Concertgebouw [Georges Enesco Symfonie nr 1 o.l.v. de componist; Bach Suite nr 3 in D, Mozart Symfonie nr 39 o.l.v. Evert Cornelis]
Mozart-Enesco! een crescendo dat wat hard de ooren in dreunde. De symphonie in es: melodie, rhythme, kleur en vorm, alles volmaakt tot evenwichtige schoonheid, weelde, harmonie en ideale rust. Et in Arcadia ego, met Poussin gesproken. We waren in Arcadia; het leven verglijdt als schaduw op zonnigen grond, de stemmingen zijn kalm als de avond, het geluk zacht en bekoorlijk. Hetgeen we verlangend herdachten, toen Enesco's feestende optocht aanrukte: een maskerade in 't groot, luide evoe's, parodistische krijgsmarschen, serenade-klank, extatische tirades, mystieke droomerij, alles door elkaar, het een na 't ander, zonder plan, zonder vorm of vorm-gevend idee, wat de motieven betreft magnifiek hecht, maar rhapsodisch in de meest matelooze willekeur.
Wat zou Georges Enesco wel bedoeld hebben met deze symphonie? Zij is driedeelig. Door 't eerste en derde hoort men een overwegend Duitsch accent, in den geest van Wagner en Strauss, glorieus schetterend, thema's in de hoorns, violen, trompetten, bazuinen, overal, veelstemmige warreling, met pauken, trom, rinkelende bekkens en triangel keer op keer; door het tweede klinkt zeer duidelijk de Fransche toon. Niet de modernste (op eenige uitzonderingen na), wat ons verwonderde van den jongen Enesco. Maar het heele werk was eigenlijk een verrassing. We verwachtten den suggestieven viool-virtuoos, Enesco den melodist met wijzen uit de Balkan-bergen of uit het land der Moldau, zooals men vindt in zijn Roemeensche Rhapsodieën, welker cultuur-lied en rhythme, verpersoonlijkt in eene demonische hartstochtelijkheid dwong tot onbegrensd meevoelen naar zijn kunstenaarswil. Nu vonden we een type als Alfredo Casella, iemand die Strauss liefst overstrausst en Mahler overmahlert, met felle voorkeur voor het ultra-gigantische.
De symphonie is zeer knap geschreven en het technisch meesterschap onvoorwaardelijk groot te noemen, de harmonieën interessant, de instrumentatie schitterend. Alles getuigt van een buitengewone begaafdheid. Eén ding lijkt ons daarom jammer: de pose. Het hoofdthema b.v., bijna banaal gevonden, zoowel rhythmisch als melodisch haast alledaagsch, moet zijn heroïek kleurtje krijgen van het schallend koper en pauke, leven van de woelige polyphonie. A priori mist het dus 't impulsieve effect. Een uitzondering maakt alleen het 2de deel, 't Fransche, veel intensiever doorvoeld en tot warme stemmingskunst geworden. Hier vormt een alt-solo het hoogtepunt, een klagelijke wijs, die we innig konden meeleven. Simpel! en hoeveel machtiger en hooger, dan de rhetorische apotheose aan het slot!
Evert Comelis leidde de eerste helft van het concert, Bachs suite in D groot en de symphonie van Mozart; Enesco zijn eigen werk. Deze dirigeert (uit 't hoofd) haast meer met de oogen, dan met hand- of arm-gebaar. Hij weet de aandacht der spelers voortdurend te boeien (Cornelis kan dat nog van hem leeren), hij is levendig, expressief, veelzijdig in zijn mimiek, waardoor hij de instrumentalisten lichtelijk fascineert en altijd in spanning houdt. Er is geestdriftig geapplaudiseerd te midden zijner Symfonie (na het tweede deel), eene zeldzaamheid hier.