Concertgebouw [Bach Suite in C, Beethoven Vioolconcert (solist Carl Flesch) o.l.v. Willem Mengelberg]
Hoe zal men 't noemen? Carl Flesch was nooit een muzikale Epicureeër en schijnt gedurende 't verblijf in Duitschland zijn kijk op de dingen nog verdiept te hebben, - versomberd dunkt ons haast. Mozart's A-dur concert, een ideaal-dans met een Menuet als slotdeel, overal hippelende trippelende klank, voor een oogenblik verglijdend in kalmer adagio-zangen, om weer op te ranken in de nog slanker rhythmen en bewegingen der finale - zou men dat niet liever spelen op de punt van den strijkstok dan met fel-gedreven streek en breed geluid? Of moet men 't houden voor uitvloeisel van een oogenblikkelijke stemming bij den kunstenaar? Zijne viool wou in Beethoven's concert maar niet op toon blijven. Er is een uitwendige temperatuur en een inwendige, waaraan de praestaties van een violist bloot staan en zoolang men geen stralen vindt om iemand ook in de ziel te kijken, zullen velerlei omstandigheden altijd raadselachtig blijven. Wij zouden er Carl Flesch niet gaarne hard om vallen, dat de muziek van Beethoven niet den indruk maakte, welken wij verwachtten van den uitvoerder, afgaande op het hooge genotene van vroeger. Het gegevene van nu waardeeren wij niettegenstaande, in de eerste plaats het summum van technisch kunnen, waarmee hij immer zijne hoorders weet te verbazen.
De kunstenaar is zeer hartelijk verwelkomd, en nu hij zich toch hier bevindt, zullen velen met ons wel een spoedig weerzien wenschen. Ook het orkest (onder Willem Mengelberg) kreeg veel bijval na de Suite in C-groot van Bach.