Vally Fredrich-Höttges
Er ligt in het wezen van mevr. Vally Fredrich-Höttges iets zeer eigenaardigs; men voelt in haar zingen eene teere koozing, waarmee zij de muziek streelt, een lieve schroom en bezorgdheid als voor iets wat men zeer mint; zij gaat er ook in op met een diepe liefde en men vergeet de groote bekoorlijkheid harer statuur en gelaatstrekken als de stem klinkt; zij is in-muzikaal, door en door fijn-gevoelig, daarvandaan eene expressie, welke den hoorder bevangt, eene voordracht van muziek doortinkeld; zij heeft een expansieve natuur en geeft zich geheel; zij heeft temperament, dramatisch, lyrisch en humoristisch (Coptisches Lied van Wolf!), zij heeft een prachtige stem.
Wij weten wel dat die stem nog niet geheel volmaakt is; in de hooge ligging stoort iets vlaks, zoowel wat klank betreft als rythmiek, zij beheerscht dat register minder uitnemend dan de andere; maar wat doet het er toe, daar 't in ieder geval het volkomene nabij staat? Het timbre is glanzig met een technisch-voortreffelijken, sonoren resonans, met geleidelijke overgangen van de mat-gouden diepte naar de felle stralingen der hoogte. Doch al bemerkte men daar een licht te kort aan warm alt-karakter, geen lied ging ons voorbij, hetzij van Schubert, Schumann, Brahms, Hugo Wolf, zonder dat wij er alle schoonheid van doorvoeld hebben. Die van Max Reger (Aus der Kinderwelt) gevoelden we niet zoo sterk, doch daaraan draagt de muziek schuld; het zijn burleske dingetjes, log en lijvig ondertusschen, muzikale karikaturen; hyper-Rennesjes zou men kunnen zeggen.
Eene zonderlinge combinatie met den zang der kunstenaresse, leek ons, door de scherpe tegenstrijdigheid, de kunst van den heer Ernst Wilhelmy, declamator uit Berlijn, een jonge man, nog niet lang in het openbaar optredend, meenen wij, te oordeelen naar zijn weifelmoedig optreden in den beginne en zijne praestaties in het algemeen. De techniek van zijn zeggen is gezond, doorwerkt en geacheveerd; de moeilijke o b.v. klinkt goed. Doch evenmin als men rust en harmonie vindt in zijne gelaatsmimiek, evenmin vindt men die in de artisticiteit zijner voordrachten. Het schema van spraak-nabootsing en vertelling of beschrijving is zeer vaag en warrig; woorden, die op zichzelf expressie genoeg hebben onderstreept hij dubbel en dwars; zijn ‘lachen’ was vermakelijk, temeer daar hij er een stereotype uitdrukking voor had; gebrek aan variatie hindert trouwens bijna overal. Wij hebben bovendien dikwijls aan Wüllner moeten denken. Toch beschouwen wij Ernst Wihelmy als een man van talent. Hij kent reeds zeer veel, menigmaal treft hij den juisten toon. Er waren zeer goede passages in ‘Graf Walther und die Waldfrau’ van Alexander Ritter (No. 3, processie met klokkengelui), niet minder in Fontane's balladen ‘Herr von Ribeck auf Ribeck im Havelland’ en ‘Jan Bart’. Het uur om zich aan de kritiek te kunnen blootstellen is echter nog niet gekomen voor hem.
De heer Anton H. Tierie heeft zangeres en declamator begeleid met een schoonheid van klank en vaste eenheid, welke men zelden ontmoet. Het geluid van den vleugel was buitengewoon fraai en bewonderenswaardig de verscheidenheid, waarmee de speler aansloeg. Wij hopen den heer Tierie meer te hooren als pianist.