Paul Schramm
Frédéric Chopin, toen hij eenmaal wist welk een bekoorlijk effect wijd-liggende accoorden kunnen maken vervaardigde zich stokjes, die hij tusschen de vingers plaatste als wiggen om de spankracht zooveel mogelijk te vergrooten, en dag en nacht heeft hij 't middel aangewend en verdragen tot het doel bereikt was. Dit is een uit de vele voorbeelden, hoe de vrij-breede mensuur der klavier-toetsen den jongen pianist kan kwellen. Maar dit schijnt nu de z.g. Stralen-klavier uit den weg geruimd te hebben. Het blijft echter, volgens de uitlegging van den heer Schwadde, den directeur der exploitatie van deze vinding, niet bij dit eene voordeel; de pijnen aan het handgewricht worden voorkomen door de normale schuine houding op de toetsen, welke van een denkbeeldig middelpunt zich lichtelijk straalgewijze voor 't gezichtsveld van den pianist uitbreiden. Men spaart en wint bovendien aan kracht door de veranderde positie van den bovenarm, waardoor de elleboog vrijer beweging krijgt; daarbij is deze klaviatuur zonder groote kosten aan te brengen op elk instrument en de muziek behoeft men niet opnieuw in te studeeren: alles te zamen dus de juiste piano voor den toekomstigen heilstaat en het land van Utopia.
De heer Paul Schramm uit Weenen heeft het instrument, waarvan wij den uitvinder niet kunnen noemen, hier gisteravond geïntroduceerd en hij liet genoeg blijken, hoe gemakkelijk het spel hem afging, leunend tegen den stoelrug, met het gelaat meestal naar de menschen, zonder schijnbaar de minste inspanning, zonder eenige beweging haast, de zwaarste nummers ten gehoore brengend, van welke het Orgelpräludium und Fuga van Bach-Busoni in moeilijkheid wel de kroon spande. De heer Paul Schramm leek ons de juiste man op de juiste plaats, hij kon een leerling zijn van onzen ouden landgenoot Bernard Boekelman, die door veelkleurendruk van subject en contra-subject zijn discipelen de structuur van fuga's trachtte duidelijk te maken; de voordracht van den heer Schramm had niet dat kleurige, maar wel dat verstandelijke; zijne technische vaardigheid, en daarom was 't hier te doen in hoofdzaak, is waarlijk verbluffend, en wij begrijpen dat zijn wonderlijk kunnen de hoorders stemde tot enthousiasme. Hij weet den klank te varieeren, hij kent velerlei schakeeringen van aanslag, hij neemt alle snelle tempi vlugger, iets wat altijd boeit. Soms gaf hij ook eene persoonlijke lezing van den muziek-tekst en hierin vonden wij hem vooral bij Beethoven (Sonate in es op. 31 No. 3) niet erg gelukkig; men denke b.v. aan de arpeggiën van 't hoofdthema uit 't eerste deel.
Mej. Uta Hahn uit Berlijn droeg ter afwisseling eenige liederen voor. Schumann en Brahms schijnen haar gewone repertoire niet te zijn, noch Beethoven. De zangeres bezit eene lieve sopraan-stem, met een eigenaardig alt-timbre, dat op vele plaatsen aansterkte tot neus-geluid; zij zingt verder zeer naievelijk en zoo vlot, dat het meermalen wat gewoontjes klonk. Wij gelooven dat men haar talent 't best zal waardeeren in coupletten van een luchtiger genre dan bovengenoemd. Zij heeft eene oolijke manier van zeggen, het speelsche zeer geprononceerd en de lyriek gefoelied met een laagje charmante sentimentaliteit. Mej. Uta Hahn zou zeker succes behalen in liederen van grappig allooi of in eene komische opera.