hij zal het land, dat zo dikwijls Europa redde tegen de barbaren en van de toekomst werd afgesneden, op de kaart werd uitgewist, herstellen in een vorm en een kracht, die land, volk en ziel van Polen overal op de wereld aanwezig zullen maken in elk hart, in elk geweten, als een realiteit, die niemand kan ontwijken, omdat zij ieder verschijnen zal door de verrukkelijkste der uitingen. Tegen de tyrannen, die zijn volk onderdrukken, en impliciet tegen alle tyrannie, tegen alle verdrukking, zal hij een Polen construeren van de immaterieelste materie, welker rebellische werking onontkoombaar moet doortrillen tot in ieder gemoed als het aangrijpendste protest, als een vervoerende vermaning, uitgesproken met muzikale middelen.
Hij had daarvoor alles te ontdekken en alles te verwezenlijken: een eigen ritme, eigen melodie, eigen klank, eigen gestalte, eigen gebaar, een eigen bewustheid. Behalve het notenschrift mag men zeggen, en behalve een beperkt aantal mogelijkheden om de notentekens te gebruiken, bestond er niets van zijn soort muziek, toen hij componeren ging wat hij construeren wilde: dat ideële Polen in een gebied van schoonheid, welke boodschap zou worden voor alle mensen. Hij moest zelfs een eigen vingertechniek uitvinden om dat volk zijner dromen en zijner wensen op een piano hoorbaar en verstaanbaar te doen worden.
Maar wanneer hij vrijwillig in ballingschap trekt, omdat hij ziet dat er te midden van een geknechte natie weinig te beginnen, en nog minder te realiseren valt, wanneer hij de terugreis aanvaardt waarnaar de vader tevergeefs verlangde, terugreis naar de ingeboren vrijheid, terugreis naar de onbekende oorsprong, dan is hij juist twee en twintig jaar, dan heeft hij niets meer te leren, dan weet hij alles, hij kent en kan ook alles wat hem uit zijn