Bijdragen aan de Nieuwe Rotterdamsche Courant (september 1910-mei 1911)
(2017)–Matthijs Vermeulen– Auteursrechtelijk beschermdCasals - RöntgenToen in November van het vorig jaar hier onder Mengelberg de allereerste uitvoering plaats vond van Emanuel Moors rhapsodie, heette deze zijn pas voltooide werk (110) en nu brengt ons Pablo Casals een suite genummerd 118! Is dit getal een drukfout, of heeft men hier te doen met eene wonderbaarlijke productiviteit? Bij deze verrassing bleef het echter niet, want onder het luisteren naar dit jongste werk, doken er andere gedaanten op in den beeldenspiegel onzer fantasie, dan wij van Moor gewoon zijn: contemplatieve figuren met stille weemoedsoogen, mystieke engelen van Middeneeuwsche devotie, gracie en innigheid. Bij het hooren van een nieuw werk is 't eerste, dunkt mij, wat men doet: het zoeken naar een aanknoopingspunt in het verleden of tegenwoordige, het vinden der geestverwantschap met de cultuur van vroeger, van nu of straks. Het nieuwe werk van Moor herinnert noch aan hem zelf, noch aan Beethoven, Wagner of een der modernen, wie het ook zij. 't Sentiment, waarmee deze muziek is oversprenkeld, bestaat maar bij een, uit het heel ver verleden, en 't is er haast eene renaissance van, zooals Maeterlinck Ruysbroeck deed herleven: de groote geest van Josquin de Pres. De lieflijke melodieën uit het Andante stijgen licht verlangend en dalen zacht berustend, met passielooze innigheid, als men kent uit de Cantilenes van Josquin, of wat ongeveer hetzelfde is: uit Gregoriaansche hymnes met eenerlei diatoniek en onbewogen harmonische eenvormigheid. Dit spreekt ook [in] het tweede thema der finale. Het is verbazingwekkend voor wie Moor kende uit zijn andere werken. Nergens concipieerde hij zoo klaar, nergens bleef de tonaliteit (C groot) zoo duidelijk en geen zijner vorige composities klinkt zoo vloeiend en welluidend. Doch bovenstaande parallel tusschen Moor en Josquin beschouwe men niet als absolute reminiscentie! Het is slechts een pogen om de karakteristieke stemming dezer muziek even te doen weerklinken. De Suite heeft bovendien nog eene andere eigenaardigheid: alles is geconcentreerd op violoncel; de piano telt nauwelijks mee, zij geeft doorloopend simpele accoorden (met een lichte uitzondering voor het slotdeel), hier en daar de harmonie toelichtend, of, wat maar zelden noodig is, verduidelijkend. Het is eene muziek, welke ons Emanuel Moor zeer sympathiek maakte en waarmee Casals - wij zijn hem dankbaar voor deze reproductie - zijne hoorders tot enthousiasme voerde, zelfs veel meer dan met de lieve eerste Sonate van Bach. Het is jammer dat men bij de cello niet spreken kan van een chanterelle. Wat ‘zingt’ het instrument van Casals! Ziehier de la musique avant tout. Alles wordt melodische klank. Bij climaxen stuwt niet het gevoel de expressie b.v., daarvoor is Casals te innerlijk. Dan rijst de klank tot voller intensiteit: ‘Muziek roept van een ziel muziek weer los’; zooals een dichter zegt.Ga naar voetnoot1 Röntgen begeleidde den kunstenaar stemmig en teruggetrokken. In de pianosoli hoorde men pas den machtigen virtuoos, vooral in de rhapsodie (op 79 no. 2) van Brahms, meesterlijk gespeeld. |
|