Elsie Swinton
Mevrouw Elsie Swinton bezit alle eigenschappen eener volbloed Engelsche. Haar physionomie heeft het typisch feeachtige, het fijn-krullige en spitse, het melancholisch-vage en ietwat zoetelijk-smachtende van de gangbare modellen der tegenwoordige Engelsche teekenaars, hare muzikale cultuur echter verraadt nog duidelijker de nationaliteit der zangeres.
Wilden wij de laatste woorden in den breede uitspreken, het zou ons te ver voeren. Wij stippen daarom slechts aan de geïsoleerdheid van het Engelsche volk als complex in de hedendaagsche muzikale kunst; hun onwankelbare gehechtheid aan Händel als rijkste vertegenwoordiger der coloratuur-aria, aan Mendelssohn, kortom aan de muziek als objectieve kunst, welke drang naar het oude die natie altijd heeft gekenmerkt. Uit de vele voorbeelden, die voor 't grijpen liggen, noemen wij slechts het Praeraphaelitisme.
Wij hebben daarom bij mevrouw Elsie Swinton grif aanvaard: het eigenaardig onderscheid tusschen de zeer hoogstaande ontwikkeling harer alt-stem en de kracht van haar kunstenaanschap, haar buitengewoon technisch vermogen en het tekort aan artisticiteit voor den modernen hoorder. In het lied van Caldara, de Siciliana van Pergolese, een meesterwerkje, Scarlatti's Già il sole dal gange, van fijnproevers-humor, toonde zij haar alt op zijn beste, vol-zwellend in de middenligging, zwaar van geluid in de laagte, klinkklaar en vloeiend melodieus in het hooge register. Haar stem was daar een heerlijkheid van zingende muziek en rijpen klank.
Maar het schijnt de kunstenares nog niet gegeven uit te zeggen de stemming van een nieuwer vers, de passie of het mijmeren, de tragiek het allerminst. Het zuiver-muzikale van een lied voelt zij direct en zeer spontaan en juist. Bij het illustratieve, vooral wanneer de componist dramatiseert, schiet zij altijd eenigszins te kort. Als voorbeeld voor dit tweevoud in hare praestaties schijnen ons der Jüngling an der Quelle en Gretchen am Spinnrade, beiden van Schubert, totaal verschillend in karakter, het meest zeggend.
Wij erkennen echter, dat de kunstenares woekerde met hare krachten en in het Russische gedeelte van haar programma kwamen wij het schrijnend-sombere van Moussorgsky's Doodenliederen en de heete Oostersche pathetiek van Liapounow's Sulamith genoegzaam nabij, om ons uit die weerkaatsing van pathos en hartstocht het oer-beeld te vormen. Moussorgsky's Bardenzangen, waarachtige reproductie's van den antieken rhapsoden-stijl, klinken eigenlijk het effectvolst wanneer een mannenstem ze voordraagt; die Sulamith schroeit en verblindt meer in de helle stralingen van vrouwengeluid en het lied trof ons inderdaad als iets grootsch glanzends.
Liederen van Brahms vulden het geciteerde aan: drie mooie tijdperken vormend, zooals men ziet, uit de muziekgeschiedenis: de z.g. Napolitaansche school van Scarlatti, de romantiek en het baanbrekend Russisch naturalisme, smaakvol afgescheiden, gekozen en verdeeld.
De heer Anton H. Tierie begeleidde de zangeres aan den vleugel. Het samenspel ging uitstekend, eenige kleinere afwijkingen in de meer declamatorisch componeerende Russen daargelaten. En voor de schoonheid van toon heeft de heer Tierie een zeer gevoeligen zin. Vooral waar het klankschilderingen geldt en nabootsingen, het coloriet, raakt hij immer de juiste snaar, kan men hier inderdaad zeggen.
Hoorders heeft mevr. Elsie Swinton nog niet zeer vele getrokken. Die er waren echter, zijn enthousiast weggegaan.