Kon. Oratorium-Vereeniging [Bach Matthaeus Passion]
Een uitvoering van Bach's Matthaeus-Passion, is immer een gebeurtenis. Het werk staat nu eenmaal opgeteekend in onze ziel, als een ontzaglijk monument, waarvan de fantasie de afmetingen gedurig verruimt tot aldoor grootscher verhoudingen.
De stemming was er gisteravond wel; want wien brengen melancholische oboi-d'amore-klanken, zooals de heeren Krüger en Blanchard ze doen schalmeien, of schuifelend fluit-geluid. zooals 't ruischt uit het instrument van Willeke niet impressie's, heel nabij en ook diep? Wien ontroerde niet de Evangelist, de tenor met eindelooze verscheidenheid van voordracht, met rappe taalval en soepele stem, Georg Walter uit Berlijn, die ons het weenen van Petrus zoo treffelijk verbeeldde en Christus' sterven zoo aanschouwelijk voor oogen bracht? Stemming was er; kon zij zich ook uitstrekken over het geheel? Wij waardeeren de nobele voordracht van mej. Brandsma, die ter laatster ure, geheel onvoorbereid de ongesteld geworden sopraan uit Weenen, mevr. Hildegard Boerner, vervangen moest, en daarom waarschijnlijk wel wat koel zong en hier en daar tamelijk vrij omsprong met den noten-tekst; ook respecteeren wij de praestaties van mevr. Vally Fredrich-Höttges als oratorium-zangeres, ofschoon ons de coloratuur-kunst haar fort niet lijkt; de heer Herbschleb speelde zijn viool-solo uitstekend en gelijk met hem stond het Concertgebouw-orkest in de begeleiding; Jos. Groenen Jr. vertolkte de kleinere partijen van Judas, den Hoogepriester, Petrus en Pilatus, op eene uitnemende wijze. Deze ondergeschikte rollen waren voor een keer in handen van een goeden bas; mej. Maria Landré bespeelde den vleugel en wist zich overal te voegen naar den recitator, met de ingetogenheid van klank, welke hier past; het jongenskoor, onder leiding van den heer A. Brugman, zong de twee koraal-melodieën tot aller tevredenheid. Maar de hoofdfiguur der Lijdensgeschiedenis, waarvan alles afhangt tot de laatste helft van het tweede deel, is voor ons niet geworden de Christus.
Het merkwaardigste der voordracht van den heer Hendr. C. van Oort, afgezien van de herhaaldelijke zwevingen en minder juiste intonaties, welke wij weer toeschrijven aan slechte gedisponeerdheid, was ditmaal, dat men den zanger zelf maar niet weg kon krijgen uit de gedachten en men met de meeste moeite niet buiten de werkelijkheid raakte van het podium, ondanks den pieuzen ernst en de onveranderlijke plechtstatigheid, waarmee de Christus-partij ook door hem wordt opgevat. En tot onze groote verwondering was het orgel, waar wij toch den heer Louis Robert zagen zitten, bij inzetten of fermate's meestal een kwart slag te vroeg of te laat. Lag het aan hem of aan de zangeres? Waarom verzonk o.a. bij het onweerkoor (Sind Blitze und [moet zijn: sind] Donner 2de helft) de klank dier reusachtige menigte tot volkomen onhoorbaarheid in den dreun van het orgel, dat toch niet sterker geregistreerd bleek dan vroeger?
Wij hebben zulk tekort echter gaarne aangevuld uit onze herinnering en daarom kunnen wij nogmaals zeggen, dat een uitvoering der Matthaeus Passion altijd een evenement blijft. De heer Tierie verdient in ieder geval den dank van allen voor zijne artistieke leiding; wij willen één détail noemen uit de vele persoonlijke eigenaardigheden welke haar kenmerkten: het magnifieke crescendo en decrescendo van ‘Wahrlich dieser ist Gottes Sohn gewesen’ - waardoor hij die twee maten tot een machtig hoogtepunt wist op te voeren.