Sophie Heymann-Engel
Mevrouw Sophie Heymann-Engel behoort tot het ras van kunstenaars, dat zienderoogen uitsterft: de zoetgevooisde zangers, de vogelenkeeltjes, die kwinkeleeren als een dure Saksische kanarie. Van het begin tot het eind hebben wij mogen luisteren naar rinkelende toonladders, omhoog en omlaag, naar trillers, schimmige roulades gestooten en gebonden, staccati als van een cornet à piston-virtuoos, theatrale uithalen op een tweegestreepte bes of nog hooger en zoo verder! Het merkwaardigste van den avond is wellicht, dat mevrouw Heymann zich uit de z.g. modernen een programma wist samen te stellen, dat geheel bij de eerste helft harer voordrachten, achttiende eeuwsche kunst, aansloot. ‘Die Loreley’ van Liszt, ‘O süsser Mai’ van Georg Schumann, zij kunnen er door, maar de ‘Aubade’ van Cornelie van Oosterzee, de Serenade van Samuel de Lange, die de stem laat vedelen of clarinet spelen, dat was ons waarlijk te sterk. Tot ons een licht opging - eerst bij de toegift na ‘Annie’ van Catharina van Rennes, een sentimenteel ‘toetje’ in den trant van ‘Waarom blijft ge niet te Loon op 't Zand’ of ‘Het hutje bij de zee’ - te laat helaas om te merken, dat mevr. Heymann ons heeft willen verpoozen met een zeer lieve, zeer aangename farce. Doch men duide ons deze onoplettendheid niet euvel; er was een Praeludium en Fuga van Bach voorafgegaan en wie denkt dan nog aan grappen?
Wij hebben mevr. Heymann 't meest geschat in de komische aria uit Bach's Kaffee-Kantate, omdat wij hier de cultuurhistorie de knetterende tirades zagen rechtvaardigen; om de zelfde reden waardeeren wij grif den humor uit ‘Die beiden Geizigen’, uit den jongen tijd van Grétry, twee aria's van Joh. Schulz, Duitschlands eersten volksliederen-componist, waarvan de laatste in een geestig vivace-parlando en de aria der Nacht-Koningin van Mozart, een prettig specimen van coloratuur-zang. Het was boeiend en onderhoudend; maar met alle hoogachting voor mevr. Heymann's phenomenale techniek, hare ademhaling is te luidruchtig en intonatie met dictie moeten wij ook bekibbelen, onder alle dankbaarheid door, ondertusschen, voor hare zwierige geluidjes en het genot, dat die oude kunst toch altijd biedt.
Mej. Joh. Heymann heeft die Fuga gespeeld met andere hoog-ernstige muziek van Chopin, Schumann en Brahms. En evenmin als de zangeres een blaadje voor den mond nam, speelde de pianiste met handschoenen. Zij is van het slag der Carreno's; hare techniek is verbazend ontwikkeld, de aanslag dreunt en zij draagt voor met temperament. Maar wij konden haar Kozakken-rhythmiek en fanfaren-klank even moeilijk combineeren met de elegieën van Chopin, die zijne muziek schreef voor kleine, zachte Fransche piano's, als met het vroolijk joedelen van mevr. Heymann-Engel, en onder den indruk harer kunst zijn we nergens gekomen.
Er waren gisteravond nauwlijks vijftig menschen in Odéon, waar dit concert gegeven werd, maar het huiselijke zaaltje is nooit leeg omdat er alles zoo knusjes-intiem is uit den goeden ouden tijd. Bovendien ontbrak het dit halfhonderd hoorders geenszins aan enthousiasme, er kwamen bloemen, witte seringen, en voortdurend klonk er een gezellig applaus.